N°. 2481. Ah 4ft .-Jik LESDSCH Donderdag A0. 186! ilï DAGBLAD 12 Maart. PRIJS DEZER COURANT. Voor Leiden, per 3 maandenf 3.00. Franco per postn 3.85. Afzonderlijke Nommers0.10. HET WETSONTWERP TOT REGELING I VAN HET HOOGER ONDERWIJS. Slot. In den lilden titel over het kerkelijk en bijzonder hoogér onderwijs wordt bet beginsel gesanctioneerd, dat ieder ingezeten, ieder vreemdeling die daartoe de Koninklijke vergunning verkregen heeft, elke erkende ver- eeniging, en ieder kerkgenootschap de vrijheid heeft om eene bijzondere school van hooger onder wijs op te richtenkennisgeving aan het ge- H meentebestuur is daartoe het eenige vereischte. Wordt zoodanig een school opgericht krach tens testamentaire dispositie, dan wordt 's Ko- nings goedkeuring vereischt. Als huisonderwijs wordt beschouwd het onderwijs aan hoogstens zes leerlingen gezamenlijk. Aan de scholen van het hervormd kerkgenootschap worden de gelden afgestaan, nu voor het theologisch onder wijs jaarlijks beschikbaar gesteld. Wanneer zooda nige scholen worden opgericht in academiesteden hebben de hoogleeraren bij academische plech- I tigheden rang en zitting nevens die der hoo- geschool en hebben de studenten, mits betalende eene som van ƒ100.toegang tot al delessen der andere hoogleeraren en tot de wetenschap- I pelijke instellingen en verzamelingen. De Koning wijst de bestemming aan van de be- j staande makingen ten behoeve eener theologische faculteit of van theologische studiën. Het toezicht over de openbare, burgerlijke, kerkelijke en bijzondere scholen, de rijks hooge- scholen uitgezonderd, wordt, in Tit. IV, onder het oppertoezicht van den minister van binnen- landsche zaken opgedragen aan een nader te bepalen getal inspecteurs. De voornhamste bepalingen van het burgerlijk hooger onderwijs hebben wij in onze artikels j gegeven. Het militair hooger onderwijs bespre ken wij wellicht later, en heeft voor de meeste lezers van ons blad minder belang. Van de Overgangs-bepalingen willen wij nog enkele mededeelen: Ieder die op het tijdstip der invoering van de wet hooger onderwijs geeft, behoudt der be voegdheid. De curatoren en hoogleeraren der hoogescho- len, zoomede de beambten worden van hun ambt ontheven, doch kunnen herbenoemd worden. Aan herbenoemde hoogleeraren, die aantoonen dat hunne inkomsten in de vijf laatste jaren voor de invoering der wet meer hebben bedra gen dan hunne jaarwedde met het aandeel in gelden die door de studenten gestort worden, kan eene personeele toelage worden verleend. Ingeval zij niet worden herbenoemd blijven hoogleeraren en beambten in het genot hunner volle jaarwedde als wachtgeld, en behouden aan Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DER ADVERTENTIEN. Van 1-6 regels 0.75; iedere regel meerƒ0.126 Geboorte-, huwelijks- en doodberichten van 1-4 regels 0.90; iedere regel meer0.15. spraak op pensioen. Hel wachtgeld vervalt, zoo dra zij eene betrekking met de vroeger door hen bekleede gelijkstaande of eene landsbedie ning aanvaarden. Voor hoogleeraren der theol. faculteit geldt dit ook, zoo zij bij eene kerkelijke school aan gesteld worden. Die als student of als kweekeling der Indi sche school is ingeschreven, is vrijgesteld van het afleggen van een admissie-examen. Wie can- didaat is in eenig vak, zal van het candidaats- èxamen vrij zijnalleen zullen de medici nog examen moeten afleggen in die vakken, die bij de nieuwe wet tot het candidaats-examen zijn gebracht. Nog twee jaren na de invoering der wet zullen de doctorandi tot de promotie wor den toegelaten. Gemeenten, die tot het oprichten van gym nasia gehouden zijn, voldoen aan die verplich ting binnen een termijn van uiterlijk drie jaren. De rijks-instelling van onderwijs in de Indi sche taal-, land- en volkenkunde wordt opge heven: voor de hoogleeraren en beambten gel den de bepaliugen die voor de hoogleeraren en beambten der hoogescholen gelden. De wet treedt in werking op 1 September 1869. //Tijd gewonnen, alles gewonnen", dit begin sel is van zijn optreden af de richtsnoer ge weest van dit ministerie. Toen de regeering uit de minderheid in Juni opgetreden was, werd de Kamer niet bijeengeroepen voor September tijd gewonnenen toen de Kamer in Septem ber heropend