wijziging der wet van 31 Mei 1861 gesproken
Wat bedoelt de minister daarmede
Een groot aantal leden sprak den wenscb
uit, dat de doodstraf spoedig uit de rij der
hier te lande tegen misdaad bedreigde straffen
mocht verdwijnen. Enkelen verklaarden zich
voor het behoud van deze straf, maar wensch-
ten eene oplossing der zaak, omdat zij het
tegenwoordige gebruik van het recht van gratie
ten aanzien van ter dood veroordeelden niet
konden goedkeuren.
In eene afdeeling werd de rechtstoestand be
sproken der Nederlanders, die, zonder daartoe
vooraf van den Koning verlof te hebben beko
men, zich in pauselijken krijgsdienst hebben be
geven. De menigvuldige vergunningen tot het
dragen van hun door den paus geschonken eere-
teekenen, die in de Staats-Courant worden ver
meld, schijnen het vermoeden te wettigen, dat
de regeering deze personen nog steeds als Ne
derlanders beschouwt.
Men wenschte echter hare meening daarom
trent bepaaldelijk te vernemen.
Verscheidene leden drongen er op aan, dat
het hoog militair gerechtshof moest worden op
geheven.
Reeds voor zeven jaren werd aan het depar
tement van justitie een verslag over de werking
van het cellulair gevangenisstelsel hier te lande
voorbereid.
Men drong er op aan, dat de regeering zon
der verdere vertraging het opmaken van een
rapport zoude bevelen.
Hoe denkt de tegenwoordige minister over een
reeds meermalen geopperd plan tot verplaatsing
van het huis van opsluiting en tuchtiging uit
Leeuwarden naar Medemblik
De wijze waarop thans door den staat ge
bouwen ten behoeve van sommige rechtscolle
ges van de gemeenten werden gehuurd, is afge
keurd. Zij is halfslachtig, daar het onderhoud
der gebouwen aan de gemeentebesturen blijft
opgedragen, en het integendeel wenschelijk is,
dat het onderhoud der gebouwen en van het
mobilair vanwege eene en dezelfde administra
tie geschiedt. Men drong op verandering dezer
huurvoorwaarden aan en vroeg tevens eenige
inlichting omtrent moeilijkheden, die er, naar
men vreesde, over deze zaak tusschen don staat
en eenige gemeentebesturen zijn gerezen.
De kosten voor den aanbouw van nieuwe ge
vangenissen stijgen telken jare.
GEMENGDE BERICHTEN.
verder, is voor de overige staten geen reden
van verontrusting.
Voordat de junta van San-Sebastian scheidde,
heeft zij een stedelijken raad ingesteld, welke
geroepen zal zijn om voorloopig, totdat door het
algemeen stemrecht eene definitieve constitutie
ea bestuursinrichting zal zijn ingesteld, de func-
tiën waar te nemen, die dan aan den alcade
zullen worden toevertrouwd.
Er is gisteren onder voorzitterschap van
Olozaga eene meeting in het cirque gehouden.
Olozaga hield eene rede ten gunste van de on
middellijke afschaffing der slavernij in de An
tilles.
De //Gaeeta" kondigt de gemeentewet en
de organieke provinciale wet van 1854 met eenige
geringe wijzigingen af.
Bij decreet is de opening van de inrichtin
gen voor het middelbaar ouderwijs op 1 No
vember bepaald. Aan alle Spanjaarden wordt het
recht toegestaan, inrichtingen van onderwijs te
openen.
STATEN-GENERAAL.
Tweede Kamer.
Yoorloopige verslagen.
Hoofdstuk III (Buitenlandsche zaken). Bij
de overweging van dit wetsontwerp ver
klaarde men eenstemmig, er hoogen prijs op te
stellen, in de door den Koning bij de opening
dezer zitting van de Staten-G-eneraal uitgespro
ken troonrede de verzekering te hebben ontvan
gen, dat onze betrekkingen met de andere mo
gendheden niets te wenschen overlaten.
Yele leden drongen er met kracht op aan,
dat de regeering pogen zoude, om de Luxem-
burgsche schuld op de eene of andere wijze tot
een gewenscht einde te brengen.
