('s-Gravenhage) noemde //Buurtjes" eene niet slechte reproductie van Israels eerste liefde." De Kraamvrouw" van Burgers is minder goed geslaagd: er is affectatie en heel veel onwaar schijnlijk licht in. De //Wapensmidswerkplaats uit de 17de eeuw" van Lingeman mag niet onge noemd blijven teekening en kleur er van zijn zeer goed, maar ook hier vraagt men zich ver geefs rekenschap van de somberheid die over de figuren verspreid ligt. Als het type waartoe het realisme leiden kau, waartegen we reeds te velde trokken, be hoort een stukje van Yinke (Amsterdam), ge titeld Is er nog al meer (groote wasch)." In een vervelend onderaardsch verblijf, alleen met een paar oude jassen gestoffeerd, komt eene meid van de trappen met een bak goed. Kleur, licht en teekening ontbreken, de'gedachte staat duidelijker in den Catalogus. Yan denzelfden schilder is nog voorhanden samen naar de kerk" in denzelfden geest met eene poging tot sentimentaliteit. //Een huiselijk tafereel" van P. Oyens voorstellende eene familie op den grond, waarbij men zich op het eerste oogenblik we gens de zeilende meubels verbeeldt op een schip te zijn, behoort mede tot dit genre, waarvan nog wel meer te vinden is, en waarvoor we zoo gaarne eens een auto da fé zouden aan richten. Hebben wij intusschen ons te beklagen over de Hollandsche school waar sprake is van figu ren, van compositie, van stil leven, met zeker welgevallen zien wij de lange lijst van namen, die hunne meesterlijke zee- of IJ- of andere watergezichten inzonden. Gruijter Jr., Greive, Riegen, Springer, Yan Brakel, Bust, Hoffman, De Stuers, Nooteboom, Yerveer, Schipperus, allen wekken ze onze bewondering op en de schoone regels komen ons in de gedachte, waarmede Yan Lenuep, op zeker feest door kunstenaars gevierd, onze Hollandsche kunst be schreef. welig ook in 't koude Noord Als in 't bloemenkweekend Zuiden, bracht de Kunst haar vruchten voort. Maar in d'open lucht en't zonlicht leefde Griek en Italjaan. Helderscherp van kleur en omtrek, wijzen 't hun tafreelen aan; Bleeke verwen, samensmeltend in 't verflauwende verschiet, Zijn het, die ons land van neev'len aan het oog des kunstnaars biedt. Onder de landschappen ontbreekt het even min aan goede stukken. Over het geheel zou men er hetzelfde bij kunnen opmerken als het geen ons bij de zeegezichten trof. Onze schilders voelen zich in damp en nevel te huis en het is of wintergezichten en najaarstooneelen de voorkeur hebben. De zonnige weggetjes van Ter Maaten maken hier eene uitzondering op: daar is het warm en helder en hij beeft die dagen vastgehouden die, al zijn ze zeldzaam in ons land, er toch ook zijn en onze natuur zoo pi- quant kunnen doen uitkomen. Hij is echter nog niet de eenige, die het licht boven den nevel verkiest: om enkele voorbeelden te noemen wij zen wij op //een gezicht te Yelserend" van Men- des da Costa en een landschap met een water molen van Yan Wisselingh. Dit laatste kan wel niet licht genoemd worden, maar de scha duw daarin doet de aanwezigheid der zon voe len. //In de duinen bij Haarlem" van Yogel verplaatst ons met zijne breed© wolkschaduwen in de ruimte en de vrijheid. Bilders doet de najaarstinten voor uwe oogen tintelen. Wilt ge voorjaarsweelde genieten, sta dan eens lang stil voor dat stuk van Montgomery uit Ant werpen. De zwaluwen vliegen over het water, de lucht is dun, het is alles zoo vroolijk en levenwekkend, dat men zich voorstelt de vogelen te hooren zingen. Het is groen, ontzettend groen, maar zijn de lentedagen buiten dat ook niet? In zekere kleine zaal links hingen een paar stukken van Mesdag (Groningen), waarbij men verbaasd bleef stilstaan en vroeg wat dat be- teekende. Drie