helm Sohneevoogt, H. Slot, A. Stellingwerf!, Dr. P. H. Suringar, P. van Vollenhoven en Dr. J. L. Chanfleury van IJsselstein. 3°. tot lid en voorz. der comm., in 1S6S belast met het afnemen van de examens van hulp-apoth. en apoth. volgens artt. 8 en 9 dier wetDr. A. H. van der Boon Mesch, tot lid en onder-voorz. dier comm. C. H. van Ankum, tot lid en seer, dier comm. Dr. C. J. E. Brutel de la Riviere, tot leden dier comm.: Dr. D. J. Coster en E. J. Swartwout, tot plaatsvervangende ledenJ. J. Bruinsma, Dr. C. A. J. A. Oudemans, Dr. P. L. Rijke, J. P. C. van Tricht en Dr. J. E. de Vrij. De Thermometer van Fahrenheit teekende alhier Woensdag des namiddags te 5 uren 4=3°, Wind: Z. W,, des avonds te 8 uren 43°, te 10 uren 43°. Donder dag 's nachts te 12 uren 42°, te 3 uren 42°, 's mor gens te 5 uren 42°, te 8 ureu 40°, 's namiddags te 12 uren 45°, te 4 uren 42°. BUITENLAND. Oostenrijk;. In het u Roode Boek" zijn op genomen 158 stukken betreffende de Duitsche aangelegenheden. Daaruit blijkt dat Oostenrijk gezind is om ten aanzien van Pruisen en Italië, zoowel als van andere mogendheden, de vriend schappelijke betrekkingen te handhaven. Voorts wordt daarin gezegd dat Oostenrijk in de quaestie betredende Luxemburg geen partij voor Pruisen kon trekken, maar dat het evenmin voordeel wilde zoeken in een oorlog tusschen Frankrijk en die mogendheid. Daarom werd er voor ge zorgd, dat bij keizer Napoleon en de Fransche staatsmannen niet zou worden gerekend op medewerking van Oostenrijk voor het geval van oorlog tegen Pruisen. Deze onpartijdige en neu trale houding moest wezenlijk tot het behoud des vredes medewerken. Wat betreft de betrek kingen tusschen Pruisen en de Zuid-Duitse he Staten, zoo heeft Oostenrijk, zonder het stand punt van het Prager vredes-tractaat te verlaten, door den nieuwen en uit de Pruisisch-Zuid- Duitsche alliantiën ontstanen stand van zaken zich niet laten weerhouden om zijne vredelie vende bemoeiingen voort te zetten, terwijl het evenmin geloofde op grond van formeel recht eenig protest daartegen te moeten aanteekenen. Het beschouwde de overeenkomsten aangaande de nieuwe organisatie en de parlementaire ver tegenwoordiging van het tol-verbond niet anders dan met welgevallen, al wordt door de bedoelde overeenkomsten ook de autonomie der Zuid-- Duitsche Staten in vele gewichtige aangelegen heden beperkt en aan de besluiten van Pruisen onderworpen. Door denzelfden verzoenenden geest werd de keizerlijke regeering geleid ten opzichte der zaak van Noord-Sleeswijk, waaromtrent het vijfde artikel van het Prager-tractaat de sporen draagt van eene bemiddeling van Frank rijk. Voorts meent de regeering als een onbe twistbaar feit te moeten doen opmerken, dat onder den indruk van gevaar voor een Euro- peeschen oorlog, te Berlijn en te Munchen menige ernstige blik op Oostenrijk werd ge vestigd. Ten aanzien van Italië en de Romein- sche quaestie hecht Oostenrijk insgelijks veel waarde aan de vriendschappelijke betrekkingen met Italië, welke mogendheid van haren kant evenzeer getoond heeft Oostenrijk in die bedoe lingen te gemoet te willen komen. Voorts wordt in het expose der stukken herinnerd aan Oosten rijks houding ten opzichte van de gebeurtenissen, die in het pauselijk gebied aanleiding hebben gegeven tot de Fransche interventie: onder herinnering dat Oostenrijk alstoen het voor stel van Frankrijk tot de bijeenroeping van een congres heeft aangenomen en dat het thans evenals de andere groote mogendheden af wacht, of de loop der gebeurtenissen nog aan