surtout quand il faut paj'er une redevance, si petite qu'elle soit. Qui les a comptés, et cóté du couipte oii est le controle? Acceptons pourtant te chiffre; voilé, les hommes, il s'agit maintenant de leur trouver un lieu bien défini et un but eommun qui puissent être un motif d'alarme. Vainement cherche-t-ondéji dans les unions le dissentiment se glisse entre les individus; il em pire d'union ii union, et une entente entre toutes les unions est une idee trop extravagante pour s'y arrêter. Ainsi s'effacent, quand on s'en ap- proche, les fantómes dont s'effralent les imagina tions crédules. La oü i'on rêvait une force de cohesion redoutable, c'est l'éparpillement qui règne" En is dit al waar van de Engelsche arbeidersvereenigingen, die althans door natio naliteit en denkwijze zoovele gemeenschappelijke belangen hebben, hoeveel te minder kracht nog zal eene algemeene vereeniging van arbeiders uit alle landen der wereld kunnen uitoefenen! .41 Met de aanneming der beide wetten aangaande de spoorwegaansluitingen te Rotterdam en te Amsterdam wensch ik u van harte geluk, al gaan ze Leiden niet direct aan, al was 't maar omdat het over en weer praten en rapportee ren daarover nu, naar ik hoop, voor goed afge- loopen is. Het amendement Viruly en Blom op de Rotterdamsóhe wet, dat met zulk een verplet terende meerderheid is verworpen, heb ik te Rotterdam door aesthetisch zeer ontwikkelde personen hooren toeschrijven aan de zucht om de sehoone havens en het prachtig uitzicht op de rivier voor een smaakbedervende overbrugging te bewaren, en indien dat werkelijk de be doeling der voorstellers geweest is, dan spijt het mij dat de Kamer zich zoo weinig schoon- heidslievend getoond heeft. De heer Blussé had echter een andere uitlegging van het amendement: hij zag daarin eene poging om het oude stapel recht in 't leven te houden, en beriep zich tegen over Rotterdam op het andere recht van Dor drecht, dat, zooals Ge U uit uwe vroegste jeugd zult herinneren, in 1015 door den een of anderen Dirk (ik geloof den IIIden) werd gesticht. In deze veronderstelling acht ik het vergeeflijk, dat de Kamer zich niet met de „exploded notions" van de twee Rotterdamsche afgevaardigden heeft willen inlaten. In de discussie over de Amsterdam- sclie spoorwegverbinding heeft mij de roerende eenstemmigheid getroffen, waarmede Thorbecke, Heemskerk en Fock de wet verdedigden. Wij zijn in de laatste jaren zoo weinig gewend aan on persoonlijke discussion in,de Kamer; de namen der leden zijn voor ons zoo vast en onveranderlijk ...in enkele afgesloten groepjes verdeeld, die elk den naam dragen van een bepaald persoon, welke persoon dan weer een beginsel heet te vertegen woordigen, dat het een ware verlustiging mag heeten twee zulke oude vrienden als Thorbecke en Heemskerk Az. weer eens aan dezelfde zijde geschaard te zien. Misschien herinnert Ge U dat ik bij het optreden van het ministerie Fock- Van Bosse de hoop uitdrukte, dat dit eindelijk een afdoenings-uiinislerie zou blijken te zijn, dat er vele goede wetten zouden voorgesteld en aangenomen worden, dat men niet meer in dien bodemloozen poel van hatelijkheden, uitval len, recriminatiën zou verdwalen, waarin wij zoo lang verzonken zijn geweest. Wat de eerste helft van dien wensch betreft, moeten wij de toe komst nog niet zoete hope te gemoet zienvan de voornaamste wetten in 't afgeloopen jaar kan men de twee belangrijkste, de afschaffing van 't dagbladzegel en die der octrooien, eerder een ne gatieve dan een positieve verdienste van het mi nisterie noemen; de ingediende agrarische Wet, die op het Hooger Onderwijs, de toegezegde gewijzigde Armenwet, eene nog niet toegezegde Schutterij wet, ziedaar het positieve dat wij nog mogen verwachten. Gelukkigdatalthansde tweede ■wensch dieu ik koesterde al meer en meer schijnt ■vervuld te zullen worden, en dat de toon der discussiën over de zegelafschaffing, over de afschaf fing der octrooien, over de spoorwegverbindingen .