over aan ieder eerlijk man, die nog prijs stelt
op Nederlandsche goede trouw, en in de eerste
plaats aan den kolonel Geerling. Hij zal de
loftrompet op het kuituurstelsel niet zoo schel
meer laten klinken.
Suikerkultuur.
De stichter er van, Yan den Bosch, die haar
zeer fraai kleurde en smakelijk voorstelde, maakte
de volgende berekening
Voor een suiker-etablissement van 6000 pikols
worden gevorderd voor het bebouwen van den
grond1600 huisgezinnen,
het snijden van het riet 320 u
het transport280
het hout40
Zarnen2240 huisgezinnen.
Hij stelt verder dat, daar de molen van tijd
tot tijd stil staat, er slechts 250 a 260 dagen
gewerkt zal worden, zoodat de arbeid voor ieder
man op p. m. 65 dagen te staan komt. Dezé
berekening is wel niet duidelijk, doch zij is zoo
opgenomen in zijn stelsel van kultures, Staats
blad N°. 22 van 1834, en wij nemen haar aan.
Yan den Bosch zag echter eene groote werk
zaamheid voorbij, die welke verricht moet wor
den tusschen het bebouwen van den grond, waar
voor de inlander zijn eigen trekvee en ploegen
moet gebruiken, en het snijden van het riet.
De verplichting van de planters strekt zich ook
uit tot het schoonhouden, het inboeten en be
waken van de rietvelden. Dit laatste vooral is
eene ondraaglijke last voor de bevolking voor
namelijk in die streken waar wilde varkens
zijnom deze uit het riet te houden moeten de
velden, dikwijls door den aanplant dessasge-
wijze zeer klein en verspreid, met sterke omhei
ningen van bamboe en hout omgeven worden.
Nu is het bewezen dat de kosten daarvan op
vele plaatsen meer bedragen dan het plantloon
dat ontvangen wordt.
"Wij willen niet verder in de ongelukkige sui
ker-kuituur dringen. Die onbevangen wil oor-
deelen leze het artikel Suiker in het meer
malen aangehaalde woordenboek en bestudeere
de daar medegedeelde officieele cijfers. Heeft de
heer Geerling dit gedaan hij zal zijn loftrompet
met floers omhangen en rouwtoonen doen hoo-
ren. Yan den Bosch zeide, volgens het laatst
aangehaalde Staatsblad: Beter geene pro
ducten, dan die met krenking der
plichten die wij aan de bevolking ver
schuldigd zijn, te verkrijgen. Hoe is dit
echt Nederlandsch beginsel met voeten vertre
den Het kan alleen verdedigd worden door hem,
die, als de schrijver, de eeuwige wetten van recht en
billijkheid op Indië niet toegepast wil hebben,
hoe zeer hij haar bestaan over de geheele we
reld niet ontkent (bl. 39 en 41).
BI. 36 beweert de schrijver: er bestaat
geen gebrek. Heeft hij dan nimmer gehoord
van den schrikkelijken hongersnood in de af-
deeling Demak die duizenden bij duizenden inlan
ders ten grave sleepte en eene uitgestrekte vrucht
bare streek geheel ontvolkte
Weet hij dan niet dat de rijstbouw, zoo bij
zonder afhankelijk van de weersgesteldheid, maar
al te dikwijls mislukt en dat het gouvernement
daar hulp moet verschaffen en dikwijls zelfs in
de behoefte van zaaipadi moei voorzien Daar
voor wordt jaarlijks een post op de begrooting
in uitgaaf gebracht.
Het schijnt mij toe dat een zeer
krachtig middel om licht en bescha
ving te verspreiden over de Indische
volken, bestaat in goed begrepen on
derwijs.
Met deze stelling van den schrijver (bl. 42)
vereenigen wij ons volkomen. Yoor dit hoogst-
gewichtig onderwerp is en wordt nog veel te
weinig gedaan. Men behoeft slechts de versla
gen over het inlandsch onderwijs in te zien om
zich daarvan te overtuigen.
Men lette er slechts op dat in de begrooting
voor 1868, afd. Y, de traktementen, ad f 360
'sjaars, zijn uitgetrokken van 75, zegge vijf
en zeventig, onderwijzers bij de inlandsche scho
len op Java en Madura
Doch waaraan is dat te wijten Aan het ba
tig slot. Het onderwijs kost geld.