Men vroeg of de pogingen die zijn aangewend,
om de Belgische regeering tot erkenning van de
rechten van Nederlandsche ingezetenen op som
mige beurzen-stichtingen, wier zetel van beheer
io Belgie gevestigd is, te brengen, met een ge-
wenschten uitslag zijn bekroond?
Yrij algemeen werd gevraagd hoever de on
derhandelingen tusschen de Rijnoeverstaten be
trekkelijk de herziening der Mainzer-Rijn-scheep-
vaartacte van 21 Maart 1S31 waren gevorderd.
De commissie van rapporteurs merkte hierbij op,
dat deze vraag in de Staats-Courant is opgelost.
In eene afdeeling vroeg men of er, nu de
handelstractaten met Pruisen en het voormalig
koninkrijk Hanover opgehouden hebben te wer
ken, bij de regeering eenig voornemen bestaat,
om een zoodanig tractaat met den Noord-Duit-
echen Bond te sluiten.
In eene andere afdeeling wenschte men te
vernemen, in welken toestand zich de vroeger aan
gevangen onderhandelingen over het sluiten van
een handelstractaat met Zwitserland bevinden.
Onlangs hebben, zeiden sommigen, de verte
genwoordigers van verscheidene vreemde mogend
heden te Konstantinopel een protocol geteekend,
waarbij zij toetraden tot de voorwaarden, die
aan vreemdelingen het recht verleenen, om vaste
goederen in Turkije in eigendom te bezitten.
Ia dat protocol ook vanwege de Nederlandsche
regeering onderteekend
De staatscommissie, aan welke door des mi
nisters ambtsvoorganger was opgedragen, omtrent
de verzoekschriften van Nederlandsche handelaren
tot het bekomen van vergoeding wegens geleden
schade tijdens den oorlog in Japan verslag uit
te brengen, heeft hare taak vervuld. Yrij alge
meen werd de overlegging van dat verslag ge
vraagd. Ook wenschte men te weten, welk voor
nemen de regeering heeft ten aanzien eener op
die verzoekschriften te geven beschikking. Uit
drukkelijk is er de verklaring bijgevoegd, dat
men zich het uitspreken van een oordeel omtrent
de gegrondheid der aanspraken van de kooplieden
ten volle voorbehield.
Hoofdstuk IY A (Departement van Justitie).
Dij de overweging van dit wetsontwerp werd
eh gelijk reeds zoovele malen het geval was, van
meer dan eene zijde gewezen op de lange reeks
van wetten en verordeningen, die op het rechts
wezen betrekking hebben, en waarvan intrek
king, herziening of aanvulling zoo dringend
worden vereischt. Yoor de afschaffing der wetten
van vreemden oorsprong is in het afgeloopen
jaar weder niets gedaan. Nog altijd blijft de bij
art. 150 alin. 2 der grondwet voorgeschreven
wet tot regeling der geschillen van bevoegd
heid tusschen de administratieve en rechterlijke
macht achterwege. De vreemdelingen-wet van
13 Aug. 1849 (Staatsblad n°. 39) is sedert de
feitelijke afschaffing van het daarbij aangenomen
passenstelsel onuitvoerbaar geworden. Naar de
algemeene politiewet wordt nog steeds te ver
geefs uitgezien. Yoor de herziening der wette
lijke bepalingen omtrent de eigendoms-overdracht
van onroerende goederen, het hypothekenstelsel
en het notariaat is in het begin van 1867 eene
staatscommissie benoemd, van wier arbeid sedert
niet meer is vernomen.