--zeer gunstig afsteekt bij hetgeen wij in de laatste tien jaren gehoord hebben. Een zware proef zal de Kamer in dit opzicht nog te hebben doorstaan - bij de behandeling der z. g. agrarische Wet, de -S eerste waarbij een politiek beginsel (of wat bij „ij ons daarvoor doorgaat) op den voorgrond treedt. Ik beken zeer nieuwsgierig te zijn, hoe dan de B redevoeringen van voor- en tegenstanders der Wet zullen klinken. Als elke partij bij die gele genheid het ernstige voornemen heeft om bij de andere geen nevenbedoelingen of kwade trouw te veronderstellen (of althans te toonen, hetgeen in foro parlementario hetzelfde is), dan kan voor eerst de discussie veel bekort worden en zal ten tweede het onderzoek er oneindig bij winnen. Maar is dat een Amsterdamsche brief! hoor ik I U zeggen. Nu een andermaal zal ik wat beter I voet bij stuk houden. Voor heden basta! tt. Q. N. Revue ties Deux-Mouiles van 15 Juni 1869. Rechtsgeding tegen Jacob De "Vletter. PROVINCIAAL GERECHTSHOF VAN ZUID-HOLLAND. Jhr. Mr. f. w. a, beelaerts van blokland, waarucmeud President. Zitting van Donderdag 1 Juli. Heden is liet geding voortgezet met het ver hoor van den beschuldigde door den voorzitter. Uitvoerig trachtte besch. aan te toonen, dat hij steeds bewezen heeft, het gezag te willen eerbiedi gen; maar, waar hij meende dat dit gezag zijne bevoegdheid te buiten ging, hierop te moeten wijzen. Hij herinnerde, dat de volksmenigte hem in de bewuste avonden gevolgd was, waardoor hij verplicht was geweest bij den commissaris van politie zijn toevlucht te nemen. Daar wilde men hem echter houden, en daarom riep hij toen het volk op om hem te verlossen. De woorden door hem tot de volksmenigte later gericht, waren eene aansporing om rustig naar huis te gaan, hetgeen zij ook gedaan heeft. Besch. eindigt met de verklaring, dat zijn ge weten hem geheel vrijpleit van eenige verwant schap tot de treurige gebeurtenissen in de laatste dagen van Oclober. Daarna nam de adv.-gen. het woord. In een uitvoerig requisitoir toonde hij uit de verschil lende verklaringen der getuigen aan, dat hier werkelijk besch. zich had schuldig gemaakt aan datgene wat hem ten laste is gelegen. Hij nam ten slotte zijn requisitoir op grond van de artt. 209, 210, 214, 217, 52, 36, van hetWetb. van Strafr., art. 2 der wet van 29 Juni 1854 (Stbl. n". 102) en artt. 207, 206 van het Wetb. van Strafv.dat besch. door het Hof zal worden schuldig verklaard aan het door redenen in open bare plaatsen gevoerd en door gedrukte geschrif ten opzetten tot wederspannigheid, die daarop is gepleegd door meer dan twintig gewapende personen, en medeplichtigheid aan de misdaad van aantasting, gewelddadigen en feitelijken we derstand jegens bedienende beambten, handelende ter uitvoering der wetten en der bevelen van het openbaar gezag, gepleegd door meer dan twintig gewapende personen, door de ingezetenen tot het begaan van die misdaad door beloften te hebben uitgelokt en opgeruid door aanspraken in het openbaar ten aanhoore van eene verza meling van personen gehouden, en veroordeeling van den besch. tot tuchthuisstraf van 515 jaren en in de kosten van het rechtsgeding des noods bij lijfsdwang op hem te verhalen. Daarop volgde het eerste gedeelte der verde diging door den heer Mr. J. J. Bergsma, (die he den zijne pleitrede heeft voortgezet). INGEZONDEN. Mijnheer de Redacteur! Ik verblijd mij, dat uw Dagblad in grooteren vorm uitkomt; er zal nu wel plaats zijn voor het volgende Voor