Verloren
HELPT UIT DEN NOOD!
landsclie gezant in Engeland op te treden. De
minister verklaarde plechtig dat het van 't begin
tot het einde een infame leugen was, die in de
Staats-Courant zou worden tegengesproken.
Zulk een buitengewone eer was de Arnhem
mer, zoover wij weten, nog niet te beurt ge
vallen. Dat het blad op de groene tafel heeft
gelegen en in de Staats-Courant wordt vermeld
is een triomf voor de journalistiek.
Maar is het niet vreemd, dat de Arnhemmer
deze onderscheiding geniet? Waarom worden
de leugens, die sedert maanden met een front
d'airain door het Haagscke Dagblad verkon
digd worden, niet tegengesproken? Waarom
heeft de Staats-Courant gezwegen, toen in dat
blad bijna algemeen, te recht of ten onrechte
voor een regeerings-orgaan gehouden de schan
delijkste insinuaties voorkwamen, om een deel
der volksvertegenwoordiging verachtelijk voor te
stellen en agitatie te verwekken in den lande?
Acht het ministerie zich misschien onschendbaar,
terwijl men de Kamer naar welgevallen trappen
en verguizen kan? Of oordeelen zij juist, die
meenen, dat de leugens van het Dagblad van
's Gravenhage een meer of min officieel karakter
dragen
Doch misschien rekent de minister het Dagblad
tot die soort van laster-organen die men een
voudig regeert. Wij zullen het ten minste dus
opvatten, zoolang niemand ons een beter ex
plicatie weet te geven.
Is echter het bericht van de Arnhemmer door
de verklaring van Z. Exc. weêrlegd? Voor de
blinde aanhangers van bet ministerie wel ligt,
maar niet voor ons. En we gelooven niet de
eenigen te zijn, die dit ministerie niet meer
vertrouwen op zijn woord. We zijn debrieven-
quaestie, en het démenti in de //Nordd. All.
Zeit." nog niet vergeten. De houding van de
ministers van binnenl. en van buitenl. zaken in de
vorige week geelt waarlijk geen grond om een
hoog denkbeeld te koesteren van hunnen waar
heidszin. Een bericht is nog geen leugen omdat
een minister het zegt, noch omdat de Staats-
Courant het tegenspreekt ziedaar wat wij
alleen constateeren willen.
Het zou ons niet verwonderen, indien eer
lang bleek dat de Arnhemmer toch niet zoo
verkeerd was ingelicht. Er zijn antecedenten
genoeg om ons vermoeden te wettigen.
We hebben wel eens hooren beweren dat de
Arnhemmer het bete noire van het ministerie
is, omdat dit blad te scherp is en te veel achter
de schermen ziet; dat het zelfs eens een plan
heeft verijdeld, omdat het alles reeds verklapt
had voor de verrassing gereed was. Hoe dit zij
ons vertrouwen op de berichten van de Arn
hemmer is door de verklaring van den minister
m 't minst niet geschokt. H.
GEMEEN TERAAD.
Vergadering van den Gemeenteraad van Ley-
den, op Donderdag den 12den Maart 1S68,
's namiddags te twee uren. Onderwerpen:
1°. Benoeming van eene 2? hulponderwijzeres
4e klasse aan de openbare school voor meer
uitgebreid lager onderwijs 2C klasse, voor meis
jes. 2°. Benoeming van eene hulponderwijzeres
2e. klasse, in de vrouwelijke handwerken, aan
de openbare lagere scholen n°. 1 voor on- en
minvermogenden. 3°. Verzoek om continuatie
ala stads-geneesheer van Dr. G. W. A. Plaat.
4°. Het 2e suppletoir kohier van de plaatselijke
directe belasting, 1867. 5°. Voordragt tot ge
deeltelijke toekenning, aan den leeraar H. C.
Rogge, van het tractement voor den leeraar
in de Nederlandsche taal bij de instellingen voor
hooger en middelbaar onderwijs aangewezen, in
verhouding tot het onderwijs door dezen gedu
rende de vacature in 1867 gegeven. 6°. Voor
dragt tot magtiging om het tractement, ten
behoeve van den leeraar in de natuurlijke his
torie aan het Gymnasium uitgetrokken, te mogen
uitbetalen aan hem die met de tijdelijke waar
neming zal worden belast. 7°. Adres van A. K.