of vier groene en even zoovele j geelbruine strepen op een groot doek, en dat- zelfde nog eens herhaald, wordt in den catalo- gus genoemd //Gezicht te Brussel genomen uit la Bue van de Weijer," en dito; dito van kunst kan hier geene sprake zijn, er moet eene andere bedoeling achter schuilen, die wij niet door gronden of de man is waanzinnig. Onder de Zwitsersche landschappen vinden wij zeer schoone o. a. uit Dusseldorp, dat van Klein, //De Alpen bij Mürren", en van Hengsbach, //Monte-Bosa, in het dal van Ayas." Nog trokken ons onder de vreemde natuurtooneelen aan //het meer van Annecy" van Lapito, //het kasteel Montorgueil" van Ouvrié, beiden uit Parijs, en //het eiland Capri" van Metzuer uit Dusseldorp." Het is onmogelijk alles op te noemen waar de eene of andere schoonheid in op te merken was: Bloemen en vruchten waren goed verte genwoordigd. Yan te Gempt waren er mooie dieren; zijn St.-Bernard, een oude kennis zagen we met genoegen weer. Yan Severdonck uit Brus sel zagen we een paar keurige schaapjes. Eenige kippen in een sneeuwbui voor de deur op hun middagmaal wachtende ook van hem, zijn waardig er een poosje voor stil te staan. Ook noemden wij nog niet den naam van P. Tetar van Elven (Parijs), die twee zoo schoone stukken zond: //eene moskee en koffiehuis te Kaïro" en eene //ver- kooping van schilderijen", //Een huis uit de op gravingen van Pompeji" van Kool ('s Graven- hage) trok ons evenzeer aan en niet minder dat stukje van Conen (Amsterdam) //een ge zicht in Aken". De Dom van Keulen, heel klein, door Stegman van Dusseldorp namen we gaarne mede naar huis, maar nog liever dat stuk van Steuerwaldt, dat we geneigd zijn vol maakt te noemen. Het is een gezicht bij winter van den berg bij Quedliuburg, uit het vroeger St.-Maria klooster op het slot. Er is in dat geheel iets zoo ernstigs, zoo rustigs dat men zich door al het andere buiten te sluiten en zich op dat eene punt te concentreeren binnen de muren vnn het klooster gelooft. De schilder heeft ons de natuur geheel weergegeven met nog iets meer, dan dat: zijne eigene, verhevene stemming. Mochten we zoo iets nog eens meer ontmoeten. TOONËELNIEUWS. De Commissie voor de zaken van den Leidschen Schouwburg, die bij voortduring zooveel aan spraak heeft op de erkentelijkheid harer stad- genooten, begreep terecht dat afwisseling aan de meeste bezoekers aangenaam is, en daardoor mochten wij reeds bij de derde voorstelling in dit seizoen een ander tooneelgezelschap, en wel het gunstig bekende Ylaamsche, zien verschijnen. Toen deze tooneelisten hier de laatste maal op traden, deed het ons genoegen met veel lof van hen te kunnen gewagen, en de goed gevulde schouwburgzaal van eergisterenavond bewees ons, dat wij toen in ons oordeel niet alleen hadden gestaan. Of deze voorstelling nu geheel aan onze verwachting heeft beantwoord en een even gunstigen indruk op ons maakte, kunnen wij niet volmondig met ja beantwoorden. Yeel wat ons toen bijzonder aantrok, zooals natuur lijkheid en waarheid in de geheele wijze van spelen, kwam nu veel minder uit dan vroeger. Wij gelooven echter dat het opgevoerde stuk //Guldentop, of de losgelaten galeiboef" hier meer schuld aan heeft dan de acteurs. Evenals vele hedendaagsche stukken is het vrij verward en is er weinig samenhang in, terwijl er dikwijls meer op het effect dan op natuurlijkheid gelet is. De karakterteekening is zwak en al de hande lende personen zijn hoogst middelmatig. Het verwondert ons, dat de schrijver sommige karak ters in geen beter daglicht heeft geplaatst. De reden waarom Guldentop een misdadiger werd, is weinig gemotiveerd, en hij rijst daardoor vol strekt niet boven het peil der gewone