vele jaren leverden de ingelanden der Nieuwsteeg, Salomonsteeg, Heerensteeg, Kloksteeg enz. hunne klachten in Mr. Siegenbeek was als- toen nog burgemeester dat hunne woningen verpest werden door de rottende dierlijke stoffen, vergaderd door den slachter Biben, achter zijn slachthuis in de Heerensteeg. Het Bestuur nam niet alleen de klacht aan, maar die mest vaalten in het meest bewoonde deel der stad, zonder toestemming gehouden, moesten opruimen. Desniettegenstaande bleven zij gedurende jaren. Andermaal komen de ingelanden op, gesteund door professor Boogaard, nu Biben vraagt, na jaren onwettig mestvaalten te hebben gehouden, gedekt met de toestemming des Bestuurs, ze te mogen houden, en toch de mestvaalten blijven. En nu in de laatste dagen is de lucht zoo ver pest, dat zulks niet anders dan' nadeelig voor de gezondheid der ingelanden zijn kan. Wat moeten nu dezen doen 7 Waarom wordt niet verboden aan de slach ters in het midden der stad aan te leggen en te houden magazijnen van rottende dierlijke stoffen, die de lucht zeer verpesten BUITENLAND. Spanje. Prim heeft in de Cortes den heer Orense ge antwoord, dat de ministerieele crisis eene weinig politieke oorzaak had, maar dat eenige ministers wenschen rust te nemen. Hij erkende ongelijk (e hebben gehad in zijne tegenspraak aan den heer Figuerola betreflende eene onbeduidende persoonlijke quaestie. De minister Zorilla heeft in de Cortes ver klaard, dat de regeering met genoegen zal zien, dat de vertegenwoordiging op het budget van uitgaven zooveel mogelijk bezuinigt; maar de vergunning om den openbaren dienst voorloopig op den bestaanden voet in stand te houden, is noodig, indien de Cortes hare zitting tot October a. s zouden verdagen. De minister Topete heeft, in antwoord op eene verklaring van den heer Orense, gezegd, dat het vreemd is, dat er van de republiek gesproken wordt, terwijl de meerderheid den monarchalen regeeringsvorm heeft gekozen en de regent den monarch vertegenwoordigt. I>uitsclilaii<t. De Staatsanzeiger deelt eene koninklijke kabi- netsorde mede, waarbij Von Bismarck gedurende eenige maanden ontslagen wordt vau het praesi- dium van het ministerie en waarbij hij wordt vrijgesteld van het bijwonen van den minister raad. De heer Von Bismarck is naar Varzin ver trokken. dag-eland. Naar aanleiding van de hartelijke ontvangst, die der koningin bij eene ter eere van den on derkoning van Egypte gehouden wapenschou wing ten deel viel van de zijde van het publiek, zegt de Globe, dat, „indien H. M. zich eenige malen meer in het openbaar vertoonde, de uiee- ningen spoedig zouden blijken juist te zijn van hen, die met ons steeds hebben beweerd, dat de verzekeringen geheel valsch zijn, volgens welke bij de groote meerderheid der natie de konings gezindheid zou verminderen en eene begeerte ontstaan naar democratische instellingen." De lords Grey en Russell voerden in het hoo- gerhuis het woord voordat de discussie over de afzonderlijke artikelen van de lersche kerkwet begon. Westbury, de bisschop van Oxford en de aartsbisschop van Canterbury keurden de secu larisatie af en verlangden, dat de kerkelijke goe deren verdeeld zullen worden onder de verschil lende kerkgenootschappen in plaats van ze be schikbaar te stellen voor weldadige doeleinden. Art. 1 werd aangenomen. De aarstbisschop van Canterbury stelde een amendement voor op art. 2, volgens welk amendement de lersche staats kerk eerst in 1872 zou worden opgeheven. Niet tegenstaande de tegenspraak van Granville werd dit amendement aangenomen met 130 tegen 74 stemmen. Art. 3 werd ook geamendeerd, in dezen zin, dat de commissarissen (voor het beheer dei- kerkelijke goederen) moeten behooren tot de staatskerk en werd