W. E. C. Fischer c. s., tot het wegnemen van
nog vier boomen op de Vischmarkt. 8°. Adres
van J. H. Hoffmeister, om vergunning tot het
stellen van een gebouwtje, volgens overgelegde
teekeniug, op den hem afgestanen open grond.
9°. Onderhandsche verhuring van a. de woning
boven het telegraafkantoor; 6. de woning aan
de gedempte Marendorps-achtergrachtc. de wo
ning buiten de voormalige Wittepoort achter het
Commissarishuis; d. de stalling bij het Blaauwe
hek. 10°. Rekening van de Kamer van Koop
handel en Fabrieken, over 1867.
GEVEILDE PERCEELEN.
Afloop der gehouden verkooping aan den Burg
alhier, op 7 Maart 1868, ten overstaan van
den Notaris A. van Leeuwen, van:
N°. i. Een huis aan de oostzijde van de Korte
Pieterskerk Choorsteeg, Wijk IV, N°. 396. Koo-
per D. Pander voor /"S66.
N°. 2. Een huis aan de westzijde van de Korte
Pieterskerk Choorsteeg, Wijk IV, N°. 391. Koo-
per J. van Welzen voor f 850.
N°. 3. Een huis en erf aan de westzijde van
de St.-Jorissteeg, Wijk III, N°. 659. Kooper
D. H. N. Cornielje voor 1225.
N°. 4'. Is niet afgeslagen.
N°. 5. Een huis en erf aan de westzijde van
de Vrouwensteeg, Wijk VI, N°. 48. Kooper
F. Halderiet voor 943.
N°. 6. Een huis aan de westzijde van de Mare,
Wijk VI, N°. 1221. Kooper J. T. Kouings voor
710.
N°. 7. Een huis aan den Apothekersdijk, Wijk
VI, Nos. 28 en 28rood. Kooper M. Loeber voor
ƒ615.
Nos. 8 en 9. Twee huizen en erven aan de
zuidzijde van de Korte Langegracht, Wijk V,
Nos. 695 en 720 gecombineerd. Kooper P. van
der Meer voor f 842.
N°. 10. Een huis en erf aan de oostzijde van
de Volmolengracht, Wijk VI, N°. 731. Kooper
A. Verhoog voor f 382.
N°. 11. Een huis aan de westzijde van de
Volmolengracht, Wijk VI, N°. 712. Kooper
F. O. de Vries voor 260.
Ten overstaan van den Notaris A. J. Rijs-
houwer, van
N°. 1. Een huis en erf in de Kaarsenmaker-
straat, Wijk VIII, N°. 843a. Kooper Vincent
Cornelissen voor 455.
Nos. 2, 3, 4, 5, 9 en 10. Vier huizen aan de
westzijde van de Vestestraat en twee in eene
poort aan de oostzijde van de Uiterstegrachtj
Wijk VII, Nos. 206, 206a, 2066, 206c, 387d,
387e gecombineerd. Kooper B. H. Vos en Zonen
voor f 1457.
Nos. 6, 7, 14 en 15. Vier huizen in eene poort
aan de oostzijde van de IJiterstegracht, Wijk
VII, Nos. 387a, 3876, 387c, 387A. Koopers J.
Smit en A. de Ru voor f 837.
N°. 8. Een huis in eene poort aan de oost
zijde van de Uiterstegracht, Wijk VII, N°. 387i.
Kooper J. Smit voor ƒ141.
Nos. 11, 12 en 13. Drie huizen in genoemde
poort, Wijk VII, Nos. 387387g en 387h. Koo
per L. G. van Dissel.
N°. 16. Een huis aan de westzijde van de
Hooglandsche Kerk- of Paradijssteeg, Wijk VI,
N°. 752. Kooper J. H. Roesteen voor ƒ204.
N°. 17. Een huis naast het voorgaande, Wijk
VI, N°. 753. Kooper R. L. de Beer voor ƒ225.
N°. 18. Een huis aan de oostzijde van de
Geerestraat, Wijk II, N°. 484. Kooper J. J. de
Kier voor 356.
