2634
Vrijdag
A°. *868.
11 September.
•<*r;
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT.
Voor Leidenper 3 maandenf 3.00.
Franco per post3.85.
Afzonderlijke Nommers0.10.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van Zon- en Feestdagen uitgegeven.
PRIJS DER ADVERTENTIEN.
Van 1-6 regels 0.75; iedere regel meerf 0.12».
Geboorte-, huwelijks- en doodberichten van
1-4 regels 0.90; iedere regel meer0.15.
ONZE GEMEENTE-BEGROOTING.
i.
Wederom is de jaarlijksche begrooting door
burgemeester en wethouders aan den Raad alhier
aangeboden. Het vaststellen van de inkomsten en
uitgaven is, zonder twijfel, een der belangrijkste
attributen van den gemeenteraad. Van de wijze,
waarop zij wrorden geregeld, hangt in zekere
mate de toekomst der gemeente af. Bezuiniging
is noodzakelijk; maar er is eene soort van bezui
niging, die allerschadelijkst is. Uit de eigendom
men en instellingen der gemeente zooveel mo
gelijk winst te behalen, is eene eerste vereischte
voor een goed bestuur; maar er is eene soort
van vermeerdering der inkomsten, die allerna-
deeligste gevolgen kan hebben.
Wat de uitgaven betreft, gaat het met de
huishouding der gemeente als met die der burgers
ieder in het bijzonder. Spaarzaamheid is eene vrij
algemeene deugd onder ons: maar de wijze van
sparen verschilt hemelsbreed. De een spaart met
beleid, hij past op de kleintjes, maar is ook niet
bang, om noodige uitgaven te doen bij alles
bij voorbeeld wat voor de gezondheid der zijnen
dienstig is, zal hij zoo royaal mogelijk zijn. Een
ander spaart ook, maar zonder het minste over
leg: aan allerlei kleinigheden wordt veel geld
uitgegeven, langzamerhand groeien die kleine uit
gaven aan, en er wordt gespaard op die dingen,
die voor alles noodig zijn.
Zoo ook in do gemeentener zijn middelen
van sparen, die zeer weinig goedkeuring ver
dienen; en er zijn dikwijls uitgaven, die voor
de belangen der burgerij van zoo groot belang
zijn, dat zij niet mogen nagelaten worden.
Wat de inkomsten der gemeente betreft, daarbij
is een groot verschil tusschen particulieren en
de gemeentende eerste regelen hunne uitga
ven naar hunne inkomsten, de tweede hunne
inkomsten naar hunne uitgaven. Heeft de ge
meente kapitaal en Leiden is zoo gelukkig
dan zal dit de eerste post op het budget zijn,
maar het ontbrekende moet op andere wijze
gevonden worden. Eene belangrijke vraag is het
dan, hoe die inkomsten zullen worden verkre
gen: zal men het gebruik der gemeente-inrich
tingen zoo duur mogelijk maken P zal men allen,
ook de vreemden, die genot hebben van ge
meentewerken, dit genot zooveel mogelijk laten
betalen? en aan welke soort van belastingen,
die de gemeente volgens de wet mag beffen, zal
men de voorkeur geven?
Een onderzoek van de begrooting is dus wel
de moeite waardigde groote invloed, dien de
wijze van beheer en de soort van belasting voor de
toekomst hebben kunnen, is niet tegen te spreken.
De burgerij zelve wordt in de gelegenheid ge
steld, door algemeene verkrijgbaarstelling van
de gemeente begrootiBg, om hieromtrent zelf
standig te oordeelen. Het geldt haar belang. Zij
zal zich dan tevens wachten voor domme, opper
vlakkige oordeelvellingen, alleen op de eindcij
fers der begrooting gegrond. Wij willen in
eenige artikelen onze beschouwingen over de
begrooting mededeelen. Doch vooraf zullen wij
de begrooting, gelijk zij voor ons ligt, kortelijk
nagaan.
Het eindcijfer van de begrooting is ƒ37,320.04
hooger dan dat der vórige begrooting. Hieron
der is echter begrepen eene som van ƒ24,000
voor het bouwen eener nieuwe meisjesschool en
ƒ3200 bijdrage in de kosten van den wegnaar
Alkemade, beiden buitengewone uitgaven, zoodat
voor gewone uitgaven in dit jaar ƒ10,120 meer
op de begrooting voorkomt, dau in het vorige.
Deze verhooging is juist de som, die dit jaar
voor het onderhoud van straten en bruggen
meer dan het vorige jaar vereischt wordt. Aan
8ubsidiën en bijdragen voor armenverzorging is
nog 3000 meer uitgetrokken dan op de vorige
begrooting, terwijl de gewone kosten voor het
onderwijs ƒ3453 minder bedragen dan het
vorige jaar; een verschijnsel, dat wij zeker zeer
bedroevend zouden kunnen noemen, wanneer
het niet zoo goed als zeker was, dat de post
voor armwezen verminderd zal worden iets wat
wij na de discussiën van het vorige jaar, en na
de benoeming eener commissie hieromtrent, ver
wachten mogen. In globale cijfers zijn thans de
gewone kosten voor onderwijs en armwezen ieder
van het totaal der uitgaven.
