N°. 2486.
Woensdag
PRIJS DEZER COURANT.
Voor Leiden, per 3 maandenf 3.00.
Franco per post.. 3.85.
Afzonderlijke Nommers0.10.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering-
van Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DER ADVERTENTIEN.
Van 1-G regels 0.75; iedere regel meerf 0.12'
Geboorte-, huwelijks- en doodberichten van
1-4 regels ƒ0.90; iedere regel meer«0.15.
LEIDSCH
loeiden, 17 Maart.
Met een voortvarendheid, die wij gaarne
erkennen, heeft de minister van buitenlandache
zaken de door hem toegezegde diplomatieke be
scheiden bijeengezocht en gedrukt aan de Tweede
Kamer overgelegd. Ons bestek verbiedt ons het
voorbeeld van de Nieuwe Rotterdamsche Cou
rant te volgen, en de geheele verzameling aan
onze lezers voor te leggen. Wij moeten vol
staan met er op te verwijzen en aan te sporen
om de stukken in hun samenhang te lezen
en met het meedeelen van den indruk, dien de
gezette overweging or van bij ons heeft nage
laten.
Bij het lezen zijn wij opnieuw in de overtui
ging versterkt, dat de heer Goltstein onlangs
te recht den wensch heeft uitgesproken dat de
minister voor het oordeel der sedert ontbonden
Kamer ware geweken, zijn rechtvaardiging bij
liet nageslacht gezocht, en niet meegewerkt had
om door het ontbinden der Kamer tot een
revisie van het in zijn oog onrechtvaardige von
nis te geraken. Door niet naar dien wensch,
die met het ware belang des lands overeenkomt,
maar naar de inblazing van zijn gekrenkt eer
gevoel te luisteren, beeft zich de minister in
de noodzakelijkheid gebracht om thans nog eens
de aandacht van het volk te vestigen op een
zaak, die maar had moeten blijven rusten. Meer
dan eene buitenlandsche regeering, wier toe
stemming voori het overleggen van de met haar
gewisselde stukken gevraagd is geworden, heeft
in dien geest geantwoord. Zoo vermaant onder
anderen de Pruisische regeering om de Luxem-
burgsche quaestie, die een afgedane zaak (un
incident vidó) was, niet op te rakelen, en
thans, nu de betrekking tusschen Pruisen en
Frankrijk gelukkig weer een vriendschappelijke
was, alles te vermijden wat de herinnering kan
opwekken aan een geschil, waardoor de vrede
van Europa ernstig bedreigd was geworden.
Is zulk een vermaning niet een verwijt in be
leefden vorm?
En zijn nu de aan den dag gebrachte stuk
ken waard, dat men zich aan het ontvangen
van zulk een vermaning bloot stelt? Recht
vaardigen zij den minister op afdoende wijze?
Volstrekt niet. Op zijn best genomen kan men
slechts zeggen, dat de minister in deze door
hem zelf uitgekozen stukken niet verder be
schuldigd wordt. De grieven, door de hoofden
der oppositie in December 11. tegen zijn beleid
ingebracht, worden geenszins weerlegd. En de
getuigenis van graaf Von Bismarck, waarop zich
de minister beroepen had, om voor den redder
van den Europeeschen vrede door te gaan, ver
liest veel van haar kracht, nu zij ons bij deze
gelegenheid autentiek wordt meegedeeld. Zie
hier wat er van deze zaak is:
Op het eind van Maart 1S67 dreigde er over
den afstand van Luxemburg aan Frankrijk tus
schen die mogendheid en het Noord-Duitsche
verbond een oorlog uit te breken. Toen, ter
elfder ure, werd door onze regeering aan den
gezant van Pruisen in den Haag, en nader door
onzen gezant te Berlijn aan den graaf Yon
Bismarck, de verzekering gegeven, dat van den
afstand aan Frankrijk niets komen zou, als
Pruisen er niet in toestemde. Daarop hebben
de twee volgende telegrammen betrekking, die
wij uit het Fransch vertaald letterlijk mee
deelen:
De Nederl. minister aan den gezant te Ber
lijn, 3 April 1867.
Zeg aan graaf Von Bismarck dat de Koning
volkomen goedkeurt het antwoord, dat ik dezen
ochtend aan (den Pruisischen gezant) graaf De
Perponcher gegeven heb. Wij hebben de be
doelde schikking altijd beschouwd als een vreed
zame en minnelijke schikking, waartoe de toestem
ming van Pruisen in de eerste plaats vereischt
werd.
Do Nederlandsche gezant te Berlijn aan den
minister, 3 April 1867.