Nos. 19 en 20. Twee huizen aan de noordzijde
van de Klei- of Galgstraat, Wijk V, Nos. 249
en 250. Kooper L. G. van Dissel qq. voor ƒ710.
OFFICIEELE BERICHTEN.
BURGEMEESTER en
van LEYDEN, gelet op
WETHOUDERS
art. 150 der Wet
op de Nationale Militie van den 19 Augustus
1861 Staatsblad N°. 72)
Noodigen de Lotelingen dezer Gemeente uit,
die verlangen bij de Zee-Militie te dienen, zich
daartoe aan te melden vóór den lsten April
aanstaande, op een der werkdagen, tusschen
des voormiddags tien en de9 namiddags drie
uren, ter Secretarie dezer gemeente.
Letden, 3 Maart 1868.
Tweede Kamer der Staten-Generaal.
Zitting van 10 Maart.
Heden hebben de leden van de Tweede Ka
mer der Staten-Generaal zich in de afdeelingen
begeven tot achtereenvolgend onderzoek van
de hier na te melden wetsontwerpen: 1°. Be
krachtiging van een crediet door den gouv.-gen.
van N.-I. geopend boven de begrooting van
Ned. Indië voor het dienstjaar 1867 2°. Defi
nitieve vaststelling der koloniale huishoudelijke
begrootingen van Suriname en Cura9-ao voor
het dienstjaar 1868; 3°. Verandering der gren
zen tusschen de gemeenten Oostzaan en Wijde
Wormer; 4°. Verandering der grenzen tusschen
de gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude
en Sloten en 5°. Bepalingen aangaande het vast
stellen eener toelage boven de militaire pen
sioenen bij de zeemacht, ter zake van werkelijk
verblijf in militairen dienst in 's rijks ovorzee-
sche bezittingen en tusschen de keerkringen.
ADVERTENTIEN.
Door zeer achtingswaardige mannen van nabij
bekend gemaakt met den verborgen nood van
een fatsoenlijk gezin dat schier gebrek lijdt,
doen wij een beroep op de hulp van allen,
die ook buiten den engen kring hunner dagelijk-
sche omgevingliefdadigheid kunnen en willen
oefenen. Het geldt een predikant in eene kleine
arme gemeente, wiens gezin bestaat uit een
vrouw en vijf kinderen. Slechts twee kinderen
vonden een bestaan, en nog maar ten deele.
Hot is een waardig man, van den ouden stom-
pel, die bijna 40 jaren met ijver en zegen in
de Evangeliebediening werkzaam was, en tot
vóór weinige jaren van zijn eenig inkomen, groot
f 800.—, met eere, al was hot in verborgene ar
moede, heeft kunnen leven. Doch zware ziekten,
en een ramp buiten toedoen van menschon, aan
één zijner kinderen overkomen, hebben hem
genoodzaakt geld optenemen. Trouw en eerlijk
draagt hij de schuld af. Maar het gevolg er
van is, dat er hoegenaamd, geen wintervoorraad
opgedaan, on in waarheid zoo goed als droog-
brood gegeten wordt. Zij die hem in den nood
met 500.a ƒ600.— bijstonden, kunnen en
mogen die som niet weggeven, maar hun hart
krimpt in één, als zij aldus de uitgespaarde pen
ningen tot aflossing ontvangen. In overleg met
de mannen, door wie wij omtrent alles volko
men zijn ingelicht, voelen wij ons gedrongen
en verplicht te doen, wat hij zelf, zoolang hem
en de zijnen een stuk droog brood rest, niet
zou willen doen, en vragen met een goed ver
trouwen allen, die een hart hebben om te willen
en een beurs om te kunnen voldoen, ons toch
in staat te stellen, om te helpen. De nood en
het gebrek geleden in het verborgenedoor een
achtingswaardig en fatsoenlijk gezin en in een
stand, die niet toelaatandere middelen van be
staan aantegrijpen, zij eischen dringend en spoe
dig voorziening. God geve, dat ons vertrouwen
niet beschaamd worde!
P.C.J. VANGOENS, Predikanten
Chk. KRABBE, I
Leiden, 8 Maart 1868.
in den loop van Maandag-middag, een gouden
oorbel. De vinder die ze aan het Bureau van
dit Blad terugbezorgt, zal beloond worden.