leiding mocht geven tot nadere maatregelen. Fbanejjijk. De u ConstitutionneP' bevat een brief uit Bucharest, meldende dat drie benden ieder uit 450 gewapende manneD bestaande, die op onderscheidene punten der vorstendommen zijn vereenigd en aangevoerd schijnen te zijn door vreemde bevelhebbers, zich gereed maken tot een inval in Bulgarije, met het doel om de Turksche dorpen in brand te steken en de too- neelen van rooverij te herhalen, welke ten vo- rigen jare zijn onderdrukt. De Rumeensche regeering hiervan onderricht, maakt zich gereed om de benden te ontwapenen en om door alle middelen eene onderneming te beletten, waarvan de verantwoordelijkheid op haar zou komen. De discussiën van art. 3 der drukperswet zijn gisteren voortgezet. Amerika. Het comité van buitenlandsche za ken heeft zich voorgesteld eene wet in te voeren, waarbij aan de Amerikaansche, in andere landen genaturaliseerde burgers dezelfde rechten worden toegekend als aan de ingezetenen der Unie, met uitzondering van personen die zich hebben schul dig gemaakt aan delicten, vallende in de termen der strafwetten bier te lande of in den vreemde, of aan desertie. De president zou hierbij ge machtigd moeten worden om hunne vrijheid te eischen en in geval van weigering de onderda nen van zoodanige mogendheid te doen gevan gen nemen. In het vorige jaar is door het congres der Vereenigde Staten van Noord-Amerika een wet vastgesteld, welke de oprichting van een nationaal opvoedingsbureau beveelt. Deze wet is hoofdzakelijk van den navolgenden inhoud: Door het departement van binnenlandsche zaken zal een opvoedingsbureau (bureau of education) worden opgericht, hetwelk ten doel heeft zulke feiten en statistieke opgaven te verzamelen, die den toestand en den vooruitgang van school wezen en opvoeding in de verschillende staten en territoriën aantoonen en om onder het volk aangaande onderwijs en schoolbestuur zoodanige ophelderingen te geven, die aan gemeenten en staten tot onderhouding van een degelijk school stelsel van nut kan zijn, en overigens in het geheele land de zaak der opvoeding kan be vorderen. Er zal door den president een com missaris voor opvoeding (commissioner of edu cation) worden benoemd, belast met de leiding van bovenbedoeld bureau en genietende eene jaarwedde yan 5000 dollars. De commissie levert jaarlijks een verslag van de uitkomsten zijner nasporingen en werkzaamheden met opgave van hetgeen er verder zoo kunnen worden gedaan om het doel waartoe dit bureau wordt opge richt te bevorderen. Is deze wet voor het onderwijs in de Ver eenigde Staten van gewicht te achten en getuigt zij van de belangstelling, die de wetgevende macht der Unie in het onderwijs stelt, nog meer wordt men daarvan overtuigd als men leest, dat niet minder dan 500 millioen dollars door het congres zijn beschikbaar gesteld tot bevordering en oprichting van openbare scho len, universiteiten en landbouwscholen. INGEZO NDEN. Slot. Gedachten over Indische toestanden en ko loniale quaestiën door den kapitein ter zee F. L. Geerling. En nu het kuituurstelsel. Maar wanneer ik u zeg dat al die arbeid (aan de kui turen) slechts ruim zestig dagen van het jaar vereischt, dan hoop ik dat men die lasten wel wat ligter zal vin den. Dit schrijft de kolonel (bl. 35), doch zijne hoop is ijdel. Die 60 dagen zijn geheel uit de lucht ge grepen. Vooraf moet opgemerkt worden dat de kui tuurdiensten niet gerekend worden bij perso nen maar bij familiën: man, vrouw, kinde ren, allen nemen deel aan de dwangkulturen Koffij-kuituur. Men kan