Rahi en zijne volgelingen uit hun Palladium verdreven hebben. Wij hadden een weg te passeeren van 5 a 6 palmen breedte, langs een riviertje, moeilijk te begaan, daar er dikwijls kaliesteenen of een boomstam over den weg lagen, zooals dit met woeste, wilde kampongwegen meer 't geval is. Hennequin hield zooveel mogelijk rechts van den weg aauvervolgens liet hij front maken, en terwijl hij hiermede nog bezig was, kwam er op eens een kerel, met eene 3 a 4 ellen lange lans, met loshangende haren en gebo gen hoofd op zijn peloton aanstormen. Dit, in stede van te vuren, drong voorwaartsmaar toen men bij den vent. gekomen was, had diens lans reeds iemand getroffen; het zakboekje, dat de gewonde dubbel toegevouwen op de borst droeg, \£as doorstoken en de punt der lans daarenboveu eenige duimen diep onder de rech ter tepel in de borst gedrongen. Nog een ander kwam voorwaarts, maar deze ontving 't volle salvoeen paar anderen, die onder de schietlijn van ons geweervuur binnen den muur op 't plein geschaard stonden, stort ten ook neder; nu werd de ingang gesloten en was het //sauve qui peut" voor allen, die daar binnen waren. De achterladers volgden den hoofdweg; door de snelle salvo's dezer vuur wapenen hield niets meer stand, en wij rukten allen achtereenvolgend binnen. De achterladers hebben den inlanders respect ingeboezemdze noemen dit geweer dan ook //bedil setang." Het huis van Ida Madeh Rahi was verlaten en werd zonder eenigen tegenweer door de onzen bezet. Men zegt dat het warme eten er nog op de tafel stond. De zoon van Ida Madeh Rahi was voor 't vaderlijk huis gesneuveld, op de plek, waar de lans-aanvallen hadden plaats gehad; zoomede de oom of broeder van 't ge noemde hoofd, die eigenlijk de man der mili taire operatiën was en als de hoofdaanvoerder der opgestane Balineezen moet beschouwd wor den, want Ida Madeh Rahi zelf is meer de staatkundige dan de militaire man der oproerige beweging. In een ommezien stond Ida Madeh Rahi's woning in brand, gelijk mede een aantal anderen op welke wijze dit evenwel geschiedde, is onbekend. Na een half uur rustens trokken we op naar Kali-Angit. De kampong was ont ruimd bij wijze van tuchtiging werd zij aan de vlammem prijsgegeven, waarop we naar Bandjar terugkeerden. Daar komende, sprong een man der landings divisie, die zich als een Balinees getooid had, onverhoeds voor den daghierop hoorde men van alle kanten 't geroep opgaan//daar zijn ze, daar zijn ze 1" De ontijdige grappenmaker moest zijne aardigheid met den dood bekoopen. Nu werden we in de nog overig gebleven wonin gen van Bandjar gelegerd; later echter had dit plaats op den along along. De huizen, welke nog overeind stonden, wer den zoo ongemerkt allen in de asch gelegd. We bleven den geheelen nacht onder de wapenen, omdat we eene hernieuwing van het in 1848 ondervondene vreesden; daar de onge rustheid groot was, vielen er van tijd tot tijd schoten op een denkbeeldigen vijand dit hield eene zekere spanning gaande, waarom we allen blijde waren toen we 't daglicht zagen aanbreken. In den nacht werden we driemalen gealar meerd; onder de inlanders liep 't praatje, dat Ida Madeh Rahi zulks had teweeggebracht; dat hij tweemaal in onze carrées was gedrongen, maar dat men hem den derden keer dood had zien wegdragen. Nu zegt men, dat wij Zondag naar Teboen- koes retourneeren, en wellicht aanstaanden Don derdag naar Batavia zullen worden ingescheept. Alles te zamen genomen moet ik zeggen, dat de Balineezen zoo gedemoraliseerd waren, dat wij meer eene militaire vertooning, eene tuch tiging dan eene expeditie volvoerd hebben dit mag echter niet van