was, werd zij ontbondenweder tijd gewonnen, en ook veel gewonnen want in het eind van November ging de nieuwe Kamer rustig aan het werk. Toen de minister Trakra nen afgetreden was en de Tielsche burgemees ter als 3de minister van koloniën in het kabinet zou treden en er dus oppositie verwacht werd, ging de Kamer uiteen, en zij kwam eerst weder bijeen op den dag der sluiting; weder tijd gewonnen. Toen eindelijk de nieuwe Kamer zich minder volgzaam toonde en de minister Van Zuylen, in plaats van eene lofrede over het behoud van den vrede, een tal van grieven tegen zijn be stuur moest hooren, terwijl eindelijk zijne be grooting werd afgestemd, ontbond het ministerie andermaal de Kamer, en zoo was er weder tijd gewonnen. Hoe dikwijls werd de verklaring van het mi nisterie omtrent de onderwijswet niet verscho ven! Verleden jaar zeide de minister, dat eerst het voorstel-De Brauw moest behandeld worden in September beloofde de minister plechtig om vóór de verkiezingen in Juni de plannen der regeering aan de Kamer mede te deelen en niet tegenstaande er verkiezingen hebben plaats ge had, niet alleen voor de éene helft der leden van de Kamer maar voor allen, heeft de minis ter nog niets geopenbaard, en op het aanhou dend verzoek zich nog eene bepaalde verklaring daaromtrent voorbehouden. Wel mocht de heer Pijnappel vragen, of dan vroeger Juqi als ter mijn was gesteld, omdat de Meimaand zoo bij zonder geschikt was, om over het onderwijs eene verklaring af te leggen Doch bet gold hier weder het beginsel //tijd gewonnen, alles gewonnen." En dan de koloniale quaestie. Eerst was hare oplossing de voornaamste taak van het kabi nettoen ging de heer Mijer naar de Oost, en de cultuurwet zou niet ingediend worden voor een nader onderzoekmaar de erfpachtwet kwam, en viel op de wijze, die een ieder bekend is zoodat van vele zijden de twijfel geopperd werd, of het dit ministerie hiermede ernst geweest was Eindelijk verklaart de minister van koloniën in September, dat de koloniale quaestie reeds door Van den Bosch grondig opgelost is, het geen natuurlijk wil zeggen er is zooveel niet te regelenen de minister van binnenlandsche za ken deelt bij de laatste discussie mede, dat de meest ernstige hervormingen in Indië niet die zijn, welke in het voorjaar van 1866 aan de orde waren, alzoo noch cultuurwet, noch erfpacht- wet. Ook hier geldt het dus //tijd gewonnen, alles gewonnen." Ook bij den zesdaagschen strijd van de vorige week handelde, gelijk ons heden uit de lezing van het Bijblad bleek, het ministerie blijkbaar naar geen ander beginselde quaestie moest nu niet uitgemaakt wordenzij moest wachten tot nader gelegenheid. Het beleid van den mi nister van buitenlandsche zaken moest door de nieuwe Kamer beoordeeld worden op nieuwe stukken: en voordat die stukken gezien waren, mocht men geen oordeel vellen over de ont binding. Maar nauwelijks was er gezegd, dat men dan die stukken wilde zien, of de onmo gelijkheid om ze nu reeds te geven werd door den minister van buitenlandsche zaken betoogd Geen beter bewijs voor onze stelling dan de twee volgende stukken uit de redevoeringen van den heer Van Zuylen. Dinsdag den 2den Maart zeide de min. van buitenl. zaken het volgende //De regeering hoopt in de gelegenheid te zijn nadere inlichtingen te geven, wanneer over de begrooting van buitenlandsche zaken zal wor den beraadslaagd. Ik voeg er bij, dat ik hoop, dat dit zoo spoedig mogelijk geschiede Ik herhaal dat bij de beraadslaging over de begrooting van buitenlandsche zaken de regee ring in staat zal zijn der Kamer te ge ven die inlichtingen, welke zij gemeend heeft tot nu toe in het belang van den staat te moeten achterhouden." En Zaterdag daarop, toen de heer Thorbecke zich bereid had verklaard, om eerst inzage te nemen van de stukken, verklaarde de heer Van Zuylen het volgende: //Ik heb de eer gehad aan de Kamer de we zenlijke bezwaren te kennen te geven, die er bestaan om gebruik te maken van diplomatieke stukken zonder voorkennis van de regeeringen, wier handelingen daarin worden beoordeeld. Ik achtte dit een bezwaar en blijf dit een bezwaar achten. Ik heb verleden Maandag den

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1868 | | pagina 1