N°. 2603.
Donderdag
A°. 1868>£
6 Augustus.
BINNENLAND.
LEIDSCH
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT.
Voor Leidenper 3 maandenf 3.00.
Franco per post3.85.
Afzonderlijke Nommers0.10.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van Zon-en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DER ADVERTENTIEN.
Van 1-6 regels ƒ0.75; iedere regel meerƒ0.121.
Geboorte-, huwelijks- en doodberichten van
1-1 regels/0.90; iedere regel meer0.15.
Lelden, 5 Augustas.
De beweringen van sommige bladen dat
Frankrijk, België en Nederland een of- en de
fensief verbond zouden gesloten hebben, is in
bet Engelsche parlement op stellige wijze tegen
gesproken. Het moge vreemd schijnen, dat iets,
wat voor ons land van zooveel belang is, iets,
wat wij in de eerste plaats recht zouden heb
ben te weten, het eerst in het Engelsche par
lement wordt medegedeeld, zoodat wij uit Lon
den moeten hooren, wat onze regeering al dan
niet gedaan heeft de reden er van is zeer
eenvoudig deze: dat onze Kamers niet verga
derd zijn, en het Britsche parlement nog bijeen
was.
"Woordelijk werd het volgende aldaar over
de loopende geruchten gezegd.
De heer Ottway: //Heeft de minister eenige
mededeelingen omtrent plannen tot vorming van
een of- en defensief verhond tusschen Frankrijk,
België en Nederland, of van eenige combinatie
dezer mogendheden in jegens Pruisen en Duitsch-
land vijandigen geest?"
Lord Stanley: //Gisteren heb ik met den
Belgischen gezant te dezer zake eene conferentie
gehad; hij heeft mij gemachtigd, namens zijne
regeering, te verklaren, dat er, wat België be
treft, geen grond was voor het gerucht. Ik
bedoel, dat geen voorstel, gelijk in de tot mij
gerichte vraag, werd beschreven, hetzij officieel
of officieus door Erankrijk tot België is gericht,
en eene gelijksoortige verzekering werd door
mij uit 's-Hage ontvangen."
Hoewel wij van den aanvang af weinig ge
loof hebben gehecht aan hetgeen sommige Fran-
sche bladen ons omtrent een Fransch-Belgisch-
Nederlandsch verbond medegedeeld hebben, is
toch de verzekering, in het parlement gegeven,
van gewicht, omdat alle twijfel, dien men nog
kon koesteren, daarmede verdwijnt.
Er waren werkelijk omstandigheden, die hij
sommigen aan de mogelijkheid van een derge
lijk verbond konden doen gelooven. De groote
schrik, door Pruisens machtsontwikkeling in
186G teweeggebracht, is bij velen nog niet
geweken. Nog altijd wordt de staatsman, die als
raadsman van Pruisens koning, den Pruisiseh-
Oostenrijkschen oorlog, met zoo schitterende
uitkomsten bekroond, voorbereidde en uitvoerde,
en sinds dien tijd een zoo belangrijke rol in
Europa speelt, voorgesteld als het type van een
veroveraar, die alles wil nemen wat hij slechts
krijgen kan, en die, zoodra hem daartoe slechts
even de kansen schoon staan, ons land aan
den Noord-Duitschen bond zal annexeeren. De
vorige minister van buitenlandsche zaken wendde
hch dan ook, in Februari 1867, tot Frankrijk
en Engeland om zijne ongerustheid over Pruisens
plannen ten onzen opzichte mede te deelen.
En bij de bestaande verhouding tusschen Frank
rijk en Pruisen, die zich beiden gereed hou
den om ieder oogenblik elkander met hunne
ontzettende krijgsmachten, alle machtsvergroo-
ting te verhinderen, zou, wanneer Pruisen wer
kelijk zulke plannen tegen ons vaderland koes
terde, een verbond met Frankrijk ons eene
tijdelijke zekerheid kunnen geven, tot behoud
onzer onafhankelijkheid.
Hij echter, die meent dat Pruisens politiek
geenszins eene onderwerping van ons land met
zich brengt, en wij scharen ons geheel aan zijne
zijde, hij, die dus meent dat een werkelijk ge
vaar van de zijde van Pruisen niet bestaat, hij
kan een eng verbond met Frankrijk op dien
grond niet wenschelijk vinden; en, zonder dien
grond, zal voorzeker geen Nederlander wenschen
dat een deel van 's lands onafhankelijkheid wor
de opgeofferd, en dat de Fransche keizerlijke
regeering, die de meest impopulaire is die wij
ons denken kunnen, eenig aandeel in onze zaken
verkrijge. De tijd van Frankrijks overheersching
moge weinigen van ons nog heugen genoeg
is er ons van bekend, om zelfs een deel daarvan
als een van de grootste rampen voor ons va
derland te beschouwen. "Wij zijn in karakter,
in zeden, in ontwikkeling zoo verschillend van
het Fransche volk, dat elke nauwe aansluiting
noodzakelijk tot groote moeilijkheden zal leiden.