Wil men bewijzen hebben uit officieele stukken,
men leze onder anderen de aanschrijving van den
gouverneur-generaal van 14 September 1855,
Bijblad tot het Staatsblad bl. 760. Na gewezen
te hebben op art. 128 van het regerings-regle-
ment, houdende, zoo luidt de aanschrijving, dat
de gouverneur-generaal zorgt dat in ieder
regentschap gelegenheid zij tot on
derwijs der Indische jeugd, wordt evenwel, op
echt Indische wijze, gewaarschuwd tegen over
haasting en overdrijving. Daaraan is getrouw
voldaan. Eerst sedert een paar jaren bestaat er
eene kweekschool voor Soundanesche onderwij
zers. In de aangehaalde afd. der begrooting
wordt voorgedragen eene som als traktement van
een ambtenaar voor de studie van het Madoereesch
wier beoefening, voegt de minister er zeer naif
bij, tot nog toe te zeer achterstond. Van eene
kweekschool voor onderwijzers in die taal zal
dus vooreerst nog wel geene sprake zijn. En
zonder goed gevormd personeel is geen goed
onderwijs denkbaar. Ook lokalen zijn daartoe
noodzakelijk. Bij besluit van 17 Mei 1857 was
vastgesteld dat bij den aanbouw en het onder
houd der scholen de bevolking niet verplicht
mogt worden tot het leveren van materia
len noch tot eenigeu heerendienst. Later
het zijn de woorden van het aangehaald Bijblad
bl. 746 is het wenschelijk geacht hiervan
terug te komen, zoodat voortaan geldt het be
ginsel, dat de lokalen voor inlandsche scholen
door de bevolking zelve op hare kosten moeten
worden daargesteld, onderhouden en zoo noodig
vernieuwd of hersteld.
In een punt verschillen wij echter van den
schrijver. Hij wil schoolboeken, waarin vooral
moet uitkomen, dat het bestuur van Nederland
tot voortdurende verbetering van het lot des
volks heeft geleid, zoodat in het ontvankelijk
jeugdig gemoed de indruk worde gelegd dat ons
aanzijn in Indië eene weldaad is.
En waarom verschillen wij Omdat het schrij
ven van zulke boeken eene onmogelijkheid is.
Onze taak is volbracht. "Wij hebben bewezen
wat wrij ons voorstelden te zullen bewijzen. De
Kapitein ter zee heeft zich roekeloos gewaagd
in een vaarwater, dat hem onbekend was; hij
had slechte kaarten en onbekwame loodsen aan
boord, stroomen hebben hem van de koers ge
bracht en jammerlijk moest hij schipbreuk
lijden.
Zijn schip op strand zij een bank voor hen,
die zich op een dergelijk vaarwater willen
wagen. G. Y.
OFFICIEELE BERICHTEN.
Burgerlijke stand van Leiden, van den 30sten
Januari tot en met den 5den Eebruari 1868.
Bevallen: S. de Vos, geb. De Bruin, Z.
H. E. K. Bos, geb. Soeters, Z. S. van Zijp,
geb. Loffler, D. A. B. Zandstra', geb. Zeil-
stra, Z. S. Pina, geb. Oostveen, Z. A. F. T.
Huber, geb. Eerskens, D. C. Broekhuizen,
geb. Zwart, D. A Sleyser, geb. Godefroy,
Z. O. van Yastenhoven, geb. Yan Zwieten,
D. J. O. Yalentgoed, geb. Keereweer, Z.
C. Schalkwijk, geb. Boele, Z. A. Niesten,
geb. Wakka, Z. M. C. Stikkelorum, geb.
Wiggers, Z.
Gehuwd: E. J. de Laaf jm. en M. van der
Spek jd. I. van Dissel jm. en M. Breede-
veld jd. W. de Just jm. en H. Nieuwen-
huis jd. W. F. Laman jm. en M. M. Fon
tein jd. C. A. Jollie jm. en H. M. C. Snij
ders jd.
Overleden: C. M. W. "Werner, geb. Ni-
boer, 51 j. Y. J. Stegerhoek 36 j. A. van
Polanen W. 65 j. A. P. Hasselbach Z. 1 j.
en 5 m. W. A. J Selier D. 17 j. T. Duin
kerken D. 3 j. J. Gerlach, geb. Kleynis,
78 j. J. C. Yoorhuyzen D. 3 j. J. van
't Woud 2S j. A. Ciggaer, wed. A. de Jong,
bijna 85 j. M. de Key, wed. C. van der
Waard, 62 j. W. van der Walle D. 9j. en
2 m. W. S. de Pree, geb. Yan Es, 61 j.
