N°. 2741. Zaterdag A0. 18691 16 Januari. BINNENLAND. LEIDSCH DAGBLAD PRIJS DEZER COURANT. Voor Leiden, per 3 maandenf 3.00. Franco per post3.85. Afzonderlijke Noramers0-10. ileze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagenuitgegeven. PRIJS DER ADVERTENTIEN. Van 1-6 regels 0.75iedere regel meerf 0.12k Geboorte-, huwelijks- en doodberichten van 1-4 regels 0.90 iedere regel meer0.15 LEIDEN, 15 Januari. De Oostersche quaestie, die plotseling opge- 1 komen, ook plotseling, naar men verwachtte, zou eindigen, geeft thans, wegens het voorgevallene in de eerste zitting der conferentie, tot allerlei, nietaeer vredelievende, beschouwingen aanleiding. Weinig had men vermoed, dat de Grieksche gevolmachtigde zich zoo weinig volgzaam daarbij zou toonen. Alle bezwaren, die tegen de confe rentie in den aanvang waren aangevoerd, waren van Turksche zijde afkomstig geweestom Grie kenland had men zich weinig bekreundwel deel den nu en dan enkele bladen mede, dat Rusland er op aandrong dat Griekenland ook een be- slissende stem op de conferentie zou hebben, maar het besluit was genomen om aan dit verlangen geen gehoor te geven, en. door de toestemming van alle partijen om aan het con gres deel te nemen, scheen deze quaestie geen moeilijkheden te zullen opleveren. Wel mochten de oningewijden het vreemd vinden, dat, waar twee mogendheden een geschil hebben, dat geschil zal bijgelegd worden in eene conferentie, waarin de eene partij eene beslis sende en de andere eene raadgevende stem heeft maar Griekenland behoorde nu eenmaal niet tot de mogendheden, die het Parijsche trac- taat van 1856 geteekend hadden, en het was alleen op grond van eene der bepalingen van dit tractaat, dat de mogendheden zich de Grieksch- Turksche quaestie aantrokken. Bij de eerste zitting der conferentie nu ver klaarde Griekenlands gevolmachtigde, de heer Rangabé, dat hij niet verkoos eenvoudig als adviseerend lid aan de conferentie deel te nemen. Enkele leden zijn, naar men zegt, zeer boos hierover geworden de Grieksche gevolmachtigde heeft nadere orders van zijne regeering gevraagd, maar welk antwoord hierop gekomen is, is nog niet bekend. Intusschen hebben de mogendheden besloten om de werkzaamheden der conferentie voort te zetten. Of deze nu echter eenig gevolg zullen hebben, mag met recht betwijfeld worden. Niet tegenstaande de afwezigheid van den Griekschen gevolmachtigde kunnen de mogendheden even goed als in zijne tegenwoordigheid een voorstel, overeenkomende met het Turksche ultimatum, formuleerendoen zij dit, en zijn zij allen, is Rusland vooral hierbij eenstemmig, dan kan Griekenland weten, wat het bij een eventueelen 1 oorlog te verwachten heeft. Maar zoo redenee- rende zou men met grond beweren kunnen, dat ook zonder conferentie de zaak tot een einde had kunnen gebracht worden. Eenigen verwachten nog dat de gisting, die, naar luid van een telegram, te Athene heerscht, meer nog dan de gezamenlijke mogendheden, wellicht de Grieksche regeering tot vredelievende in zichten zal brengen. Het gezonde deel der natie toch, zoo luidt een bericht, is zeer tegen een oorlog, die, naar alle waarschijnlijkheid, het land geldelijk zou ruïneeren. Bij de indiening der begrooting en ook later werd er hevige oppositie gevoerd tegen den mi nister van financiën, omdat de middelen dit jaar zooveel minder opbrachten dan vroeger; men beweerde dat de regeering in dezen nood moest voorzien, en men maakte er gebruik van om aan de laatste hervormingen in ons belastingstelsel de schuld te geven van deze verminderde op brengst. En wat blijkt thans Daar de totale opbrengst bij den minister nog niet bekend was, kon hij op de vraag daar omtrent in de Eerste Kamer voor eenige dagen gedaan, nog geen volledig juist antwoord geven, maar toch maakte hij reeds op het volgende opmerkzaam //Ik verwacht niet," zoo zeide de heer Van Bosse, //dat de opbrengst der middelen over de volle twaalf maanden van 1868 geheel aan de verwachting zal beantwoorden, die ik, op goede gronden, in Juni jl. daarvan koesterde. Maar de geachte spreker uit Zeeland herinnerde en daarop moet ik, het is reeds meermalen gezegd, nogmaals de aandacht v^ofcigen, dat die uitkomst alleen haren grond heeft in de buitengewoon lage opbrengst van het successierecht, waarvan de opbrengst altijd aleatoir is. Die belasting heeft in het afgeloopen jaar 1% millioen minder op gebracht dan in het vorige jaar. Daardoor ie het totaal