aannemen dat gemiddeld aan éen huisgezin is opgelegd het aankweeken, pooten en inboeten van 650 koffijboomen, met het schoon houden van den grond en van de wegen en waterleidingen die door en om de tuinen loopen en later het plukken, bereiden en naar het pak huis brengen van de vruchten. Er zijn tuinen die 4 a 5 uren verwijderd zijn van de dessas der koffij plantende huisgezinnen, andere lig gen nader bij. Dit verschil bestaat ook bij de pakhuizen, waarin de koffij geleverd moet wor den. Hieruit volgt dus dat het aannemen van een vast cijfer voor de dagen arbeid zeer moeije- lijk is. Volgens eene zoo naauwkeurig mogelijke berekening in het artikel Koffij van het aan gehaald woordenboek moet men het getal stellen op minstens 90 dagen. En nu het loon dat ontvangen wordt. Bij resolutie van 8 Augustus 1832, Staats blad n°. 35, was bepaald dat alle koffij op Java door den inlander geteeld, boven zijn aandee' als belasting verschuldigd, tegen marktprijs aan den lande geleverd zoude worden. Dit wa< billijk, doch nog geen 1/2 jaar later kwam men er op terug, daar de resolutie van 3 Februari 1833, Staatsblad n°. 7, voorschreef dat die marktprijs jaarlijks door het gouver nement bepaald zoude worden, zullende daarvan nog afgetrokken worden 2/5 voor land rente en de kosten van transport tot een maxi mum van 3.per pikol. Voor dat jaar werd de prijs bepaald op 25.koper 20.831;, Ned. Cour. of na aftrek van het vermelde ƒ12 Volgens de officieele handelsverslagen was de marktprijs van de koffij in 1833 27.64 perpi kol, zoodat de bevolkings-marktprijs, eigendun kelijk door het gouvernement vastgesteld in strijd met het aangenomen beginsel, /"6.802/3, koper tot zilver gebracht, per pikol te min was. Zoo bleef het 25 jaren. De ordonnantie van 25 February 1S5S houd', in, dat alle koffij op Java geteeld en aan beta ling van landrente onderworpen, aan het gou vernement geleverd zal worden tegen eene be looning overeenkomstig het bepaalde bij 1 art. 56 van het Regerings-reglement. De gou vernements koffij-kuituur moest dus aan de inlanders, bij gelijken arbeid ten minste gelijke voordeelen opleveren als de vrije teelt, doet niet, zoo als de schrijver (bl. 35) beweert, eei; loon voldoende voor levensonderhoud met zekere weelde. De marktprijs van de koffij was toen 28.73 Een huisgezin produceert gemiddeld 2 pikob 11 kattis. Had het die hoeveelheid ter markt verkock dan had het ontvangen60.43. af voor landrente 2/524.17 voor transporten ruim gesteld op ƒ5.per pikol10.66 u 34.83 blijft overf 25.60 En wat geeft het besluit van 29 Februari] 1858, Staatsblad n°. 20 dat onmiddelijk op dr aangehaalde ordonnantie volgde? ƒ9.20 zilver, zuiver, of voor 2 pikols 11 kattis ƒ19.51. In 1858 waren er op Java meer dan 450,00) koffijplantende huisgezinnen. Men rekene ns eens uit hoeveel aan de bevolking is te kor. gedaan. De toestand is van 1858 gebleven to; op den huidigen dag. Het gouvernement, ds'. zegt de koffij van de bevolking te koopen, bepaalt eigenmachtig den prijs. Volgens de cod- ceptbegrooting van dit jaar, hoofdstuk II afd IV, zal aan de bevolking op Java betaald wor den voor inkoop van koffij per pikol f 13, it de Vorstenlanden ƒ23.34, in de Preanger 6.0 en Banjoewangie 7.96. Volgens de laatste markt berichten uit Indië ontvangen is de middenprij' van koffij Samarang 38.95, Kadoe 38.56, Pr?- anger 36.85 per pikol. Men brenge deze cijfer* eens met elkander in verband. De waardeering van de uitkomst laten vi]

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1868 | | pagina 2