Maandag A". J868Ê- 24 Augustus. i\°. 2618. LEIDSCH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT. Voor Leidenper 3 maandenf 3.00. Franco per post3.85. Afzonderlijke Nommers0.10. BINNENLAND. LEIDEN, 22 Augustus. Hedenmorgen werd aan de Haven alhier het lijk van een jongentje van omstreeks tien jaren opge haald, dat gisteren te twee uren naar werk was gegaan. Gedurende deze week zijn dagelijks in het werkhuis alhier opgenomen van 121 tot 132 volwassen personen en van 61 tot 71 kin deren. Aan de zwem- en badinrichting //Rkijn- zigt" zijn gedurende deze week 1146 baden gebruikt. Te Berlijn is bepaald, dat, wanneer 's morgens te j 10 uren de thermometer op 20 graden (78° Fahrenheit) of hooger in de schaduw staat, de school des middags zal gesloten worden. Wij deelen dit mede als aanvulling van onze klacht, over hetgeen hier plaats vindt. Men heeft ons medegedeeld, dat de inspecteur van het on derwijs in deze provincie reeds in het begin van dezen zomer eene circulaire hieromtrent aan de besturen Leeft gericht. Is dit bericht waar, dan verwondert het ons des te meer, dat er geene maatregelen genomen zijn. Blijkens een particulier telegram aan de N. Rott. Courant heeft de //Privy Council" te Lon den een bevel uitgevaardigd, inhoudende dat alle schapen bij den invoer, te beginnen heden, Zater dag, zullen onderworpen zijn aan eene quaran taine gedurende veertien dagen. Het laatste nummer van de Economist bevat on der de rubriek //Nalezingen en berichten" het vol gende Veiligheid op spoorwegen. //Spoorweg-onge vallen in Nederland 1867." Het verslag van den raad van toezicht over het afgeloopen jaar geeft ook, als gewoonlijk, aan het slot, een lijst der ongevallen, die bij de uitoefening van den dienst bij elk der maatschappijen zijn voorge vallen. Letsel aan personen was dit jaar nog al vrij aanzienlijk, en de uitvoerige lijst geeft wellicht aan dezen of genen bij den eersten opslag een min gunstigen indruk. Wanneer men echter de bijzonderheden nagaat, bevindt men dat de veiligheid van het reizend publiek slechts in zeer geringe mate er bij betrokken was. In de reeks van ongelukken door spoorweg vervoer zijn er drie van reizigers, alle drie met doodelijken afloopdoch bij deze allen was het ongeluk aan roekeloosheid te wijten nl. te Lei den sprong, 16 Juli 1867, een reiziger uit den trein, en werd door den aankomenden trein ge dood; te Driebergen sprong, 21 Juli, evenzeer iemand uit den trein, en overleed aan de ge volgen; 25 September werd een reiziger te Roo sendaal door een rangeerenden trein overreden en gedood. (Dat te Schagen een kind in een put viel en ernstig gewond werd, kan niet wel onder de spoorweg-ongelukken worden gerang schikt.) Behalve deze gevallen vindt men geen ongelukken van reizigers opgenoemdwel wer- Deze Courant wordt dagelijksmet uitzondering van Zon- en Feestdagenuitgegeven. PRIJS DER ADVERTENTIEN. Van 1-6 regels 0.75; iedere regel meerƒ0.124. Geboorte-, huwelijks- en doodberichten van 1-4 regels 0.90; iedere regel meer0.15. den nog voorbijgangers overreden, alste Yenlo, 29 Jan., door een rangeerenden trein; een bij "Wolfheze, 8 Jan., mede beide met doodelijken afloop; alweder moet men hier onvoorzichtig heid aannemen. Het grootste aantal der onge lukken betrof echter als gewoonlijk de spoor weg-beambten en bedienden zeiven. Op den Rijn spoorweg werd een wachter gedood, en op den Centraal-spoorweg te Kampen een stoker overre den. Drie conducteurs werden gewond door het afvallen van den trein, (alle drie gevallen op den Staatsspoorweg); voorts waren er eenige verwondingen van beambten, vaak bij het ran geeren. Het schijnt eene treurige waarheid dat het gewend zijn aan gevaar de gewone voor zorgsmaatregelen doet veronachtzamen, iets hetgeen men in fabrieken en bij het mijnwezen insgelijks maar al te zeer heeft opgemerkt. Het vrij groot aantal ongevallen op stations en bij rangeeringen voorkomende, houdt eene waar schuwing te meer ook voor de reizigers, om op de stations, vooral op drukke dagen met plei- ziertreinen enz., alle overhaasting te vermijden. Dit korte overzicht bevestigt overigens, dat het spoorwegvervoer voor het reizend publiek, als men de gewone regels der voorzichtigheid betracht, over het geheel niet onveiliger, ja veiliger is te rekenen dan de gewone vervoer middelen. Althans zeker zal men wel mogen aannemen, dat er over datzelfde jaar 1867 wel ongelukken met rij- of vaartuigen zullen plaats gehad