zegel-verbond" te Rotterdam eenealgemeene vergadering houden. Overeenkomstig de bepa lingen der statuten werden, zoo lang het ver bond geen vijfhouderd leden telde, de functiën van het hoofdbestuur waargenomen door het bestuur der Rotterdarasche afdeeling. Thans, nu dat cijfer reeds verre wordt overtroffen, is de bedoelde algemeene vergadering belegd tot het doen verkiezen van een deönitief hoofdbestuur. De door de regeering onlangs aangekochte schilderijen, op de laatste tentoonstelling in de zalen der Maatschappij //Arti et Araicitiae," zijn thans door den raad van bestuur in 's rijks museum op het Paviljoen "Welgelegen te Haar lem geplaatst; zoodat het museum in het afge- loopen jaar weder is verrijkt met vijf kapitale kunstwerken, als van: J. C. Greive Jr., mejufvr. A. Haanen, Herman ten Kate, C. Leickert en A. Schelfhout. Men verwacht nu weder de opening van de lijn Heerenveen Meppel op 15 Ja nuari a. s., daar alles tegen dit tijdstip gereed zal wezen. Z. M. heeft aan J. Verloop Cz., ing. der Ned. R.-S.-M., vergunning verl. tot het aannemen en dragen der versierselen van ridder der orde van Wasa benoemd tot not. te Nijmegen, H. W. C. J. baron van Wijnbergen, thans not. te Oldenzaal; tot proc. bij het prov. ger. in Limburg en de arr.-rechtb. te Maastricht Mr. J. H. T. Michiels, adv.; eerv. ontsl. G. J. Sprenger, als maj. met den pers. rang van luit.-kol., comm. der dd. schutterij te Middelburg, en ben. Mr. D. A. Berdenis van Berlekom tot lsten luit.-kwartierm. (naar ouderdom van rang) bij het 2de reg. inf. den 2den luit.-kwartierm. D. J. A. Hummelinck, van het korps; tot 2den luit-kwar- tierm. bij het 7de reg. inf. den serg.-tit. K. F. C. van Vliet Harsveldt, van het instructie-bat. De Thermometer van Fahrenheit teekende alhier Maandag des namiddags te 5 uren 33°, des avonds te S uren 30°, te 10 uren 29°. Dinsdag '9 nachts te 12 uren 29°, te 3 uren 29°, 'a morgens te 5 uren 30°, te 8 uren 32°, WindN. O.,'s namiddags te 12 uren 35°, te 4 uren 31°. KOLONIËN. De pas aangekomen berichten uit de Koloniën loopen tot 29 November. De //Javabode" wijdt een breedvoerige be schouwing aan de vervulling of liever aan de voorloopige niet-vervulling van een predikants plaats te Batavia. Het blad tracht aan te too- nen, dat, in strijd met de bepalingen van Stbl. 1854 n°. 2, Batavia van zijn vereischt aantal predikanten verstoken blijft, de kerk overheerscht en de schatkist noodeloos bezwaard wordt, en meent dit alleen te moeten toeschrijven aan de speciale richting, welke noch de staat, noch het grootste deel der gemeente, maar het toevallige hoofd der regeering in Ned.-Indië blijkt te zijn toegedaan. Dezen toestand acht het bedenkelijk. De //Javasche Courant" deelt de staten mede, welke de verliezen en de schade aantoo- nen, die in Djocjocarta het gevolg zijn geweest van de aardbeving op den lOden Juni 1867. Daaruit blijkt o. a. het volgende: Europeanen14 dooden, 10 gekwetsten, schade 1,288,385. Chineezen: 46 dooden, 13 gekwetsten, schade ƒ566,485. Javanen: 263 dooden, 376 gekwetsten, schade ƒ1,506,185. Oosterlingen (geen Chineezen of Javanen zijnde) 4 dooden, 1 gekwetste, schade 10,750. Totaal: 326 dooden, 400 gekwetsten, schade 3,371,805. Met vreugde en bijval heeft men gezien, dat de regeering aan de slachtoffers dier aardbeving eene bijdrage van 344,260 heeft doen toeko men, d. i. ongev. 10 pet. der begroote schade. Men hoopt evenwel, dat niet alleen voor de onzekerheid van den bodem, maar ook voor de onzekerheid der rechtstoestanden zal gezorgd worden. Men vreest, dat, zoo de politiek van den heer Hasselman zegepraalt, die geene particu liere ondernemingen in de onmiddellijke nabij heid der gouvernements-culturen duldt, dat dan de vrije tabaks-cultuur op Java eene treurige toekomst te gemoet gaat. Reeds zal in den loop dezer maand op publieke vendutie verkocht wor den het westelijk gedeelte van de tabaks-onder- neming Blitar, gelegen in de residentie Kedirie. Het N. Bat. Hbld. zegt, dat men in Indië met onverdeeld genoegen op de Indische be grooting gelden voor eene directie van justitie heeft zien uitgetrokken. Hieraan hechtte zich de hoop vast op eene reorganisatie van het rechts- en politiewezen, ook voor den inlander. Genoemd blad wijdt het grootste gedeelte van zijn Algemeen Overzicht aan het bespreken van de gewichtige aanklachten, die, volgens ge rucht, wegens ambtsmisdrijf waren ingediend tegen den assist.