der opbrengst beneden de raming ge bleven. Maar wanneer ik dit cijfer citeer, dan blijkt evenzeer dat de overige middelen in het jaar 1868 zeer zijn vooruitgegaan, want indien ik over eene belasting eene mindere opbrengst heb van omstreeks 1% millioen, en het totaal dan nog slechts 5 a 6 ton beneden de geheele raming blijft, dan bewijst dit dat de overige middelen in dat jaar 7 a 8 ton, bijna een mil lioen zijn vooruitgegaan en het dus aan bloot toevallige omstandigheden te wijten is, dat in dit jaar de gewone progressie niet te voorschijn treedt. Wanneer ik van eene gewone progressie in de opbrengst der belastingen heb gesproken, heb ik ook niet bedoeld, dat die progressie zoo wiskunstig zeker was, dat men in elk jaar het zelfde cijfer zou waarnemen; maar ik heb dit gemeend: trekt men de cijfers over een reeks van jaren te zamen, dan ziet men dat de toe neming van de opbrengst der middelen onge veer het cijfer bedraagt, waarop ik gewezen heb. En de heer Van Nispen heeft er reeds op ge wezen dat, niettegenstaande de afschaffing van vele belastingen, het cijfer van de opbrengst van de gewone inkomsten nog aanzienlijk hoo- ger is dan toen die afgeschafte belastingen nog bestonden." Terwijl in de Tweede Kamer de bezwaren tegen het middelbaar onderwijs de ondermijning van positief Christelijke beginselen betrof, heeft de heer Hartsen in de Eerste Kamer de vrees aan den dag gelegd, dat de hoogere burgerscho len, door de positieve, materieele strekking aan het technisch onderwijs eigen, eene gene ratie zouden doen ontstaan //zonder fantasie, zon der enthousiasme, en dus zonder nationalen zin." De heer Hartsen heeft zeker onder de leer lingen van de Leidsche hoogere burgerschool geen kennissen deze zouden hem dan wel ge zegd hebben, dat hun meeste werk thuis be staat in het leeren van Duitsche verzen. Eu deze kweeken toch fantasie aan, en ook en thousiasme: en dus volgens den heer Hart sen ook nationalen zin De conversie der Oostenrijksche schuld wekt uit den aard der zaak algemeen© belangstelling op. Een betrekkelijk groot deel van het Neder- landsch kapitaal is in Oostenrijksche fondsen belegd en wij meenen onzen lezers geen on dienst te doen met de mededeeling van het vol gend particulier schrijven uit Amsterdam, ge- dagteekend 13 Januari. //Door de bankiers alhier, die met de con versie zijn belast, is bij het Oostenrijksche gou vernement opnieuw aangedrongen op bespoe diging der toezending van een getal nieuwe- stukken, toereikend om de conversie voor alle soorten van effecten zoo spoedig mogelijk open te stellen. De conversie is wel is waarteWee- nen reeds geopend, echter meer pro forma, om dat er nog niet genoeg nieuwe stukken getee kend zijn om groote partijen te kunnen uitgeven, wat binnen acht dagen wel het geval zal wezen. Wat de opzending der stukken naar Weenen betreft, niemand zal die risico willen koopen of de kosten daarvan dragen, nu toch door het Oostenrijksche gouvernement eerstdaags gele genheid wordt gegeven kosteloos in Nederland te converteeren." (Arnh. Ct Men schrijft ons uit Boskoop dd. 14 Januari: Gisteren had hier de stemming plaats voor notabelen in deze gemeente volgens het nieuwe reglement voor de Ned. herv. kerk. Yan de 217 kiesgerechtigden hadden 184 hunne stemmen uitgebracht. Na de opneming der stemmen die met verschillende maar zeer ge spannen verwachting door vele gemeenteleden bijgewoond werd, bleek, dat al de candida- ten der naar vooruitgang in den godsdienst strevende richting met meerderheid van stem men als notabelen zijn benoemd. Yóor eenige weken, zoo meldt de Delftschc Courant, kwam een welgekleed vreemdeling bij een achtbaar ingezeten te Emmikhoven. Hij was ook zeer beschaafd in voorkomen, houding en manieren, en gaf eene korte inprovisatie van zijn levensloop, welke later bleek genoeg zaam geheel verdicht te zijn. Hij openbaarde zich echter werkelijk als een man van letteren en veel belezenheid, en ook ervaren in de antieke en gewone moderne talen. In het logement vernomen hebbende met welk een persoon hij te doen had, wendde hij voor van de orthodoxe richting te zijn, 'tgeen hem, zoo hij zeide, in zijn carrière bij 't mid delbaar onderwijs zeer bemoeilijkte. Hij wilde dus ten einde verdere gewetensbezwaren te ont gaan, naar 's-Hage om te solliciteeren naar eene letterkundige betrekking in Indië. Tot die reis

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1869 | | pagina 1