BUITENLAND.
ber zoo maar //but en blanc" steenen zal
werpen en zich zal begeven te midden van eene
ongeregelde bende, om dit aan te nemen,
moet bij zoo een persoon eenige aanleiding,
grond of beweegreden ondersteld worden. Hij
kan zich van een jongmensch dergelijke daad,
in onnadenkendheid begaan, verklaren, maar
niet van een man, zoo gunstig bekend als
Lohman.
Uit eene menigte bescheiden toonde pleiter
aan, dat de politie den berucbten nacht bepaald
in een abnormalen toestand verkeerde, en met
het oog daarop en op de verwondingen, die
zij toebrachten, vroeg hij, als in dien nacht
een menschenleven zoo weinig bij de politie
gold, wat bleef er dan over voor de vrijheid
van het individu Hoewel hij wildo aannemen,
dat de agenten voor zich zeiven meenen de
waarheid voor het hof te hebben gesproken,
heeft hij de gemoedelijke overtuiging, dat ze
niet wisten wat ze deden of zagen, of wat ze
niet of wel zagen; want, waar het z. i. zoo
onomstootelijk in dit proces bewezen is, dat de
besch. Buys in den bewusten avond of nacht
zijne woning niet heeft verlaten en dezelfde
agent, die onder eede verklaard heeft, dat hij
Buys had zien werken, dit ook van Lohman
opgegeven heeft, vroeg hij welke waarde
kunt gij aan die verklaringen hechten en moet
men dan niet zeggen, dat die man hoogst licht
vaardig te werk gaat
Nadat pleiter een betoog geleverd had over
den afstand, waarop de agenten hunne herken
ningen hadden gedaan, eindigde hij met de
opmerking, dat gelukkig voor Lohman nog een
art. 431 strafvord. daar is en pleiter gelooft,
dat van overtuigend bewijs geen sprake kan
zijn. Op al die gronden concludeert pleiter tot
vrijspraak.
Vervolgens droeg Mr. Van Randwijck de
verdediging voor van den Ssten, 9den en lOden
besch.
Mr. G. Belinfante, optredende voor den besch.
Buys, besprak het groote gewicht van het oproer.
Daarop kwam pleiter tot de oorzaken, die
z. i. tot het proces aanleiding hebben gegeven.
Hij handelde hierover breedvoerig en stelde
voorop, dat alles op gissingen berustte en be
paalde redenen van ontevredenheid niet verno
men waren. Het was wel niet tegen te spreken,
dat er geen goede geest tegen de politie heerschte,
maar waaruit sproot dit voort? Van waar dit
feit? Dit is daarin gelegen, antwoordde plei
ter, dat er geen regelen voor de politie bij de
wet zijn gesteld. Het volk ziet met arendsoogen
naar de handelingen der politie en ziet liefst in
iedere daad van een agent der politie eene aan
matiging; het volk wantrouwt de politie, omdat
dadelijk de vraag rijst: is zij daartoe bevoegd?
Dit zou niet zoo zijn, wanneer de rechten der.
politie nauwkeurig waren afgebakend.
Is er schuld bij de beschuldigden, dan heeft
de wetgever daarin ook zijn deel, die deze
quaestie tot den huidigen dag onaangeroerd
heeft gelaten.
Hierop hield pl. zich bezig met de ontzenu
wing van de aanklacht van den llden beschul
digde.
Zijne veroordeeling door het hof zou gelijk
staan met eene onfeilbaarverklaring van de Rot-
terdamsche politie.
Met warmte schetste pl. voorts wat er te wach
ten was van deze beschuldigden, wanneer zij
jaren in den kerker zullen moeten zuchten.
Ten slotte was het woord aan Mr. W. Thor-
becke, verdediger van den 12den besch. Ferwerda.
