N°. 2467.
Dinsdag
A». mlLsi
25 Februari.
PRIJS DEZER COURANT.
Voor Leiden, per 3 maandenf 3.00.
Franco per post3.85.
Afzonderlijke Nommers0.10.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van Zon-en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DER ADVERTENTIEN.
Van 1-6 regels 0.75; iedere regel meerf 0.12'
Geboorte-, huwelijks- en doodberichten van
1-4 regels ƒ0.90; iedere regel meer„0.15.
LEIDSCH
DAGBLAD.
ONZE GEMEENTE-FINANCIEN.
II.
Het hoog bedrag der lasten aan Leidens bur
gers opgelegd eischt gebiedendvooreerst een
zoo zuinig mogelijk beheer, en ten andere eene
zoo gelijk mogelijke verdeeling van de belas
tingen tusschen allen, die in staat zijn daartoe
bij te dragen. Tot die conclusie kwamen wij in
ons nommer van Zaterdag. Zien wij nu in hoe
verre die dubbele eisch werkelijk bevredigd
wordt
De quaestie over de wijze van beheer laten
wij voor het oogenblik rusten om enkel stil te
staan bij het belastingstelsel. Na langdurige be
raadslagingen heeft de Raad eindelijk een nieuw
belastingplan vastgesteld, dat, is eenmaal de
koninklijke goedkeuring verkregen, vermoedelijk
welhaast zal worden ingevoerd. Zal dit plan nu
beantwoorden aan de'verwachting van velen en
een einde maken aan de tallooze klachten, waar
toe de omslag, zooals die in de laatste jaren werd
geheven, telkens aanleiding gaf? Wij twijfelen
er aan, en wenschen nu de gronden waarop die
twijfel steunt met een kort woord uiteen te
zetten
De moeilijke quaestie of eene belasting naar
het inkomen, steunende op de eigen aangifte
van de belastingschuldigen, al of niet voor Lei
den past, behoeft nu hier niet te worden op
gehaald. Twee jaren lang is die quaestie met
groote warmte en in zeer uiteenloopenden zin,
in en buiten onzen Gemeenteraad besproken, en
eindelijk door die vergadering in negatieven zin
beslist. Voorshands moet in die beslissing wor
den berust, hoe men ook over het afgekeurde
stelsel denken moge. Alleen dit zij gezegd, dat
de meerderheid niet in het afgetrokkene de bil
lijkheid van eene belasting, naar het inkomen ge
regeld, betwistte, maar enkel wanhoopte aan de
mogelijkheid om, zonder eenige afdoende con
trole, van de belastingschuldigen in het alge
meen juiste opgaven van hun inkomen te ver
krijgen. Men meende om die reden, dat bij
eigen aangifte evenals bij elk ander stelsel,
de grondslag van de belasting zeer gebrekkig
zoude blijven, en dit zoo zijnde gaven de
bestrijders de voorkeur aan de gebreken,
welke voortvloeien uit de keuze van een niet
geheel voldoenden, maar juist te bepalen maat
staf, de huurwaarde bijv., boven de gebreken die
een gevolg zijn van valsche opgaven door dezen
en genen verstrekt. Immers in het eerste geval
zou het louter van toeval afhangen, wie te veel
en wie te weinig in de belasting bijdraagt, ter
wijl in het laatste geval de onzedelijkheid van
den aangever altijd een finantieel voordeel zou
opleveren, terwijl de gemoedelijkheid van ande
ren er, eveneens altijd, toe zou leiden, dat
deze te veel door de belasting werden be
zwaard.
Wij zullen het meer of minder afdoende van
deze en andere argumenten tegen het stelsel
van eigen aangifte voor het oogenblik in het
midden laten en enkel vragen naar de deugde
lijkheid van de nieuwe belasting, welke eindelijk
werd goedgekeurd. Wat bedoelt deze Afgaande
zoowel op den inhoud van het oorspronkelijk
ontwerp als op de daarover gevoerde discussion,
mogen wij zeggen, dat de wetgever ook nu, zij
het ook langs een omweg, tot eene heffing naar
het inkomen wil geraken, maar hij maakt dit
inkomen op uit sommige uiterlijke kenteekenen
de huishuur, de waarde van het meubilair, het
getal dienstboden en het aantal paarden van
weelde. Hij oordeelt namelijk dus: er bestaat
onbetwistbaar eene zekere verhouding tusschen
de som, welke voor huishuur wordt besteed, en
het geheele inkomen der burgers. Wie voor
huishuur stellig f 400 of f 500 kan besteden, heeft
vrij zeker een grooter inkomen dan wie voor
dat doel slechts f 200 afzondert.