De gewone kosten voor onderwijs zijn geraamd
op 99,857, terwijl de schoolgelden en subsidie
van het rijk worden begroot op 34,050.
Niettegenstaande het verhoogde cijfer zullen,
volgens de begrooting, de belastingen lager zijn
dan in 1868: terwijl er in dat jaar aan opcen
ten en hoofdelijken omslag tot een bedrag vau
ƒ156,129 werd geheven, zal dit cijfer voor 1869
slechts ƒ150,510 bedragen. De reden er van is
ten eerste te zoeken in het batig saldo, dat
wij op deze begrooting voor het eerst met ge
noegen begroeten, en dat, door de overwinst
der gasfabriek in 1867, het belangrijke cijfer
van 31,538 bedraagt.
Voorts is de overwinst van de gasfabriek voor
1869 op 50,000, of op ƒ5000 meer dan voor 1868,
begroot en de verkoop van de oude meisjesschool
op ƒ7000, terwijl voorts nog verscheidene posten
(ijkloon op de botervaten ƒ1000, meerdere op
brengst haardascb, vuilnis enz. ƒ2500, meerdere
opbrengst 4/5 personeele belasting ƒ1000 enz.)
-4- ƒ6000 meer opbrengen dan het vorige jaar,
zoodat, terwijl op de vorige begrooting nog aan
verkoop van inschrijvingen op het grootboek
een post van ƒ6000 voorkwam, op deze begroo-
ting een dergelijke niet voorkomt.
De beoordeeling nu van dit alles willen wij
in een volgend nommer geven.
B1MSIENLAND.
LEIDEN, 10 September.
Een particuliere correspondent van het Han
delsblad schrijft uit Yokohama dd. 11 Juli het
volgende:
De hoop dat de regeling van zaken hier te
lande zonder verder bloedvergieten zon afloopen,
heeft zich niet bevestigd. Er heeft zich eene
nieuwe wending in den toestand voorgedaan,
die echter geheel ten voordeele van de Zuider
lingen is.
Zoo men weet, was de gewezen taikoen weder
in genade door den mikado aangenomen, en sprak
men er van, dat hij de leiding van de buiten-
landsche zaken erlangen zou. Zijne vrienden, be
werende dat bij niet uit vrije beweging handelde,
en hopende dat een der buitenlandsche mogend
heden, b.v. Amerika of Frankrijk, nog de zijde
des gewezen taikoens kiezen zou, wilden nog eene
poging in zijn voordeel wagen. Zij kantten er
zich dus tegen aan, dat hij de hem gestelde
voorwaarden zon aannemen, en zij versterkten
zich in een gedeelte van Jeddo, de Oejeno ge-
heeten, een kerkhof op een heuvel gelegen, zeer
geschikt om door eene dappere bezetting krachtig
verdedigd te worden, te meer daar dat kerkhof
slechts langs eene zijde genaakbaar is. Yan daar
uit bestookten de Noorderlingen het garnizoen,
dat de Zuiderlingen in Jeddo hadden gelegd.
Het garnizoen, eerst niet sterk genoeg, besloot,
toen versterkingen waren aangekomen, om de
positie aan te vallen, en, ofschoon de vrienden
des taikoens zich heldhaftig verweerden, moes
ten zij toch ten slotte het onderspit delven.
Den 5den Juli werd de plaats stormender
hand ingenomen. De zedelijke uitkomst van deze
zege der Zuiderlingen is groot te heeten. Zij zijn
voor het oogenblik meester van den toestand,
en de schrik voor hen onder de bevolking te
Jeddo is zoo groot, dat niemand zelfs de han
den aan de gesneuvelden durft te slaan, om die
te begraven. Hunne lijken zijn nn ter prooi
aan het roofgevogelte en de honden. De vrien
den van het Takoegawa-geslacht zijn uit Jeddo
verdreven, doch, wat nu het zonderlingst van
den toestand schijnt, is (althans zoo wordt ver
haald), dat de vluchtelingen een lid van des
mikado's geslacht in handen hebben gekregen
en dezen tot taikoen willen uitroepen, zeker
om verdeeldheid in het vijandelijke kamp te
stichten.
Dit verdient echter nog bevestiging.
Men heeft tijding van den voortgang der troe
pen van den mikado, in de richting van Ne-
gata. Men verzekert, dat die macht op slechts
50 mijlen van gemelde plaats verwijderd is.
Mocht deze ook door de Zuiderlingen bezet wor
den, aan zou de grond zijn uit den weg ge
ruimd, waarom de Britscbe gezant zijnen land-