N°. 2482. Vrijdag »<5 A o. 1868. \Y> Y MVhni#! 13 Maart. BINNENLAND. LEIDSCH PRIJS DEZER COURANT. Voor Leiden, per 3 maandenf 3.00. Franco per post.3.85. Afzonderlijke Nommers0.10. In de memorie van toelichting op het ont werp tot wijziging van eenige bepalin gen der wetten betreffende de perso- neele belasting wordt onder anderen het volgende gezegd Welke gewichtige bezwaren er verbonden zijn aan eene geheele herziening van de wettelijke bepalingen betreffende de belasting op het per. soneel, is bij herhaling gebleken. Naar het oordeel der regeering mag dit niet beletten, dat pogingen worden aangewend, om de bestaande wettelijke bepalingen van eenige barer voornaamste gebreken of onbillijkheden te zuiveren. Als zoodanig kunnen onder ande ren wel worden aangemerkt het belasten van sommige perceelen, uitsluitend gebezigd tot in stellingen van weldadigheid, tot ziekenverple ging of weeshuizen, tot het geven van godsdienst onderwijs, als bewaarscholen, als inrichtingen strekkende ter bevordering van kunsten en we tenschappen door erkende vereenigingen, tot pakhuizen of bergplaatsen voor den handel, en evenzoo de bepalingen ten aanzien der belasting op vrouwelijke dienstboden, die den leeftijd van 18 jaren bereiken. Tot het wegnemen dier ge breken hoofdzakelijk strekt dit ontwerp van wet. De bestaande wet stelt bij art. 5 2, lit. c, vrij de academiën, seminariën, athenaeën, gym- nasiën, colleges en schoollokalen. Maar ook de bewaarscholen, de kweekscholen voor onderwij zers en voor de zeevaart, de localen, door geestelijken of bedienaars van den godsdienst uit sluitend tot het geven van onderwijs in den godsdienst gebezigd, behooren te worden vrij gesteld. Overigens is het duidelijk, dat naar de onder- werpelijke bepaling, in verband met de wet op het lager onderwijs, alle schoollocalen, zoowel bijzondere als openbare, in de termen van vrij stelling vallen, wanneer de onderwijzers slechts voldaan hebben aan de voorschriften der even- genoemde wet. De vrijstelling wordt uitgebreid tot alle in stellingen van weldadigheid, in de artt. 1 en 2 der wet van 28 Juni 185-1 (Staatsblad n°. 100) vermeld, en tot wees- en gasthuizen en tot gestichten van verbetering of voor idioten, krank zinnigen, ziekenverzorging, blinden, doofstommen of ooglijders, die niet onder openbaar gezag of beheer staan, noch aan diaconieën behooren. Verder wordt vrijgesteld al hetgeen tot het fabrieks- en trafiekwezen en tot de handwerks- en ambachts-nijverheid behoort, en derhalve ook de werk- en bergplaatsen van bakkers, grutters, slachters en van personen, die andere ambach ten of handwerken uitoefenen. Voorts worden nog vrijgesteld de bij art. 6 2 der wet van 1838 met 50 ten honderd be* Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon-en Feestdagen, uitgegeven. laste pakhuizen, zolders, kelders en andere berg plaatsen van handelsgoederen. Eindelijk worden om dezelfde reden onder de onbelastbare perceelen opgenomen die bestemd tot het vervaardigen, herstellen of bergen van de voer- en rijtuigen of tot berging van materia len van spoorweg-maatschappijen en tot bergplaat sen van de andere in dit artikel bedoelde voor werpen. Gelijk bekend is, ontving de regeering van tijd tot tijd verzoekschriften, hoofdzakelijk van kerk- en armbesturen, daartoe strekkende, dat de leeftijd, gedurende welken vrouwelijke dienst boden als dienstmeisje* worden beschouwd en naar de 4de klasse tegen slechts f 3, zonder toe passing van het opklimmend tarief der dienst boden van de eerste klasse, worden belast, mocht worden verlengd en, in plaats van 18, op 21 jaren gesteld. Na gezette overweging is het der regeering voorgekomen, dat de onderwerpelijke aangele genheid, met het oog op de belangen der inge zetenen van de gemeente en het rijk, op de meest bevredigende wijze is op te lossen, indien het verschil in de belasting, bij overgang tot hoogeren leeftijd, tot een zoodanig gering be drag wordt