N". 2752.
Vrijdag
A". 1869,,:
29 Januari.
LEIDSCH
ji-, .'•if
Jf
IPS
AGBLAD
PRIJS DEZER COURANT.
Voor Leiden, per 3 maanden8.00.
O Oï
Franco per post
Afzonderlijke Noraraersn
ileze Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van Zon- en Feestdagenuitgegeven.
PRIJS DER ADVERTENTIES.
Van 1-6 regels f 0.75iedere regel meerf 0.126
Geboorte-, huwelijks- en doodberichten van
1-4 regels 0.90 iedere regel meer0.15
BINNENLAND.
LEIDEN, 28 Januari.
liet Haagsehe Dagblad zich heden tegen de
beschuldigingen verdedigende, gisteren door ons
uit de Arnhemsche Courant overgenomen, blijft
volhouden dat de accijns op het gedistilleerd,
hoewel de opbrengst jaarlijks toeneemt, zijn
uiterste grens heeft bereikt.
De opbrengst van drie jaren vergelijkt het
Dagblad daarom met elkander: //in 1866", zoo zegt
ketl//was de toename der opbrengst ƒ3,063,250,
iu 1867 nog slechts 986,570 en in 1868 niet
meer dan ƒ69,478."
Het Dagblad vergeet echter te zeggen, dat
de belangrijke toename in 1S66 een gevolg is
van de verhooging der belasting van 35 op
ƒ50 per vat sedert 1 Mei van dat jaar: de ver
gelijking van 1866 en 1867 bewijst dus niets:
voorts is door een ongelukkige druk -fout
de toename van het laatste jaar ƒ20,000 lager
gesteld dan zij werkelijk was: iu 1868 was de
opbrengst toch ƒ89,478 hooger dan in 1867.
Van liet geheele betoog, aan die drie jaren
ontleend, blijft dus niets anders over, dan het
bewijs dat in 1868 de opbrengst wel nog hoo
ger is geweest dan in 1867, maar niet zoo veel
verschilt met die van het vorige jaar, als in
1867.
En omdat nu die opbrengst steeds klimmende
blijft en de verhooging door den minister voor
gesteld van 3 per vat zeer gering is, is het
zoo goed als zeker, dat hieruit een equivalent
voor de afschaffing van het zegel zal gevonden
worden.
Wanneer men gelijksoortige voorwerpen naast
elkander ziet geplaatst, of gelijksoortige^ onder
werpen hoort behandelen of bezingen, voelt men
zich als onwillekeurig tot vergelijking genoopt.
Zoo ging het ons ook gisterenavond toen we
Ten Kate, die voor een uitgelezen publiek in
de Stads-Gehoorzaal was opgetreden, een gedeelte
zijner //Planeten" hoorden voordragen. Zijne
//Schepping" toch lag ons nog te versch in het
geheugen, en de //Planeten" kunnen er te zeer
als een pendant van worden aangemerkt, dan
dat als 't ware bij iederen zang, neen, zelfs bij
ieder tafereel en bij iederen regel onze herin
nering ons geen parten speelde, en zich de vraag
aan ous opdeed//wat is nu schooner dit of
dat?" Wij zullen die vraag niet beantwoorden.
De voorkeur, die men bij de beoordeeling van
gelijksoortige zaken aan de eene boven de an
dere geeft, ia meestel zóo subjectief, dat zij ons
niet tot richtsnoer bij de beoordeeling van dit,
weder zoo voortreffelijk voortbrengsel van Ten
Kates dichterlijk genie strekken mag. Veeleer
zeggen wijTen Kates //Schepping" en zijne
//Planeten" vormen een onafscheidelijk geheel;
wie het eene heeft gehoord moet noodwendig
het andere booren; wie het eene zonder het an
dere bezit, heeft slechts de helft van een ondeel
baar geheel.
Na eene korte inleiding, waarin spreker tevens
de aanleiding tot zijn gedicht ontvouwde, en
die voornamelijk zijn grond had gevonden in de
veelmaals gemaakte opmerking van de dwaasheid
der onderstelling dat om de aarde, als middel
punt der schepping, het overige in het heelal,
en dus ook de planeten, zouden bestaan, - schetste
hij in een allerliefst tafereel, vol zangerigen gloed
en liefelijken eenvoud, den uittocht des dich
ters van de moeder-aarde, om zijne hoorders
verbeelding mee te voeren beurtelings naar
de planeten: Uranus, Saturnus, J upiter,
de Asteroïden en Mars.
Wij wagen het niet hem in zijne vaak stoute
vlucht te volgen, waar bij met dichterlijken
gloed en bezieling ons beurtelings al het on
herbergzame schildert dat deze planeten, waren
zij door God den mensch tot verblijfplaats aan
gewezen, zouden opleveren, - genoeg zij het dat
wij ook hier weer den rijk-lom zijner gedachten
en den schoonen vorm, waarin bij die te klee-
den weet, hebben bewonderd, en, waar wij niet
alle bijzonderheden kunnen opsommen, toch ook
niet kunnen verzwijgen dat de schildering van
den storm bij Jupiter, dien storm waarbij
u de haren te berge rijzenvan den oorlog met
al zijne weecn en rampen bij Mars, ons bij
vernieuwing het genie deden waardeeren van
den man, wiens gedachten en pen voor de schil
dering ook der stoutste tafereelen niet terug
deinzen, en die ontegenzeglijk ook weder in
zijne //Planeten", voor zoover wij die hooren
mochten, voldingend heeft bewezen meester te
zijn van de taal en den vorm.