daarna, evenals de artt. 4 tot 10 aangenomen. Op een ministerieel banket in Mansion-House heeft de heer Gladstone gezegd, dat de regeering in het Hoogerhuis de Lords in hunne amende menten op de lersche Kerkwet zal tegemoetko men, maar dat de opheffing der staatskerk in Ierland, met gelijktijdige opheffing der dotatie en aanwending van het surplus der kerkelijke fond sen voor andere dan godsdienstige doeleinden, de grondslag van het ontwerp uitmaakt en eene dui delijke, niet te vergeten overeenkomst tusschen de regeering en de natie is. Blijkens den staat der ontvangsten over het af geloopen kwartaal is de opbrengst der douane met 62,000 pd. st., der accijnzen met 114,000 pd. st., van het zegel ook met 114,000 pd. St., en dat der inkomsten-belasting met 220,000 pd. st. vermeer derd, terwijl de opbrengst der gewone belasting met 46,000 pd. st. is verminderd. De vermeerde ring van het totaalcijfer der ontvangsten bedraagt alzoo 563,041 pd. st. Fi-ankryk. Na atloop der zitting tot onderzoek der geloofs brieven, wacht men hier vau regeeringswege eene hervorming in liberalen zin van de grond slagen der constitutie; dit gerucht brengt men in verband met de beweerde samenkomsten van de HH. Rouher en Emile de Gerardin. Maar de verspreiding van dergelijke tijdingen en ziens wijzen is hier zoo a Tod re du jour, dat men wel doet ze slechts onder het grootste voorbe houd aan te nemen. Dit alleen staat vast, dat de verhouding tus schen den minister van staat, Rouher, en den heer Schneider, president van bet wetgevend lichaam, meer gespannen is dan ooit. De heer Rouher is zich overigens zelf bewust, dat zijne positie verre van onbedreigd is; in elk geval ontbreekt het niet aan candidaten, die den door hem te verlaten zetel verlangen in te nemen, hoeveel onaangenaams met dien zetel blijkt te zijn verbonden; De Persigny o. a. schijnt onver moeibaar te zijn en heeft nu weder de aandacht op zich gevestigd door den keizer eene memorie van vijf of zes pagina's te doen toekomen. Onder de verkiezingen, tegen wier geldigheid het gouvernement zich met kracht zal verklaren, behoort vooral die van den heer Gambetta, wien men zijne hoedanigheid van Franschman wil betwisten hoewel het van algemeene bekendheid is, dat zijn vader reeds genaturaliseerd was. TELEGRAMMEN. Parijs, 1 Juli. In het Wetgevend Lichaam zijn reeds vijftien verkiezingen geldig verklaard. De zitting duurt voort. Men verzekert dat Oli vier, Segris, Buffet en andere leden van de tiers parti S Juli eene interpellatie zullen voor- stellen over de noodzakelijkheid, om voldoening te geven aan de wenschen der bevolking, door haar op meer afdoende wijze te laten deelnemen aan het beheer harer belangen. De Khedive van Egypte is hedenavond, kwartier voor tienen, aangekomen. Eene groote menigte was op de been om hem te zien. Brest, 1 Juli. Hedenmiddag was de commu nicatie met de Great Eastern nog niet hersteld. Londen, 1 Juli. In het Hoogerhuis zijn de artt. 11 en 12 van de lersche kerkbill aange nomen. LAATSTE BERICHTEN. TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL. Zitting van Vrijdag 2 Juli. Interpellatie van den heer Van Sypestein no pens den toestand der Nederlandsche bezittingen ter Kuste van Guinea. De heer Van Sypestein wenscht gebruik te maken van de tegenwoordigheid van den minister vau koloniën, om verlof te verzoeken tot het richten eener vraag aan den minister, omtrent den toestand der Nederl. bezittingen ter Kuste van Guinea. De heer Van Sypestein zegt, na bekomen ver lof, dat zijne berichten juist, en de bron vrij ver trouwbaar is, het volgende zou hebben plaats gehad Den 20 Mei hebben eenige officieren van Z. M. stoomschip de Amstel verzocht aan den kominan- dant om met eene