N°. 2492. Woensdag A°. 1868'. 25 Maart. BINNENLAND. LEIDSCH PRIJS DEZER COURANT. Voor Leiden, per 3 maandenf 3.00. Franco per post3.85. Afzonderlijke Nommers0.10. Leiden, 94 ITIaart. In den grooten strijd tusschen het ministerie en de Tweede Kamer zijn Zaterdag en gisteren twee slagen geleverd, die, wat men ook mag voorwenden, waarlijk beslissend zijn geweest. Te vergeefs hebben Zaterdag de ministers en hun vrienden getracht de hoofd-quaestie op zijde te schuiven, en de oppositie te tergen om niet over deze quaestie, de «redenen die tot de ont binding der vorige Kamer geleid hebben, maar nog eens over het beleid der buitenlandsche zaken te stemmen. Maar het buitenlandsch be leid was niet aan de orde. In behandeling waren slechts enkele nieuwe bescheiden betreffende dat beleid. De regeering had beweerd, dat men die stukken noodzakelijk moest kennen, wilde men een billijk oordeel vellen over de redenen die tot de ontbinding der Kamer hadden geleid. Welnu, de Kamer had, eer zij door het aanne men der motie-Blussé een oordeel uitsprak, die onmisbare stukken afgewacht. Zij had ze ont vangen. Wat kon zij er anders op antwoorden dan dat zij ze voor kennisgeving aannam? In hoever de nieuwe bescheiden het oordeel der leden van de Kamer konden wijzigen, zou blij ken als het nu eindelijk tot stemmen over de motie-Blussé kwam. Daartoe is het gisteren ge komen. Met 39 tegen 34 stemmen heeft de Ka mer verklaard, dat geen landsbelang de ontbin ding had gevorderd. Daarin ligt opgesloten, dat do voorgewende reden der ontbinding, het onbillijk verwerpen van de begrooting van bui tenlandsche zaken, naar het gevoelen der Ka mer öf niet bestaan had, öf althans niet ge wichtig genoeg was om daarmee het nuttelooze eu vruchtelooze beroep op de kiezers te wettigen. Van iedere andere regeering zou het bevreem den, dat zij na zulk een neerlaag nog niet aftrad. Van deze bevreemdt ons niets meer. Aan allerlei onjuistheden in zeggen en doen heeft zij ons maar al te zeer gewend. Om nog wat te kunnen blijven heeft zij tot tweemaal toe de Kamer ontbonden. Om nog wat te kunnen blijven zegt zij thans, dat de motie dubbelzinnig is Dit zegt zij, nu de motie werd aangenomen. Vroeger had zij integendeel beweerd, dat de motie beteekende, dat de Kamer met deze regeering niet wilde meewerken. Noch de vroegere noch de tegen woordige bewering evenwel komt ons voor juist te zijn. De motie geeft alleen te kennen, dat de Kamer de regeeringsdaad der ontbinding afkeurt. Niets meer en niets minder. Het ka binet moet thans weten, of het de vereischte kracht, het onmisbare overwicht op de Kamer bezit om nog langer het bewind te voeren. Geen drogredenen kunnen deze uitkomst veranderen. Het is treurig dat een Nederlandsch eregeering bet toch beproeft. Het is treurig dat zij wit DAGBLAD. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DER ADVERTENTIEN. Van 1-6 regels 0.75; iedere regel meerƒ0.12». Geboorte-, huwelijks- en doodberichten van 1-4 regels 0.90; iedere regel meer0.15. zwart noemt, en de duidelijke motie dubbelzinnig durft heeten. Even treurig is de andere ui tvlucht, waarmee zij zich tracht te redden. Zij zegt: of er al dan niet overeenstemming tusschen de regee ring en de vertegenwoordiging bestaat moet blijken, niet uit motiën, maar uit het aanne men of afstemmen van wetten. Alsof het er iets toe deed, waaruit het gebrek aan overeen stemming bleek. Dat het gebleken is, is ge noeg, of liever het is voor het ministerie te veel. Wat zal thans het gevolg zijn? Waartoe drijft de regeering door dus opzettelijk den wenk der Kamer niet op te merken Zij zegt het zelf, tot het afstemmen van wetten. Maar de wetten, waarover het eerst gehandeld moet worden, zijn de begrootingendie moeten derhalve worden afgestemd, om het kabinet onmiskenbaar te be duiden, dat men met zijn bewind geen vrede heeft. En hoe dikwerf is daarentegen van de zelfde zijde beweerd, dat de Kamer om geen redenen buiten de cijfers een begrooting mag verwerpen? Zoo is gedurig dit ministerie in strijd met zich zelf. Het keurt af wat het zelf heeft gedaan; het spreekt tegen wat het vroe ger heeft gezegd. In éen opzicht slechts blijft het zich zelf gelijkhet wil