gesteld, dat de belastingplichtige daarin geene gegronde aanleiding vindt om zijne dienstbode met eene jongere te verwisselen. Omtrent de voorgedragene wijziging van hoofdstuk VIII (oorlog) der staatsbe- grooting voor 1867, zegt de mem. van toel. het volgende: Het is gebleken dat eenige artikelen van het VlIIste hoofdstuk der staatsbegrooting voor het dienstjaar 1867 niet voldoende zijn om daaruit al de uitgaven te bestrijden, welke daarop moeten worden geaffecteerd, en de post voor onvoorziene uitgaven (art. 51) niet vol doende is, om al het te kort komende te dekken. De aanvulling van het hier bedoelde tekort vordert evenwel geene verhooging der begroo ting alleen de wijziging van eenige artikelen zal voldoende 'zijn. De stand der begrooting laat dit goreedelijk toe, terwijl, indien deze wij ziging plaats heeft, bereids nu de verzekering kan worden gegeven, dat er nog op verschil lende artikelen der begrooting van het depar tement van oorlog voor het dienstjaar 1867 een meer of minder aanzienlijk overschot zal blijven bestaan. Het ontwerp tot wijziging der begroo ting van Nederlandsch Indië voor het dienstjaar 1867, betreft het mate rieel der zeemacht. De mem. van toel. zegt daaromtrent PRIJS DER ADVERTENTIEN. Van 1-6 regels ƒ0.75; iedere regel meer0.12s Geboorte-, huwelijks- en doodberichten van 1-4 regels ƒ0.90; iedere regel meer„0.15. Tijdens de behandeling der begrooting van Ne derlandsch Indië voor het dienstjaar 1867 waren de denkbeelden omtrent eene splitsing der marine uitgaven in Nederland en in Indië nog niet tot rijpheid gekomen. Men was daardoor genood zaakt, zich tot de voordracht van algemeene cijfers te bepalen. Ofschoon namelijk in het Indisch begrootings-ontwerp voor 1867 eene hoogere som was aangevraagd ten behoeve van het materieel der scheepsmacht, is tot dat einde, in ronde som, voorgedragen en toegestaan het ook voor 1S65 bewilligde krediet. Laat zich reeds hierdoor verklaren, dat het voor 1867 toegestaan bedrag niet aan de be hoeften van het dienstjaar heeft beantwoord, dit kan te minder bevreemden, wanneer men nagaat, dat in de voor 1867 overgenomen ra ming voor 1865 de kosten van het benoodigde hout nog waren berekend naar een fictieven gouvernements-tariefprijs, terwijl gedurende 1867, bij aankoop van particuliere exploitanten, de handelswaarde, aanzienlijk meer dan die fictieve prijs bedragende, is moeten worden besteed. Het is de ouderafdeeling 103//Materieel der zeemacht", die blijkens mededeeling van het Indisch bestuur, om de vermelde oorzaken, een tekort doet voorzien van f 402,000, welk cijfer vooral ook daarom zoo hoog is, dewijl de ge legenheid om den post uit de onvoorziene uit gaven aan te vullen zoozeer is beperkt gewor den. Het tekort van f 402,000 kan evenwel zonder verhooging der begrooting worden gedekt. LEIDEN, 12 Maart. Gisterenavond is in de plaats van den heer A. G. van Hamel tot hulpprediker bij de Waal- sche gemeente alhier benoemd de heer G. Bonet. Het werkvolk, tot het heien der palen voor het nieuwe Ziekenhuis alhier aangenomen, heeft Maandag weder hel werk gestaakt en was gis teren nog niet weder aan het werk. De aange nomen Katwijkers waren niet geschikt voor den zwaren arbeid, vooral daar zij iederen dag heen en weder de reis van Katwijk naar hier moesten maken. De reden voor de staking is nu, naar wij vernemen, dat het werkvolk beweert onmo gelijk meer dan 5 a 6 palen daags in den grond te kunnen slaanen terwijl de aannemer hen bij de paal betaalt en het aantal palen op 9 daags berekent, wordt hun loon daardoor zóo gering, dat zij weigeren daarvoor te werken. De rectorale rede, op 8 Februari jl. door den hoogleeraar W. F. R. Suringar alhier uitge sproken, is thans, van den classieken vorm ont daan, in het licht verschenen. Het onderwerp in deze rede behandeld, is de beantwoording van de vraagHoedanig is, bij den tegenwoor-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1868 | | pagina 1