De graaf Von Bismarck heeft de mededee-
ling van het telegram met genoegen en dank
baarheid ontvangen, en mij gezegdGij redt
den vrede van Europa (vo us sauvez la paix
de l'Eur ope.)
Het is bijna overbodig de beteekenis der aan
gehaalde woorden in dit verband te verklaren.
//Gij redt door uw verklaring den vrede van
Europa" beteekent: //Zonder uw verklaring
ware de oorlog onvermijdelijk gevolgd." Maar
hoe kan een verklaring van de bedoelingen der
Nederlandsche regeering den oorlog voorkomen,
indien niet de bedoelingen, die men haar had
meenen toe te moeten schrijven, het gevaar
Yan oorlog hadden doen ontstaan Zoo was het
inderdaad. Men geloofde te Berlijn, dat Luxem
burg, zonder voorweten of toestemmen van Pruisen,
aan Frankrijk zou worden afgestaan, en in dat ge
val hield men den oorlog voor onvermijdelijk. De
verklaring der Nederl. regeering, dat integendeel
van de toestemming van Pruisen de afstand afhan
kelijk was, verzekerde het voortduren van den
vrede. De onverwachte verklaring der Nederland
sche regeering redde dus den vrede, omdat de be
doeling, die men haar had toegeschreven, den vrede
in gevaar had gebracht.
In de aangehaalde telegrammen is nog een
uitdrukking, die niet geschikt is om onzen mi
nister van buitenlandsche zaken in het gelijk te
stellen. //Wij hebben de schikking (d. i. de af
stand aan Frankrijk) steeds beschouwd als een
minnelijke schikking" enz. Hoe is deze betuiging
te rijmen met de verzekering, dat de onderhan
deling, buiten de Nederlandsche regeering om,
tusschen Luxemburg en Frankrijk geschied was
Wat deed het er in dat geval toe, of de regee
ring in den Haag zich de schikking dus of
anders had voorgesteld En is dit zoo niet,
heeft de Nederlandsche regeering deel genomen
aan de onderhandeling met Frankrijk, hoe kan
zij zich dan vrijpleiten van de beschuldiging,
dat zij, door Pruisen zoolang onkundig te laten
van haar vreedzame en minnelijke bedoelingen,
het gevaar heeft gewekt, dat haar verklaring
eindelijk, toen het bijna te laat was, nog heeft
afgeweud
Naar ons oordeel kunnen die beide telegram
men op geenerlei wijs tot rechtvaardiging van
den minister strekken, en wij begrijpen niet,
hoe hij zich op die betuiging van Von Bismarck
//Yous sauvez la paix" nog heeft kunnen
beroemen.
De vrede was bovendien nog niet voor goed
verzekerd. De conferentie kwam tot stand, maar
had even goed tot oorlog als tot bevestiging
van den vrede kunnen leiden. Den 9den Mei,
den dag waarop het concept-tractaat ten slotte
geparapheerd is, stonden de zaken zoo gescha
pen //dat (zegt de minister zelf) het uitstel van
een enkelen dag de mobilisatie van het Pruisi
sche leger ten gevolge zou gehad hebben." Om
daartoe iedere aanleiding van hare zijde weg te
nemen, heeft onze regeering haara ondanks toe
gestemd in hetgeen later een bron van nieuwe
moeilijkheden kan worden, in den collectieven
waarborg der onzijdigheid van Luxemburg. Dat
dit waarlijk iets anders dan een succes is, moet
de minister wel erkennen. //Indien er tijd ge
weest ware om in gewonen vorm diplomatieke
onderhandelingen te voeren, had de regeering
ongetwijfeld eene poging daartoe in het werk
gestelddoch het besluit moest binnen weinige
uren genomen worden." Is die verontschuldiging
voldoende? Waar is het bewijs, dat, als Neder
land geweigerd had aan den waarborg deel La
nemen, de groote mogendheden met haar on-
derlingen waarborg niet tevreden zouden zijn
geweest Wie kan gelooven, dat aan den waar
borg van een mogendheid als de onze zulk een
gewicht zou gehecht zijn En aangenomen zelfs
dat wij ons werkelijk den 9den Mei niet meer
konden onttrekken, en dat een weigering van
onze zijde den oorlog had kunnen veroorzaken
waar is dan het bewijs, dat de handelwijs onzer
regeering voor den 3den April niet een
der oorzaken is geweest, die haar en geheel
Europa in dien benarden toestand hadden ge
bracht
Wij zijn zeer benieuwd naar het rapport dat
de commissie uit de Tweede Kamer, die met het
onderzoek der stukken belast is, misschien