V. 2663. Donderdag A°. m 15 October B 1NNENL A N D. DAGBLAD PRIJS DEZER COURANT. Voor Leiden, per 3 maandenf 3.00. Franco per post3.85. Afzonderlijke Nommers0.10. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagenuitgegeven. PRIJS DER ADVERTENTIEN. Van 1-6 regels 0.75; iedere regel meerf 0.12». Geboorte-, huwelijks- en doodberichten van 1-4 regels ƒ0.90; iedere regel meer0.15. LEIDEN, 14 October. Wij zijn thans in staat gesteld, onze lezers op de hoogte te stellen van het rapport der be wuste subsidie-commissie alhier. De commissie, benoemd om met de besturen der verschillende instellingen van weldadigheid hier ter stede in overleg te treden over eeue jaarlijksche percents gewijze vermindering der subsidiën, beeft haar rapport uitgebracht. Met veel zorg bewerkt ver dient dit rapport wel de algeraeene aandacht: bet geldt eene zaak, die eiken Leidenaar ter harte moet gaan. De commissie (bestaande uit de HÏÏ. J. Van Heukelom Jr., Mr. J. Van Outeren en Mr. C. Cock) heeft, alvorens in bet verlaDgde overleg te treden, een onderzoek ingesteld naar den finan- tieelen toestand dier godshuizen, en daartoe de door den gemeenteraad goedgekeurde rekenin gen van 1857 tot 1866 nauwkeurig nagegaan. De instellingen van weldadigheid, waaromtrent het onderzoek moest plaats hebben, zijnhet Heilige Geest- of Arme Wees- en Kinderhuis, het Roomsch Katholiek Wees- en Oudelieden- buis, het Evangelisch Luthersch Wees-en Oude- liedenhuis, het Minnehuis en het Israëlietisch Armbestuur. Van elke dezer instellingen heeft de com missie in tabellen opgegeven, hoeveel zij aan stedelijke subsidiën, hoeveel aan opbrengst van bezittingen, aan collecten en vrijwillige bijdra gen en aan andere inkomsten, in elk der tien jaren, hadden ontvangen. Hieruit blijkt, dat terwijl de opbrengst der bezittingen bij al deze instel lingen in de laatste tien jaren wel eenigszins vermeerderd is, de collecten en vrijwillige bij dragen bij allen, bijna geregeld jaarlijks, ver minderd zijnalleen bij het Israëlietisch Arm bestuur maakt hierop het jaar 1866 eene uitzonde ring, hetgeen door buitengewone omstandigheden (het heerscben der cholera) wordt geëxpliceerd. De subsidiën verminderden iets, maar weinig: en bedroegen bij het H. G. Wees- en Kinderhuis over die 10 jaren gemiddeld 34.5 pCt. van alle inkomsten, bij het R. Kath. Weeshuis 65.3 pCt., bij het Evang. Luth. Weeshuis 45.9 pCt., bij het Minnehuis 71.7 pCt. en bij het Israël. Armbestuur 31.4 pCt., terwijl de collecten en vrijwillige bijdragen gemiddeld 5.9 pCt., 3.7 pCt., 6.1 pCt., 3.9 pCt. en 36.7 pCt. van de inkom sten bedroegen. Nadat de commissie zich aldus op de hoogte had gesteld van den geldel ijken toestand dezer instellingen, heeft zij de besturen tot het hou den van bijeenkomsten uitgenoodigd. De hoofd argumenten van de daarin gevoerde beraadsla gingen woi'den in het rapport medegedeeld. Alle besturen betoogden de onmogelijkheid om buiten het subsidie de administratie van hun gesticht gaande te houden buitendien hadden sommigen nog juridische bezwaren: de regenten van het Gereformeerde H. G. Wees- en Kinderhuis meen den, dat de bepaling der armenwet, omtrent het niet dan bij groote uitzondering verleenen van sub sidie, niet op hun gesticht toepasselijk was; de regenten van het Minnehuis meenden, dat zij door de overeenkomst, met de gemeeente gesloten, den 16den November 1852, recht op subsidie hadden. Vervolgens heeft de commissie een onderzoek ingesteld, hoe het ten aanzien van het subsi dieeren van dergelijke gestichten in andere ge meenten gesteld was. Van de 14 der voornaamste gemeenten uit ons land werden meer of min omstandige antwoorden ontvangen, waaruit blijkt dat van allen onze gemeente de eenige is, die ge stichten van zuiver kerkelijken aard ondersteunt uit Haarlem wordt speciaal gemeld, dat aldaar vroeger twee soortgelijke godshuizen gemeente- subsidie ontvingen, doch dat die subsidiën waren ingetrokken om, met het oog op de ar menwet, op een juister standpunt te geraken. Tot zoover gekomen, meent de commissie, dat zij zich naar de letter van haar mandaat van verdere beschouwingen zou kunnen onthouden zij wil dit echter in zijn ruimsten zin opvatten en ook hare eigene zienswijze mededeelen. Alle leden der commissie v,turen het eens omtrent de wenschelijkbeid van de ontlasting der gemeente- fiuancicn van den druk der bedoelde subsidiën, en omtrent den zuiver kerkelijken aard der be doelde godshuizen. Geen der leden ontkende ook, dat alle instellingen behoorden