hebben. Uit de uitvoerige verslagen van politie, enz. in Engeland blijkt b. v., dat in 1867 te Londen alleen, door overrijden op de straten bij de //crossings" (kruispunten van het straatverkeer) niet minder dan 140 personen werden gedood (behalve nog een menigte verwondingen); dat cijfer voor Londen alleen overtreft verre het totaal der slachtoffers bij spoorweg-ongevallen voor het geheele rijk, zelfs in ongunstige jaren. Aan een brief uit Rome d.d. 13 dezer, ont leent het Handelsblad het volgende Onder de ontdekkingen van den laatsten tijd is zeker eene der belangwekkendste, zoowel voor de wetenschap als wegens hare innerlijke waarde, die van het Emporium. De eer dier ontdekking komt toe aan den kommandeur Visconti, die als bekwaam oudheidkundige zich een welverdienden Europeescben naam beeft verworven. Het is bekend, dat de oude Romeinen in de nabijheid van Rome een entrepot bezaten van marmer, alwaar men alles bijeenverzamelde, wat schoons in dit opzicht in de veroverde lan den werd gevonden. Al de Romeinsche keizers, die prijsstelden op deze voorwerpen tot versie ring, verzamelden schatten van kostbaar marmer op deze plaats, welke het Emporium werd ge noemd. Het was gelegen op dezelfde plek, waar men het thans heeft ontdekt, namelijk in het zuidelijk deel der stad, op den linkeroever van den Tiber, dicht bij de plaats, heden ten dage bekend onder den naam Marmorata. De vernielende tand des tijds, de invallen der barbaren en niet minder de veranderingen van terrein, deden het spoor van deze plaats verliezen. Het was aan het jaar 1868 en aan de bemoeiingen van den bekwamen oudheid kundige Visconti voorbehouden, om deze groot- sche en winstgevende ruïne te ontdekken, waar door het aantal der Romeinsche monumenten met een wordt vermeerderd. Men kan zich niets prachtigers voorstellen dan deze opgravingen, welke nog steeds worden voortgezet. Men vindt er de schoonste marmerblokken van Grieken land, Azië en Afrika, waarvan bet tegenwoor dige Rome zich voortaan zal kunnen bedienen voor de verfraaiing zijner kerken en particu liere gebouwen. De opgegraven losplaatsen zijn ten getale van twee; elk harer is voorzien van een groot blok travertino, waarin gaten geboord zijn voor het meeren der schepen. Men heeft ook de twee gangen gevonden, welke van deze losplaatsen naar het binnengedeelte van het Emporium geleidden. Men heeft ook opgedol ven eene breede trap van hechten bouw, met kanten van Tibursteen, en voor een groot ge deelte zeer goed geconserveerd. Deze reusach tige verzameling, welke zoo onverwacht aan het licht is gekomen en waar men de toezendingen uit de geheele wereld vereenigd vindt, bevat eene zoo groote hoeveelheid kostbaar marmer, dat men de straten van Rome daarmede zou kunnen plaveien en gedurende eene eeuw onder houden. Ik spreek hier niet van kleinere stukken; men vindt die bij duizenden, en de paus heeft den heer ViscoDti gemachtigd, om die aan de bezoekers ten geschenke te geven. Blokken van reusachtige afmeting worden bij het Belvedère bijeengebracht. Pius heeft verscheidene daarvan bestemd voor het gedenk- teeken hetwelk zal worden opgericht te San Lorenzo, ter herinnering aan het gevecht van Mentana. Hij heeft andere blokken geschonken voor de St.-Paulus-kerk bij de drie fontijnen, voor Santa Maria ad Martyris (het Pantheon van Agrippa), waarvan het plaveisel in antiek geel marmer zal worden vernieuwd, en aan de kerk St.-Thomas van Canterbury, welke de Engelschen dicht bij het paleis Earnese bouwen. Wat de groote massa van marmer betreft, de paus heeft die geschonken aan de kerken van St.-Pieter en St.-Paul; de schoonste marmer stukken zullen worden besteed tot de versiering der altaren. Men spreekt van een altaar, door Pius IX bestemd voor de stad Sima, hetwelk van onvergelijkelijk schoonen agaatsteeD zal worden vervaardigd en van een ander altaar, hetwelk zal worden geplaatst te San Andrea Avellino, in de kerk van San Andrea della Salte. De opgravingen in het Emporium hebben ook tot het merkwaardig resultaat geleid, dat daar door licht wordt verspreid over de administratie der marmergroeven in de oude tijden en over de namen, welke aan de marmersteenen gegeven worden en die men op de verschillende blokken vindt aangeteekend. Om kort te gaaü, men zou zich geene meer belangwekkende, nuttige en rijke ontdekking kunnen voorstellen dau deze. Zlj verdient te

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1868 | | pagina 1