Pleiter komt tot het resultaat, dat, zoo eene
vergissing in dit geding had plaats gevonden,
het zeer zeker ten opzichte van dezen besch.
het geval was geweest. Spr. houdt er niet van
de getuigen te beknibbelen. Men deinst daarvoor
echter niet terug als men, zooals pleiter, de
vaste overtuiging bezit van de onschuld van
Ferwerda; pleiter toch heeft hem er nadrukke
lijk op gewezen om liever te bekennen, als hij
schuld had, daar dit wellicht een beteren in
vloed zou uitoefenen. Maar, zegt pleiter, indien
gij het ongekunsteld betoog, de welsprekende
en overtuigende wijze gehoord hadt, waarop
de besch. voor mij zijn onschuld bleef volhou
den, ik geloof E. G. A. heeren, dat u zoudt
wankelen om in deze eene veroordeeling uit te
sprekenook met het oog op de reeds meer
malen gebleken denkwijze van dit hof: liever
twee schuldigen te laten rondloopen dan een
onschuldige te veroordeelen.
De minister van binnenlandsche zaken heeft
bepaald, dat de verkiezing van een lid van de
Tweede Kamer der Staten-Generaal in het hoofd
kiesdistrict Boxmeer, ter vervulling der vaca
ture, ontstaau door het aannemen der benoe
ming tot griffier bij het kantongerecht to Box
meer door den heer H. C. F. Kerstens, zal
geschieden op Dinsdag 4 Mei aanstaande en
dat, zoo eene herstemming noodig is, deze zal
plaats hebben op Dinsdag 18 Mei daaraanvol
gende.
Z. M. heeft vergunning verleend aan J.
D. Anthony Stolte, te 's-Gravenhage, tot het
aannemen en dragen der versierselen van rid
der der orde van Karei III, hem door de
Spaansche regeering geschonkenden kapt.
H. Eilbracht, van het 7de reg. inf., op pensioen
goeteld en het bedrag van dat pensioen bepaald
op ƒ1598 'sjaars; benoemd bij hot late reg., tot
lsten luit. (naar ouderd. van rang) den 2den luit.
L. D. Laurense, van het korps; bij het 4de
reg., tot kapt. 3de kl. (naar ouderdom van rang)
den lsten luit. G. L. Sterk, van het reg. gren.
en jagers.
De Thermometer van Fahrenheit teekende
alhier Vrijdag des namiddags te 5 uren 59°,
Wind: Z. W., des avonds te 8 uren 50°, te 10
uren 48°. Zaterdag 's morgens te 5 uren 46°,
te 8 uren 48°, 's namiddags te 12 uren 53°, te
4 uren 53°.
Belqie. Do //Indépendance" van gisteren deelt
het volgende telegraphisch bericht mede uit Fra-
meriesDe oproermakers hebben heden steenen
geworpen naar den passagierstrein van Maubeuge
naar Bergen en gedreigd den tender te ver
nielen om de verdere passage van den trein
te beletten. Verder op, bij den viaduct, ston
den eenige groepen, wier dreigende houding
reden tot bezorgdheid gaf. Te Frameries liep
het gerucht dat er gewapende oproermakers
uit Jemmappes wareu aangekomen. Algemeen
verkeerde men in vrees.
Volgens particuliere mededeelingen is de
grève onder de werklieden op weg om gestild
te worden. Eene telegraphische dépêche uit Ber
gen meidt het volgendeDe nacht is zeer kalm
geweest. Er is ontspanning in den toestand. In
onderscheiden putten is de arbeid hervat. El
ders duurt de grève voort, maar zonder wan
ordelijkheden te veroorzaken, en beperkt tot
de plaatsen, waar zij uitgebroken is.
Duitschland. Het voorstel van de heeren
Twesten en Munster, betreffende de verant
woordelijke bondsministeriën, is, niettegenstaande
graaf Bismarck zich ten stelligste daartegen ver
klaarde, in den rijksdag met 111 tegen 100
stemmen aangenomen.
Engeland. De heer Newdegate heeft aan
het Lagerhuis de verwerping voorgesteld van de
bill op de staatskerk in Ierland. Hij zeide onder
anderen, dat het beter ware de bill in comité
te behandelen wanneer de katholieke geeste
lijkheid invloed uitoefent in Ierland op de po
litiek van Engeland. Na eenige opmerkingen
van Disraeli werd het voorstel van den heer
Newdegate verworpen met 355 tegen 229 stem
men.
Spanje. Het voorstel tot afschaffing der dood
straf is door de Cortes met 112 tegen 62 stem
men verworpen.