H. Bosman W. 40 j. H. Karreman W.
76 j. A. M. Thissen Z. 24 j. I. de Vos
D. 3 m. en 10 d. C. Boom D. 10 m.
GEMENGDE BERICHTEN.
Uit Poederoyen wordt van 31 Jan. gemeld:
Gisteren tegen den avond gingen de beide broe
ders B., 28 en 27 jaren oud, op de ganzenjacht.
Door een ongelukkig toeval ging het geweer
van den een te vroeg af, en werd de ander
daardoor zoodanig aan het hoofd gewond, dat
hij onmiddellijk den geest gaf. De verslagenheid
is groot, want beide broeders wraren oppassende,
ijverige jongelingen, en de ouders algemeen ge
achte burgers onzer gemeente.
Uit Ylissingen meldt men van 27 Januari
Drie dagen geleden kwam alhier van Antwerpen
ter reede het Oostenrijksche driemastschip Al-
lessandra, kapitein Slokvisch. Naar verklaring
van de bemanning leed de bevelvoerder aan
//delirium tremens," in zulk eene hooge mate,
dat hij met een geladen geweer dreigde onder
zijn volk te zullen schieten. Om ongelukken te
voorkomen, beeft de manschap hem het wapen
ontweldigd. Toen dreigde hij verwoed met
een revolver. De bemanning, zulk eene ge
vaarlijke handelwijs moede, heeft besloten het
schip te verlaten, het geweer aan de politie
overgegeven en is met pak en zak naar Ant
werpen teruggekeerd, verklarende zich met zulk
een gevaarlijken kapitein niet naar zee te kun
nen begeven. Voornoemd schip ligt nu zonder
bemanning alhier ter reede.
Te Brussel had het volgende treurige voor
val plaats: Zekere jonge dame aldaar was
verloofd met- een jongmensch d. B. die in het dorp
M. omstreeks zes uren van Brussel woonde.
LI. Vrijdag zijne aanstaande met een bezoek
willende verrassen, komt d B. te laat aan den
trein, en besluit nu, niettegenstaande het onstui
mige weer, om te voet den weg af te leggen.
Zeer vermoeid, doch zich overigens niet ziek voe
lende, komt hij te Brussel aan, vindt zijne aan
staande niet thuis, zet zich nü bij de kachel
neder en valt in slaap. Hij heeft de verschrikke
lijkste droomen waarschijnlijk een gevolg van
zijn overspannen toestandeen vreeselijke mis
daad heeft hij begaan en hij moet vluchtenhij
meent, gelijk dit in droomen zoo dikwijls gaat,
achtervolgd te wordenhoe hard hij ook loopt
altijd blijft hij op dezelfde plaats. Reeds nade
ren de gerechtsdienaars zijn gejaagdheid wordt
hoe langer hoe erger daar hoort hij een
stem, hij voelt eene hand een doodelijke
schrik maakt zich van hem meester, hij geeft
een gil, en op hetzelfde oogenblik is hij een
lijk. Wat was helaas! het geval? Zijne aan
staande was inmiddels met hare moeder binnen
gekomen; had een paar woorden tot hem ge
sproken, maar ziende dat hij sliep, even hare
hand op zijn schouder gelegd. Men kan zich
hare wanhoop voorstellen en hoewel de artsen
verzekeren dat hier ook andere oorzaken, den
plotselingen dood moeten hebben teweeggebracht,
verneemt men dat de jonge dame, die alzoo meent
de oorzaak van den dood haars beminden geweest
te zijn, het besluit heeft genomen om haar leven
in een klooster te eindigen.
ACADEMIE.
Deze woorden staan niet aldus in art. 128 van het
regerings-regie ra ent gedrukt; het luidt: De gouverneur-
generaal zorgt voor het oprichten van scholen ten dienste
der inlandsche bevolking. Waartoe diende de interpellatie?
Leiden, 6 Febr. Bevorderd tot doctor in
de beide rechten G. van der Jagt, geb. te
Samarang, met theses.