het 14de bataljon gezegd worden, dat van het begin tot 't einde alles heeft medegemaakt. De Balineezen hebben onze vuurwapenen leeren kennenhunne lans aan vallen namen telkens in getalsterkte en hevig heid ateen bewijs, dat hunue eigene wijze van krijgvoeren onder hen het krediet begon te verliezen. Het N. Bat. Handelsblad verneemt, dat de troepen, welke zich op Bali bevinden, daar zullen vertoeven, totdat eene benting in gereed heid gebracht zij, welke 150 manschappen kan bevatten, die onder 't bevel van een kapitein zullen gesteld worden. Latere berichten uit Bali vermelden, dat de radja van Mengoei, behalve 45 andere per sonen, ook de hoofdopstandelingen Ida Madeh Rahi, Ida Madeh Temoe, Hi Madeh en Ida Madeh Kaler gevangen heeft genomen en aan den controleur Schalk, die zich ter hunner ver volging van Djenbrana over Tabanan naar Men goei begeven had, overgeleverd. Al de gevangenen werden te Boeleleng ver wacht; Zr. Ms. stoomschip //Amsterdam" ver trekt derwaarts, om hen van daar af te halen. Het Nieuw Bat. Handelsblad bevat de volgende berichten uit Makassar: De vijandelijkheden in de Noorder-districten van Makassar blijven steeds voortduren en zul len wel niet ophouden zoolang het gouverne ment er niet toe kan besluiten, om met eene sterke macht de vijanden aan te tasten. Bij den aanvang der vijandelijkheden heeft men de zaak als een kinderspel beschouwdnu het ernstig is geworden, bestaat er geene mo gelijkheid meer, die met een kleine macht te bedwingen. Moord en doodslag op de publieke wegen in de binnenlanden zijn thans aan de orde van den dagdo benden van den bcruchten belha mel Kraëng Bonto-Bonto maken de wegen on veilig. Het blad voegt er bij, dat die ongunstige feiten weder hoofdzakelijk het gevolg zijn van het te zwak optreden van het gouvernement. YVij hopen, zoo schrijft het verder, dat de gun stige resultaten, op Bali verkregen, toen men eindelijk besloot tot krachtig handelen over te gaan, de regeering mogen aansporen, ook hier datzelfde zoo goede voetspoor in te slaan! Zoo doende zal men zich wellicht nog bij tijds vele moeilijkheden kunnen besparen. Door den gouverneur-generaal van Neder- landsch Indië zijn o. a. de volgende beschik kingen genomen Civiel Departement. Benoemd: tot adv. en proc. bij het hoogger. van Ned. Indië Mr. Ch. Schemering Reelfs; tot grifF. bij den landr. te Madioen de grift, bij den landr. te Ponorogo (Madioen) C. W. Doeve; tot pres. van de wees- en boedelk. te Soerabaya het lid van die kamer J. Th. P. Van Oordt; tot subst.-off. bij den raad van just, te Padang (Sumatra's Westkust) de subst.-griff. bij den raad van just, te Soera baya, Mr. L. H. E. Croes. Verleend: Een tweej. verlof naar Nederl., wegens ziekte, aan den raadsh. in het hoog gerechtshof van Ned. Indië, Mr. J. J. Van Angelbeek. Militair Departement. Bevorderd bij het wa pen der inf., tot kapiteins: bij het 1ste bat.de lste luit. E. P. Van der Swaagh, van het 11de; bij het 6de bat. de lste luit. A. Bardok, van het garn.bat. der Z.- en O.-afd. van Borneo; bij het 8ste bat. de lste luit. P. De Riemer, van dat bat.; bij het 13de bat. de lste luit. J. B. Mack, van het garn.