Een der afgevaardigden heefc gevraagd, waarom
Frankrijk op zijne grenzen cle bijeenkomst en
organisatie van Carlisten en Isabellisten duldt,
alsmede: of de regeering stappen bij Frankrijk
heeft gedaan tot eerbiediging der tractaten. Dp
generaal Prim heeft hierop het bestaan vu
eenige groepen Carlisten, niet Isabellisten,
kend, doch de Fransche regeering, zeide k,
handelt ten hunnen aanzien als vroeger meti-
liberalen, en de betrekkingen van het uitvo;
rend gezag met Frankrijk zijn zeer hartelijk.
Griekenland. De heer Rhangabé is uit Pa
rijs te Athene teruggekeerd.
Rtjmenie. In eene drukkerij te Buchares1
is eene proclamatie ontdekt, welke in de Turk
sche taal gesteld en aan de Turken en Bulga
ren gericht is. Zij is onderteekend door Bul
gaarsche hoofden in den Balkan. De minister
van binnenlandsche zaken heeft verder onder
zoek bevolen en kennis van de ontdekking ge
geven aan het Turksche bestuur van Rutschuk
INGEZONDEN.
Plan van zekere Levensverzekering voor het geval
tot de ontbinding van hel Uilkeerings- en Kans-
fonds gevestigd te Leiden, mogt
worden besloten.
Wanneer 1000 personen oud 22 jaren ieder
jaarlijks contribueren 22.67 dan kunnen de
530 overblijvenden op 60 jarigen ouderdom een
zuiver pensioen verkrijgen van ƒ300.'sjaars
en wanneer zij bovendien ieder jaarlijks ƒ9.70
premie van wederverzekering betalen dan kun
nen de 470 afstervenden eerstgemelde contributie
met rente op rente terug bekomen, dat is voor
het 23c jaar met 23.60 en in het laatst van
het 59c jaar met 2027.
Een Deelhebber in het kansfonds die in 18(52
op gemelden ouderdom in de le Afdeeling één
Aandeel heeft genomen kan alzoo met 39 cents
'sjaars meerder te betalen op 60 jarigen ouder
dom een zuiver pensioen van 100.erlangen;
komt hij in 1869 of op zijn 29e jaar te sterven
verkrijgen zijne erfgenamen 72.70 en sterft hij
af in bet 59e jaar 675.90, overigens voor meer
dere Aaudeelen of gelijke contributiën dezelfde
voordeelen.
Wanneer 1000 personen oud 40 jaren ieder
jaarlijks contribueren 78.52 dan kunnen de
overblijvenden op 60 jarigen leeftijd mede een
zuiver pensioen van 300.'sjaars bekomen
en betalen zij bovendien ieder jaarlijks 22.07
kunnen de 346 afstervenden terug erlangen vóór
het 41e jaar ƒ81.70 en in het laatst van het
59c jaar 2432.70.
Een Deelhebber in gemeld kansfonds die in
1862 op gelijken ouderdom één Aandeel heeft
genomen in de le Afdeeling kan dus met ƒ1.40
per jaar te suppleren op 60 jarigen leeftijd een
zuiver pensioen bekomen van ƒ60.of in 1869
of op zijn 47e jaar komende te sterven voor
zijne Erfgenamen erlangen 150.40 en sterft hij
in het 59e jaar af ƒ486.20 en voor meerdere
Aandeelen of gelijke contributiën naar rato.
Deze voorbeelden berusten op specifieke be
rekeningen welke bezwaarlijk kunnen worden
wederlegd zonder de sterftetafelen door het
Ministerie van Binnenlandsche Zaken op deD
voorgrond gesteld mede te verwerpen.
Ook kan aan dit plan verbonden worden da
delijk ingaande Lijfrenten, bij voorbeeld:
Een Deelhebber in meergemeld kansfonda
die in 1862 op 52 jarigen ouderdom tot beko
ming van een onzeker en een onzuiver pensioen
voor 6 Aandeelen heeft deelgenomen en daar
voor gedurende 8 jaren betaald heeft 1589.76
zonder het minste vooruitzigt vooreerst nog ge
pensioneerd te zullen kunnen worden kan voor
die contributiën in 1870 of op 60 jarigen ouder
dom eene lijfrente van p/m. 150.'sjaars