aanblijven hoe dan ook, in strijd met de meerderheid der Tweede Kamer, met de meerderheid der kiezers. Het verandert gedurig van voorwendsels maar nooit van bedoeling. Maar een nieuw incident heeft zich voorge daan. De heer De Bosch Kemper heeft aange kondigd, dat hij heden zal voorstellen in een adres aan den Koning den stand van zaken in de Kamer kenbaar te maken. Misschien kan dit voorstel tot iets goeds leiden. Wij zullen de discussies erover geduldig afwachten. LEIDEN, 24 Maart. De Arnhemsche Courant bevat de volgende rectificatie omtrent een bericht, dat wij van haar overgenomen hebben 's Gravenhage, 21 Maart. Geachte Heer Redacteur! Ik zie in de Arnhemsche Courant van heden een berigt mij betreffende, dat niet volkomen juist is. De berigtgever uit Delft meldt, dat ik in mijne sluitingsrede, van 26 februarij, gezegd heb //den vorigen dag het besluit van non-acti viteit te hebben ontvangen," en dat ik op dat oogenblik gemeend had beide betrekkingen te zul len kunnen waarnemen. Het eerste, hier aange haalde, is waar, doch het laatste, hier cursief gestelde, is niet door mij gezegd. Ik wist toen sedert eenigen tijd dat non-activiteit-beschikking zoude volgen, doch kon dat natuurlijk niet of ficieel aankondigen, eer ik die beschikking had. Zoodra ik die ontvangen had, deed ik de me- dedeeling, en zeide bij de tijdelijke sluiting der lessen, 26 februarij, dat ik gemeend had, bij het lidmaatschap der tweede kamer, het onder wijs, geheel of gedeeltelijk te zullen kunnen behouden. Ik zeide echter niet, dat ik op het oogenblik der ontvangen beschikking dat nog meende, zoo als het berigt zegt, doch meende het op het oogenblik der verkiezing. Met de opname dezer enkele regelen, mijn heer de redacteur, zult UEd. mij verpligten. J. L. de Beuyn Kops. Heden middag te twee uren werd de nieuw benoemde substituut-griffier bij de arrondisse mentsrechtbank alhier, Mr. J. van Heukelom, als zoodanig in eene plechtige zitting der recht bank geïnstalleerd. Nadat de nieuwbenoemde door den griffier was binnengeleid, heette de voorzitter hem welkom in zijne nieuwe betrek king. Z.-E.-A. verklaarde, dat van deze benoe ming te voren volstrekt niets vernomen was; dat ook het advies van het O. M. niet was ingewonnen, en dat hij dus niets had kunnen doen om de sollicitatie van den thans benoemde, zijn neef en sints diens jeugd zijn vriend, te ondersteunen. De heer Y. H. kon zeker zijn, dat zijne benoeming aan al de leden der recht bank aangenaam jwaszij kenden hem van vroeger. Hij was geweest een goed student, een goed advocaat en had ook als waarnemend griffier bij de instructie en elders zijn ijver en bekwaamheden getoond. Het volledig bewijs moest hij echter nog leveren; een begin van bewijs kon de kantonrechter aanbieden, bij wien hij ook als waarnemend griffier een lan gen tijd had gewerkt; doch het volledig bewijs zoude volgen. Hij werd dan ook ontvangen met achting, vertrouwen en vriendschap. De voorz. wenschte den geïnstalleerden subst.-griffier ten slotte veel voorspoed in de loopbaan der magistratuur, welke hij thans was ingetreden. Daarna erlangde de nieuwbenoemde het woord en verklaarde dat twee zijner wenschen thans beide vervuld warenlid te worden der rech terlijke macht en zulks aan deze rechtbank, van welker leden hij reeds lang zooveel bewijzen van welwillendheid had ontvangen. Ma ar bij de vele voorrechten erkende hij ook vele verplich tingen, vooral waar hij zag op het voorbeeld van zijn verdienstelijken voorganger. Diens na latenschap aanvaardde hij evenwel zonder be raad en zonder beneficie j de leden der recht bank waren thans zijn grootste crediteuren; hij verzocht bun crediet. Ten slotte beval hij zich dringend bij zijn voorganger, den tegenwoordigen griffier, aan en riep hij diens hulp in. Aan de leden der balie in welker midden hij zich drie jaren gelukkig had gevoeld, riep hij een hartelijk vaarwel toe. De deken van de orde dor advocaten wenschte den subst.-griffier en de rechtb. beide geluk hoezeer hij het betreurde iemand als den heer Y. H. uit de rij der advocaten te hebben ver loren. Daarna werd de zitting gesloten.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1868 | | pagina 1