-bat. van Sumatra's Westkust en onderhoorighedentot lste luite nants: de 2de luit. D. P. Bouman, plaatselijk adj. te Samarang, met bep. dat hij ook als zoo danig in zijue tegenw. betr. zal eontinueeren en bij het wapen der inf. zal blijven gevoerd a la suite; bij het 2de bat. de 2de luit. J. M. E. Van Swieten, van het bat.bij het 5de bat. de 2de luit. C. M. Slangen, van het bat.; bij het 8ste bat. de 2de luit. A. De Haas, van het 3de bat. bij het 9de bat. de 2de luit. A. C. Krak, van het 5de bat.bij het 12de bat. de 2de luits. H. J. Dauson, J. Geldorp en H. Gor ter, van het 3de en 10de bat. en van het korps bij het korps pupillen de 2de luit. W. H. Aus- sems, met bep. dat hij ook als zoodanig bij zijn wapen zal blijven gevoerd a la suite. Verleend: Een tweej. verlof naar Nederl. aan den kapit. der inf. Jhr. C. H. C. Flugi van Aspermont en aan deu kapit. der inf. A. L. Van Haai. Ontslagen: Op verzoek, eerv., uit Zr. Ms. mil. dienst, met behoud van recht op pensioen, de luitenant-kol. der artillerie F. W. E. Kuijpers; de kapitein der inf. J. K Scheltema. BUITENLAND. Duitscüland. Den 19den December is de zaak behandeld van Prof. Ewald uit Göttingen, die wegens een door hem gepubliceerde bro chure, vaD hoogverraad jegens den koning be schuldigd was. De advocaat Bensey trad voor den hoogleeraar op. De beschuldiging betrof ze kere uitdrukkingen in Ewalds brochure: //Lob des Königs und des Volkes". Hoogverraad jegens den koning is opzettelijke schending van den eer bied aan den koning verschuldigd. De misdaad wordt begaan wanneer 's kouings daden, bijv. eene oorlogsverklaring, het sluiten van verdragen, op oneerbiedige wijze besproken worden. Zoo had Prof. Ewald gezegd, dat Pruisen schandelijk den Duitschen bond vernield en een infaraen oorlog begonnen had, dat het den haat, die twee eeuwen tegen Oostenrijk bestaan had, heeft aangewakkerd, diefstal en roof gepleegd en onnoemelijke ellende veroorzaakt heeft. Ook zou Prof. Ewald hierbij iro nisch gesproken hebben over zekere woorden, door den koning gezegd tegen sommige deputatiën. De procureuz-generaal eischt twee maanden ge vangenis en veroordeeling in de kosten. Van de zijde der verdediging werd echter betoogd, dat hoogverraad jegens den koning alleen in daden, in eigenlijk gezegde injuria tegen den persoon des konings kon bestaan. En ten be wijze daarvan werd er op gewezen, dat Prui sen een constitutionneel land is, zoodat de blaam van regeeringsdaden nimmer den koning maar steeds den verantwoordelijken minister treft. De heer Bensey wees daarbij op Enge land; waarop, gelijk gebruikelijk is, door den advocaat der kroon geantwoord werd, dat de Pruisische constitutie juist op dat punt van de Eugelsche verschilde. Prof. Ewald heeft zelf slechts weinige woorden bij het pleidooi van zijn advocaat gevoegd en voornamelijk de hem ten laste gelegde ironie ontkend. Den 29sten zal uitspraak gedaan worden. Men verwacht stellig dat hij zal vrijgesproken worden. Beieren. In eene officieuze correspondentie wordt tevredenheid uitgedrukt over de rede van den minister Varnbühler bij gelegenheid der de batten over het adres. Daarbij wordt gezegd, dat de overeenstemming tusschen Beieren en Wurtemberg aangaande een offensief en defen sief verbond en het toltractaat eene nationale plicht was; voorts dat er ook voor't oogenblik geene aanleiding bestond om verder te gaan dat Pruisen ook geene pogingen in dien zin heeft aangewend en niets heeft te kennen ge geven, waaruit blijkt, dat het de grenzen, door het volkenrecht omschreven, zou willen over schrijden, terwijl toch de Zuid-Duitsche legers, in geval van conflict, met en voor Noord- Duitschland zullen zijn. Italië. Op het oogenblik dat de kroonprins en kroonprinses Vrijdag in den schouwburg te Palermo verschenen, werden door drie personen banieren met reactionaire opschriften in de zaal gebracht. Het publiek protesteerde daartegen met luide kreten vol geestdrift en geleidde na afloop der voorstelling het vorstelijk paar naar het koninklijk paleis.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1868 | | pagina 2