Mochten velen onzer stadgenooten hebben ver
zuimd deze eerste voordracht bij te wonen, wij
kunnen ze van heeler harte die der volgende
aanraden, daar, omdat de behandeling van ieder
planeet als 't ware op zich zelf staat, de kennis
making ook slechts met een gedeelte aan den
indruk van het geheel betrekkelijk weinig schaadt,
te meer daar wij durvem veronderstellen, dat,
daar de Planeten weldra in druk zullen ver
schijnen, men zich die zeker zal aanschaffen en
alzoo de lezing zal aanvullen wat bij het hooren
werd gemist.
Blijkens een staat over het verkeer en op
brengst van de kantoren van den rijkstelegraaf,
gedurende het jaar 1868, zijn verzonden 1,047,823
en ontvangen 1,064,673 berichten. De opbrengst
van het binnenlandsch verkeer was ƒ257,S45,295
en die Yan het internationaal verkeer ƒ168,208.28.
Uit Amsterdam wordt dd. 26 Jan. aan de
N. R. C. het volgende geschreven: Gisteren
avond had in het lokaal //Odeon" alhier eene
hoogst opmerkelijke vergadering plaats, bestaande
uit een aantal dames en hoeren, daartoe uitge-
noodigd door de heeren Mr. C. B. Labouchère,
professor A. E. J. Modderman, professor J. W.
Gunning, A. J. H. Van der Toorn en Mr. L.
A. A. Yan Wensen. De bijeenkomst had ten
doel het ontvangen en bespreken van eenige
mededeelingen over de zoogenaamde kleine-
kinderbewaarplaatsen, waarin te dezer stede niet
minder dan 6000 kinderen in ongeveer 300
inrichtingen worden bewaard. Nadat de heer
Labouchère haar met eene korte toespraak had
geopend, waarin hij op het gewicht wees om
in eene zoo eratige kwaal verbetering aan te
brengen, gaf hij het woord aan professor Mod
derman, lid der plaatselijke 'gezondheidscommis
sie alhier. Op zeer duidelijke wijze gat deze
verslag van een toestand, die het belangstellende
gehoor deed huiveren van afgrijzen. In bewaar-
kelders onder den beganen grond, in insteek
kamers, waar het veelal aan licht en lucht ont
breekt, ja, op vlieringen werden tal van kinderen,
gemiddeld van tusschen de 1 en 4 jaren, be
waard tegen 5, 10 a 15 cent per kind in de
week. Men heeft in lokalen van 8 vierkante el
er 85 bijeengevonden. Op de zoogenaamde ei
landen: Kattenburg, Oostenburg en Witten-
burg, die te zamen eene bevolking van 10,000
inwoners tellen, zijn 11 van die bewaarplaatsen,
waarvan slechts éen voldoet aan de zeer matige
eischen eener op 9 April 1S66 afgekondigde
gemeente-verordening, wier handhaving onder
de tegenwoordige omstandigheden wegens de
grootheid van het euvel onmogelijk blijkt, zon
der dat bij sluiting van bewaarplaatsen of
overbevolking op vele andere ontstaat öf de
kindertjes in de door ouders verlaten woning
aan verbranden en allerlei ongelukken worden
blootgesteld. In de slechtste dier inrichtingen
bevonden zich op eene ruimte van 4 vierkante
ellen, d. i. de plaats van een groot ledikant,
in plaats van 7 kinderen (bet maximum voor
die ruimte volgens de verordening) niet minder
dan 33 kinderen. Aan zitten of staan viel niet
te denken. De kinderen lagen als mieren op
en over elkander. De bewaarvrouw zat buiten
de deur, die op slot was, aardappelen te schil
len. Twee leden der gezondheidscommissie lieten
de deur ontsluiten en de vrouw wierp een
zestal kinderen als ballen uit het hok, om
eenige plaats voor een binnentredende te maken.
De zoo even vermelde beste der 11 bewaarplaat
sen, te zamen 4- a 500 kinderen bevattende,
voldeed aan de verordening, d. i. had licht,
lucht en ruimte genoeg (3 kubieke el lucht
wordt voor ieder kind vereischt), bevatte 24
kinderen, maar er was geen meubel in bet ver
trek dan do stoel der vrouw. De kinderen lagen
of zaten op den grond, maar hadden niets, zelfs
geen stuk speelgoed om zich mede bezig te
houden. De vrouw zeide, dat zij de kinderen
alleen bewaarde, maar ze niet bezig hield, om
dat zij te weinig geld ontving om hulpmidde
len daarvoor zich aan te schaffen. De eerstver-
melde inrichting is eerst onlangs, in 1868, op
geheven, de audere bestaan nog op dit oogen-
blik. In den regel worden de kinderen bewaard
van 8 uren 's morgens tot 9 a 10 uren 's avonds,
soms zelfs van 6 uren 's morgens tot 12 uren
's nachts. Na deze mededeeling, waaruit bleek
dat sinds het in 1864 uitgekomen werk van
Dr. Coronel, nog weinig verandering in den
treurigen toestand was gekomen en de plaatse
lijke besturen daartoe, trots den besten wil,
niet bij machte zijn geweest, opende de voor
zitter de beraadslagingen over middelen tot