struik- roovers. Sedert Schiller zijne //Baüber" schreef, zijn wij gewoon geraakt om de misdaad met een aureool omringd te zien, maar de aureool om Guldentop heeft al het goud van zijn ver gulden naam noodig om ©enigszins te blinken. Wel moest dit misschien de natuurlijkheid be vorderen, maar daardoor verdient hij ook veel minder belangstelling van den toeschouwer. Een gewoon mensch toch, die niets verhevens of opmerkelijks heeft, is ongeschikt voor hoofd persoon in een tooneelstuk. Karl Moor in do //Baüber" staat als rooverhoofdman oneindig hooger dan Guldentop, met al zijne liefde voor zijne dochter. De overige personen beteekenen ook niet veel. Anna, die in het 1ste bedrijf zulke edele gevoelens openbaarde en den landheer zoo flink afwees, blijkt spoedig een zeer gewoon zwak meisje te wezen. Met Karei Gillebert is het al heel erg gesteld. Een jongmensch, die alleen wegens de ontrouw zijner geliefde zich bij eene dievenbende voegt, kan nooit veel beteekend hebben en wij wenschen de arme Anna geluk, dat zij zoo'n sujet niet tot man gekregen heeft. Ons verslag zou te lang worden wanneer wij het stuk nauwkeurig wilden nagaan en dus wij zen wij alleen terloops op het onnatuurlijke van dien dubbelen kinderroof en vooral op het niet zeer gelukkige slot, dat den toeschouwer onvol daan laat. Guldentop, die aan Karei Gillebert ge zworen had den Jonker van Brederode te dooden of zelf te sterven, had toen hij dezen spaarde met zijn eigen leven moeten boeten. Na deze beschouwing gebiedt de onpartijdig heid ons echter, rondborstig te verklaren, dat wij verscheidene zeer goede passages hebben opge merkt. De schrijver heeft duidelijk getoond, dat hij veel tooneelkennis bezit, en met juistheid het effect weet te berekenen. Daaraan hebben wij eenige zeer treffende scènes te danken, die dan ook luide werden toegejuicht. De twee eerste bedrijven zijn naar ons oordeel het best geschre ven. Yooral is de scène in het 2de bedrijf, wan neer Anna haar misstap aan haar vader bekent, goed uitgewerkt en werd ook uitmuntend ge speeld. Hiermede komen wij als van zelf aan de uitvoering, en over het algemeen verdient deze veel lof. De heer Driessens vervulde de rol van Guldentop hoogst verdienstelijk. Als idioot hadden wij hem alleen wat idiootachtiger ge- wenscht, maar tegelijk meenen wij ook dat hem soms wat al te verheven woorden zijn in den mond gelegd. Mej. Elisa Driessens toonde in de rol van Anna opnieuw eene talentvolle actrice te zijn. Haar toilet was echter in het 2de en 3de bedrijf veel te prachtig. Ook de heer Schoofs, als Karei Gillebert, speelde goed. Minder beviel ons de heer Corijn als de Jonker van Brede rode. Hij kwam ons wat stijf en koel voor. Het nastukje, een oude kennis voor ons pu bliek, werd vlug afgespeeld. Toch merkten wij het gemis op van den heer Eaassen die in dit stuk bij het Haagsche gezelschap altijd de rol van den vader der bejaarde stiefdochter vervult, want de krachten van den heer Schoofs schoten hier te kort. advektentieÏV Een dochtertje van den onder- geteekende kon ten gevolge eener zeer belangrijke misvor ming van den regtervoet, geen enkelen stap doen zonder van een' kruk gebruik te maken. De Heer Le Geu, Schoenmaker te Leyden en te 's Iiage, heeft haar een laarsje van zeer een voudig zamenstel vervaardigd, dat haar toe laat zonder eenige pijn te loopen, en waardoor tevens de kruk niet meer van noode is. Uit erkentelijkheid geeft de ondergeteekende hiervan openlijk getuigenis, opdat ook anderen de weg, door hem met zoo veel vrucht gevolgd, bekend gemaakt worde. P. VBOMESTIJN. Leiderdorp, 26 October 1868.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1868 | | pagina 3