Nog werd de aandacht gevestigd op de wet
geving omtrent de persoonsnamen. De bepa
lingen van het burgerlijk wetboek omtrent het
aannemen van geslachtsnamen worden, volgens
sommigen, in meer dan eenen vorm overtreden
en vereischen daarom aanvulling. Maar veel
dringender is de herziening van sommige hoofd
stukken uit ons handelsrecht, dat geen ge
lijken tred heeft gehouden met de veelzijdige
ontwikkeling van het handelsverkeer gedurende
de laatste vijfentwintig jaren. Men herinnerde
aan de voorschriften omtrent de naamlooze
vennootschappen, de makelaardij, beleeningen
en verscheidene andere onderwerpen. De wet
geving omtrent de tucht op koopvaardijschepen
vordert evenzeer aanvulling. In Nederlandsch
Indië schijnt zij zeer nadeelig te werken. De
reeds in het voorloopig verslag omtrent hoofd
stuk IY A der staatsbegrooting voor 1868 be
sproken twistvraag, of hare bepalingen omtrent
desertie van zeevolk in vreemde havens ook op
visscherschepen toepasselijk zijn, verdient ook
wel eene spoedige oplossing. De regeering heeft
vroeger reeds eene voordracht tot verbetering
der wet van 7 Mei 1856 (Staatsblaad n°. 32)
toegezegd, maar zij is tot dusverre niet door
haar ingediend. De rechtmatigheid en nuttig
heid der toepassing van den lijfsdwang in bur
gerlijke en handelszaken werd sedert geruimen
tijd betwist. Dit punt schijnt ook hier te lande
voorziening te eischen. De gebreken van het
wetboek van strafvordering zijn algemeen be
kend. En de Code Penal, het slechtste der
Eransche wetboeken, is nog steeds in Neder
land van kracht. De tegenwoordige minister
van justitie heeft korte dagen na zijn optreden
verklaard, dat het zijn ernstig streven zoude
zijn, om mede te werken tot de verbetering
van rechtswezen en wetgeving. Men wenschte
te vernemen welken weg hij daartoe denkt in
te slaan, en welke voordrachten van wet tot
het aanvullen der leemten en het wegnemen
der bezwaren, waarop hierboven werd gewezen,
de kamer van hem mag verwachten.
In de meeste afdeelingen werden de verkla
ringen der regeering '.ten aanzien van de wet
op de rechterlijke inrichting van 31 Mei 1861
(Staatsblad n°. 49) ter sprake gebracht. In eene
afdeeling werd het denkbeeld eener invoering
van die wet met kracht bestreden. Sommige
leden prezen de invoering der jury aan, dewijl
deze in den constitutioneelen regeeringsvorm
past en er zelfs een noodzakelijk bestanddeel
van uitmaakt, en zij wenschen de meening van
den minister daaromtrent te leeren kennen. De
zienswijze van den minister omtrent de invoe
ring der wet van 31 Mei 1861 was eenigen
nog niet geheel duidelijk. Wenscht hij de spoe
dige invoering er van door gedeeltelijke wijzi
ging der wetboeken van burgerlijke rechtsvor
dering en strafvordering mogelijk te maken
Maar in de door den Koning bij de opening
van deze zitting der Staten-Generaal uitgespro
ken troonrede wordt van eene gedeeltelijke
De Siameesche broeders Eng en Chang
schijnen bij hun voornemen te volharden om
zich ook als separatisten te doen gelden.
Nelaton zal de operatie beproeven, die volgens
sommigen zeer goed kan plaats hebben, volgens
anderen het leven zal kosten aan een van bei
den en naar de meening van enkelen den dood
van beiden ten gevolge hebben zal.
Het blijkt niet duidelijk of de twee lichamen
door gewichtige kanalen of zenuwen verbonden
zijn; aan den eenen kant toch gevoelt de een
wel is waar wat de ander gevoelt, maar opmer
kelijk is het aan den anderen kant, dat Eng
langen tijd ziek was en medicijnen slikte zon
der dat dit onaangename gevolgen had voor
Chang.
De broeders waren eensgezind tot aan den
A merikaanschen burgeroorlog toe. Zij hadden
in Yirginia twee zusters gehuwd en zich in dien
staat als landbezitters gevestigd, toen de //civil
war" uitbarstte. Het was over de oorzaken en
de wettigheid der afscheiding dat er twist tus
schen beiden ontstond. Eng was noordelijk,
Chang daarentegen radicaal zuidelijk gestemd.
De oneenigheid liep zoo hoog, verhaalt men,
dat alleen de klachten en gebeden der twee
echtgenooten een duel voorkwamen. De burger
krijg was geëindigd maar daarmee geenszins de
broederoorlog. Zij kwamen tot het besef dat
het maar beter was om afgezonderd te leven.
Yandaar de reis naar Parijs.