tot diege nen, waaraan volgens de armenwet niet dan bij uitzondering gemeente-subsidie mag gegeven wor den terwijl de gronden voor het beweerde recht van het Minnehuis op een subsidie aan de com missie meer specieus dan klemmend toeschenen, en het recht zelf meer dan twijfelachtig. Hoewel de drie leden der commissie omtrent deze punten eenstemmig waren, deinsde éen lid er voor terug, om eene vermindering van sub sidie voor te stellen. De beide andere leden der commissie waren evenwel van een ander gevoelen. Zij meenen dat het beginsel van schei ding van 4kerk en staat, sedert lang uitgesproken en thans algemeen gehuldigd, het voortduren van een toestand, zooals die hier bestaat, ten eenenmale verbiedt. Die toestand is kortweg deze //Dat de kerkelijke gemeenten bijkans de gansche zorg voor het bijeenbrengen der gelde lijke hulpmiddelen voor hare godshuizen aan de burgerlijke gemeente overlaten en zich lang zamerhand aan alle bijdragen onttrekken, in plaats van omgekeerd meer en meer hare be langstelling in godsdienstige en kerkelijke zaken te bewijzen, door jaarlijks krachtiger pogingen aan te wenden om de besturen der godshuizen in hunne zeer moeilijke taak bij te staan." De Ned. Herv. gemeente heeft in het jaar 1S66 voor de twee gestichten, waar sprake van is, bijgedragen f 2667.18, dus 10.S cent per hoofd van het totaal der Ned. Herv. bevolking (24866), terwijl uit de gemeentekas voor die gestichten is geput f 28,531. "Voor het R. Katholiek "Wees- en Oudeliedenhuis bedroeg de vrijwillige bij drage in dat jaar f 863.39, zijnde 8.9 cent per hoofd der R K. bevolking (9677), terwijl de gemeentekas moest bijpassen ƒ15,200. De commissie berekent alzoo, dat, neemt men de helft der personen (Ned. Hervormden en R. Katholieken), die geacht moeten worden tot het onderhouden der godshuizen te moeten bijdra gen, deze gemiddeld in 1866 per hoofd hebben bijeengebracht 29.4 cent, terwijl bij wijze van subsidie voor hen uit stadskas gemiddeld per hoofd werd betaald 364.4 cent. De commissie noemt dit een bedroevend ver schijnsel, en bij zulke cijfers vraagt de meer derheid waar hier nog sporen van belangstelling voor kerkelijke zaken en christelijk liefdebe toon te vinden zijn, en zij blijft overtuigd dat die treurige toestand niet zal veranderen, tenzij de burgerlijke gemeente op den verkeerden weg stilsta, en terugkeere tot het eenige goede be ginsel, dat voorschrijft dat iedere kerkelijke ge meente zorge voor hare eigene instellingen van weldadigheid. Maar behalve door deze zedelijke beweegre denen wordt het verminderen der subsidiën ook geboden door de billijkheid; het is toch onbillijk dat alle ingezetenen, tot welke gods dienstige gezindte zij ook behooren, zullen bij dragen tot het instandhouden van instellingen van weldadigheid voor belijders van enkele ker kelijke gemeenten. De meerderheid der commissie meent dus aan den gemeenteraad te moeten aanraden: 1°. de subsidiën aan het H. G. Wees- en Kin derhuis, het R. Kath. Wees- en Oudelieden huis, het Ev. Luth. Wees- en Oudeliedenhuis, en het Minnehuis aan eene regelmatige'jaarlijk- sche vermindering van 5°/0 te onderwerpen, zoodat na 20 jaren de gemeente-begrooting van die subsidiën zal zijn ontlast. 2°. het subsidie voor het Israëlietisch armbe stuur voortaan niet meer toe te staan, daar de commissie eenstemmig van oordeel was, dat er geen redelijke grond is, waarom voor dit armbestuur eene uitzondering wordt gemaakt op den regel, indertijd voor alle armbesturen ge steld. Als bijlagen van dit rapport zijn opgenomen de overeenkomst betreffende de administratie van de Hniszitten- en Diaconie-armen, het Minnehuis en de Armbakkerij, van 1853een missive van den kerkeraad der Ned. Herv. ge meente, d°. 3 Dec. 1858, aan den gemeenteraad, ook omtrent het subsidie aan het Minnehuis, en een antwoord daarop van den burge meester. Over de Elorentijnsche kwartet-vereeniging, die wij binnenkort ook hier verwachten, schrijft de Arnh. Courant: Wij hebben niet te veel gezegd toen wij, op gezag van zijne algemeene reputatie, van het bezoek van het Florentijner kwartet een zeld zaam kunstgenot verwachtten. Die verwachting is nog overtroffen. Het talrijk publiek dat dit concert jl. Zaterdag bijwoonde was verrukt over de cnvolprezen uitvoering. Het geheel en elk deel in het bijzonder verwierf en verdiende onvoorwaardelijk lof. Het concert van Zaterdag behoort tot de onvergetelijke avonden voor

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1868 | | pagina 1