sloep een tocht op de reede heen en weder te mogen maken. De 1= officier verkreeg daartoe verlof, nam nog een auder offi cier en onderofficier benevens 8 matrozen met zich mede. Alzoo op en neervarende merkte de wachthebbende matroos dat de sloep naar den wal stevende en dat de bemanning door een hoop negers omringd en gevangen genomen werd. Sprekers berichtgever meldt hem niet of po gingen werden aangewend om die gevangen ge nomen manschappen te ontzetten, wel meldt men hem, dat de eerste officier, de andere officier en de onderofficier op gruwelijke wijze zijn vermoord en dat er pogingen zijn aangewend om op wel willende wijze de 8 matrozen terug te erlangen. Het is juist omdat Spr. niet weet of zijn bericht geheel betrouwbaar is, dat hij tot het geheele Ministerie de vraag richt of die berichten juist zijn en zoo ja, welke bijzonderheden aan de re geering deswege bekend zijn? Nadat de minister van koloniën eerst geaut- woord had, dat, daar die vraag gerigt is aan het geheele Ministerie en op dit oogenblik slechts twee leden tegenwoordig waren, hij die vraag nu niet kan beantwoorden, en de heer v. Sijpestein daarop zijn vraag alleen tot den min. v. kol. heeft gericht zegt deze, dat hij het bericht, waarop spr. doelt heeft ontvangen, dat hij het eerst nog eens wil inzien en vraagt alzoo dat de Kamer hem na de pauze in de gelegenheid zal stellen om de vraag te beantwoorden. Aldus wordt be sloten. Daarna is aan de orde de voortzetting der be raadslaging over het wetsontwerp tot regeling van het onderwijs bij de Militaire Akademie en wel eerst over art. 1. Waarop door den heer v. Sijpestein eeii amen dement is voorgesteld luidende: De koninklijke militaire akademie is bestemd 1°. tot het opleiden tot officieren voor alle wa pens bij het leger, hetzij hier te lande, hetzij in de kolonie eu bezittingen van het Rijk in andere werelddeelen 2°. als applicatie-school tot het voortzetten der studiën a. van alle kadetten der artillerie en geuie, welke voldaan hebbende aan het eindexamen bedoeld bij art. 10 dezer wet, tot 2dtn luitenant (vaandrig) zijn benoemd. b. van zoodanige kadetten der infanterie en ca valerie, bestemd voor den dienst in de koloniën, welke voldaan hebbende aan het bovenbedoeld eindexamen, tol 2dcn luitenant (vaandrig) zijn be noemd en door Ons worden aangewezen. Dit amendement lokt uitvoerige discussiën uit. De discussie over de wet tot regeling van het onderwijs aan de militaire academie wordt voortgezet. Artikel 1 met de amendemen ten is afgehandeld. Vervolgens komen aan de orde de interpellatie-Sypestein over het feit ot een sloep met 2 officieren, 1 onderofficier en 8 matrozen aan de Kust van Guinea door negers is overvallen. De drie eersten zouden gedood, de overigeu gevangen genomen zijn. De minister van koloniën zegt, dat het bericht over 't alge meen juist is, maar dat van den moord der drie genoemde personen niets met zekerheid bekend is. Erzijn pogingen aangewend, om de manschappen terug te krijgen. Van onderscheidene zijden is nu bij den minister aangedrongen op het nemen van krachtige maatregelen. De regeering wacht echter nadere en meer stellige berichten af. Londen, 3U Junij. Het debat, Dingsdag in het Huis der Lords, bij liet behandeleu in commissie van de lersche staatskerk-wet. gevoerd,geelt reden le vreezen, dat het Hoogerhuis amendementen zal aannemen, welke het Huis der Gemeenten niet kan goedkeuren, zoodat, wanneer de door de lords geamendeerde wet, weder in het Lager huis komt, dit de wet zal verwerpen. Florence, 2 Juli. De commissie van enquête heeft hare werkzaamheden begonnen. Zij heeft Lobbia, Crispi en anderen gehoord.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1869 | | pagina 3