Men behoeft slechts te zoeken naar de ver
houding waarin de som, aan huishuur betaald,
gewoonlijk staat tot het geheel bedrag der ver
teringen om eene althans niet geheel willekeu
rige schatting van elks inkomen te verkrijgen.
Die schatting wordt juister, wanneer men ook
nog andere verteringen in aanmerking neemt:
het geld besteed aan het onderhoud van meu
bilair, de uitgaven voortvloeiende uit het hou
den van dienstboden en paarden, enz.
Ziedaar de eenvoudige bedoelingniemand
zal tegenspreken dat die maatstaf eigenlijk een
zeer ruwe is, niemand zelfs tegenspreken, dat
men langs dien weg hoogstens de som van elks
verteringen, geenszins die van elks inkomen kan
leeren kennen. Maar groote kapitalisten behoo-
ren tot de uitzonderingen in onze staddo meeste
burgers gebruiken en verbruiken hun inkomen,
en in zooverre konde men met eenig recht in
den Gemeenteraad beweren, dat hier althans het
onderscheid tusschen verteringen en inkomen
in den regel zoo groot niet zijn kon.
Het beginsel van de nieuwe belasting, hoe
gebrekkig ook, heeft wij erkennen het
gaarne recht van bestaan, want wie op dit
gebied naar een onberispelijk stelsel zou willen
zoeken, zou zeker onverrichter zake terug
keeren. Het komt er slechts op aan, te weten
of men het beginsel goed heeft uitgewerkt en
toegepast en dus getrouw gebleven is ^an de
hoofdgedachte. Maar juist daar ligt de fout.
Wie de debatten van onzen Gemeenteraad over
de belasting-verordening met eenige oplettend
heid naleest, moet verbaasd staan over de zeld
zame verwarring van begrippen, welke zich bij
die gelegenheid openbaarde, en over de naïeve
wijze, waarop men in de verschillende artikelen
den grondslag ondermijnde waarop de belasting,
zooals men zeide, gebouwd moest worden. Dat
dit oordeel niet te hard is moge uit een drietal
voorbeelden blijken.
In de eerste plaats rees de vraag: hoe moet
de huurwaarde der perceelen berekend worden
Moet men letten op de waarde welke het per
ceel inderdaad heeft, of op den prijs die be
taald wordt? In het systeem van de verorde
ning was die vraag voor geene tweeledige beant
woording vatbaar. Indien men begint met te
zeggen, dat iemands verteringen en bij gevolg
ook zijn inkomen tot op zekere hoogte kan
worden opgemaakt uit hetgeen hij besteedt aan
huishuur, dan is het vrij duidelijk, dat men
enkel te letten heeft op den huurprijs die inder
daad betaald wordt en niet op dien welken
men zou moeten betalen. Aangenomen bijv.,
dat gemiddeld een tiende deel van hetgeen wij
verteren kunnen, besteed wordt aan huishuur,
dan moet het inkomen van hem die voor f 500
woont in een huis, welks huurwaarde eigenlijk
eens zoo groot is, gesteld worden op 10 x f 500
en niet op 10 X 1000. Zoo eischt de logica,
maar de Gemeenteraad heeft anders geoordeeld
en bepaald, dat de kennis van den huurprijs
achterwege konde blijven.
De fout, ofschoon in het oog vallend, zal in
de praktijk niet veel afdoen, omdat het ver
schil tusschen huurwaarde en huurprijs in den
regel niet zeer groot kan zijnmaar geheel an
ders is het gesteld met eene tweede anomalie,
in de verordering opgenomen. Zoo ergens dan
bestaat te Leiden de gewoonte, dat de bruikers
van huizen kamers verhuren aan derden. Maar
hoe nu de huurwaarde van die huizen te bere
kenen Moet men om het inkomen van den
bruiker te leeren kennen, de huurwaarde van
het geheele perceel tot basis nemen en die waarde
bijv. met tien vermenigvuldigen, of moet men
enkel letten op die deelen van het perceel,
welke de bruiker werkelijk zelf bewoont, en
zoeken naar de huurwaarde van die deelen?
Het antwoord schijnt weder hoogst eenvoudig:
immers als het waar is, dat uit de meerdero of
mindere weelde die wij in het door ons be
woonde huis openbaren het geheel bedrag onzer
verteringen kan worden opgemaakt, dan is het
vrij duidelijk, dat men niet te letten heeft op
die deelen van het perceel, welke de bruiker aan
anderen verhuurt. Wie een paleis huurt maar dit
tegen vergoeding ten gebruike aan anderen afstaat,
terwijl hij zich zei ven met een kelder behelpt, ver
raadt het inkomen van een kelder-bewoner maar
zeker niet het inkomen van hen, die van pa
leizen plegen gebruik te maken. Zoo conclu-