En wie dan de dupe wordt, daarnaar behoeft
men niet te vragen. Men zegge niet, dat daarom
een verbond met Frankrijk een grooteren waar
borg voor onze onafhankelijkheid aanbiedt, juist
omdat dit verschil in zeden en karakter bestaat
dat alzoo onze nationaliteit bij een nauwe
aansluiting bij Frankrijk minder gevaar zal loo-
pen, dan wanneer wij een verbond met Duitsch-
land sluiten. Elk verbond van een kleinen staat
met een grooten geeft natuurlijk aan de laatste
een overwicht, een invloed op het bestuur van
dieu kleinen staat: elke regeering volgt na
tuurlijk de eigenaardigheden van het volk, aan
welks hoofd zij staatopdat eene regeering, die
aan het hoofd van verscheidene nationaliteiten
geplaatst is, de bijzondere eigenaardigheden van
deze weet te eerbiedigen, wordt niet alleen groote
kennis van de verschillende toestanden ver-
eischt, maar ook eene verloochening van eigene
wenschenhet ligt toch in de natuur der zaken,
dat elke regeering hare macht zooveel mogelijk
zoekt uit te breiden. Werden dus Nederland
en Frankrijk eng verhonden, dan zou de Fran
sche regeering een grooten invloed op ons be
stuur verkrijgen, dan zouden Fransche regee-
ringsbeginselen hier toegepast worden, en hoe
meer die beginselen van de onze verschillen,
hoe meer wij er den druk van zouden onder
vinden, hoe ongelukkiger het voor ons land
zou wezen.
"Wel zou onze nationaliteit, juist door het
groot verschil tusschen Franschen en Nederlan
ders, waarschijnlijk bewaard blijven, doch het
middel, om daarom ons aan te sluiten aan
eene natie die in vele dingen van ons ver
schilt, opdat wij dan zeker kunnen zijn dat
onze nationaliteit bewaard blijve dit betoog is
onlangs in een onzer bladen opgenomen is
weinig vleiend voor de levenskracht onzer na
tionaliteit en schijnt aan haar behoud alle an
dere dingen ondergeschikt te maken.
Wij juichen alzoo, met geheel ons hart, de
verklaring toe, dat men in den Haag niets
van een Fransch-Belgisch-Nederlandsch-verbond
weet. Wij verlangen geene aansluiting bij eenige
groote mogendheid, en vooral niet bij Frank
rijk. Wij stellen prijs op onze zelfstandigheid
en achten deze het best verzekerd, wanneer
wij niet door een verbond met ocne groote mo
gendheid den naijver van de andere opwekken.
Het slot van het artikel, door ons voor eenige
dagen overgenomen uit de Morning Herald
over de vraag of het ook een handelstraccaat
zou kunnen zijn, waarvan sprake was, wordt
door het Handelsblad gerefuteerd. Het wijst
op art. 6 der wet van 1 Sept. 1862, waarbij
bepaald wordt, dat alle vermindering van rech
ten aan eenen staat verleend, aan alle staten
te goede komt. Een handelsbelang kan dan
moeilijk de grond van een tractaat met Frank
rijk zijn.
LEIDEN5 Augustus.
Bij koninklijk besluit van 1 dezer zijn de
volgende commissiën uit de Staten van Zuid-
Holland gemachtigd, om na de sluiting van de
zomervergadering der Staten hare werkzaam
heden voort te zetten, namelijk de commis
siën belast met het onderzoek 1". van een
ontwerp-reglement voor de gemeenschappelijke
belangen der hovenhemaling van de polders de
Hoek en Schuwacht;
2°. van het voorstel tot wijziging der bij
zondere reglementen voor den Driemans- en
17 andere polders;
3°. van het voorstel tot intrekking der toe
zegging van provinciaal subsidie voor de door
graving van de Ruigepiaat voor Delfshaven; en
4°. van het plan van opheffing der ambachten
in Rijnland.
Men schrijft ons uit Voorschoten:
Voor het ringrijden op den 12den dezer alhier
zijn door den heer Steengracht de volgende prij
zen beschikbaar gesteld lste en 2de prijs een
gouden horloge, 3de prijs een zilveren dito,
4de prijs een zilreren tabaksdoos. Ook voor het