-resid. van Meester Cornelis, die o. a. op de hoofdplaats van een der in zijne afdeeling gelegen districten de politie-rol liet houden door een inlandschen demang en het niettemin deed voorkomen, alsof hij zelf be klaagden en getuigen gehoord had. De zaak is niet verder vervolgd, men zegt, vanwege fami lie-relaties, die tusschen den verdachte en den gouv.-gen. bestaan. Deze heeft ten slotte ontslag verleend zonder wachtgeld. De zaak schijnt echter nog niet uit te zijn, daar, naar men beweert, het hooge gerechtshof thans, overeen komstig art. 157 R. O., de overlegging der stukken heeft gelast. Van een anderen assist.-resid. gesproken, deze schijnt het plaatsje Grissee, nadat dit door een brand deerlijk gehavend was, te hebben willen herscheppen in een klein Parijs. Men zegt dat daarbij aan een zeer groot aantal inlanders wil lekeurig huis en erf ontnomen zijn. Het Bat. Hbld. en de Javabode twisten nog zeer over de vraag, of de spoorweglijn Sa- marang-Vorstenlanden terecht door de vlakte gelegd is, dan of zij liever, volgens het advies van den heer Stieltjes, over de bergen had ge trokken moeten worden. Het best is zeker voor de zaak der spoorwegen in Indië, dat men die discussies ter zijde late en de eenmaal gekozen lijn zoo spoedig mogelijk exploiteere. De berichten uit de onlangs onderworpen streken van de afdeeling SiDtang luiden gunstig. Wa Senella, de schoonvader van wijlen pan- geran Mas, Koenom en Abang Adam, benevens een gedeelte van de Maleische bevolking van Serawie, waren in onderwerping gekomen. Door den gouverneur-generaal van Ned.-Indië zijn o. a. de volgende beschikkingen genomen. Benoemd: tot ass.-res. van Meester Cornelis, Mr. E. R. J. C. de Kuijper; tot res. van Banka, Dr. J. H. Croockewit Hzn.; tot ass.-res. van Loemad- jang, den contr. 1ste kl. bij de land. ink. en cult., C. H. G. van Zijll de Jong]; tot lid in den raad van just, te Batavia den omg. rechter in de vijfde afd. Mr. W. de Gelder; tot subst.-off. van just, bij den raad van just, te Soerabaya den griff. bij den omg. rechter in de vijfde afd. op Java, Mr. A. A. Buijskesbij de schoolc. te Madioen, tot lid C. L. Blume; bij de comm., bedoeld bij art. 1 van het besluit van den gouv.-gen. van 21 Nov. 1867, N°. 41, tot lid, tevens pres., Mr. T. MC. Pels Rijcken, lid van den raad van Ned.-Indië; tot lid, tevens seer., Mr. W. Stortenbeker Jr., tot leden: Dr. P. A. Bergsma, A. Cohen Stuart, C. T. Deeleman, T. Hek- meijer, J. Kunst, G. A. de Lange, P. J. Maier^ Dr. J. A. C. Oudemans, Dr. L. W. G. de Roo, D. W. Schiff, G. Schlegel, T. A. T. van der Yalk, Dr. C. L. Vlaanderen, en Mr. W. T. D. IJsselde Schepper. Verleend: een tweej. verlof naar Nederl. aan den resid. van Banka F. M. G. van Cattenburch, aan den pred. bij de prot. gem. te Cheribon J. G. Walraven Krol. Eerv. ontsl. den 2den stadsgeneesh. te Samarang, Dr. A.. J. van Dissel; den ass.-res. van Meester-Cor- nelis F. W. Boes Lutjens. Benoemd: Tot pi. adj. te Soerabaya den lstea luit. van het 13de bat.-inf. M. C. H. Bijleveld Verleend: een 2jarig verlof naar Ned. aan dea kapit. der inf. J. P. van Lier. Eerv. ontsl. den kapit. P. A. Muller. Benoemdtot comm. voor de mar. en het stoomw, te Soerabaya A, Barkey, thans tijd. bij het ma rine-dep. werkzaam. Onder de huwelijksberichten komt voor dat vao W. P. van den Heuvell met Henriette van Sasseo- berg, Patti. NECROLOGIE. Zij, die in de jaren 1841 1843 de Leidsche hoogeschool bezocht hebben, bovenal zij, die zich toen aan de studie der rechtsgeleerdheid hebben gewijd, zullen zich herinneren, dat onder de juridische studenten zich ook een Kapenaar bevond, de heer B. E. "W a t e r m e ij e r, wiens omgang voor verscheidene zijner tijdgenooten, zoo hier als elders, tot de aangenaamste her inneringen van hun academietijd behoort. Sommigen van hen hebben in Januari van het vorige jaar nog eens het geluk gehad den Kaapschen vriend terug te zien, die intusschen de roem der Kaapkolonie was geworden. Maar het was eene treurige omstandigheid, die Water- meijer verleden jaar in Europa bracht. Ten ge volge van de vreeselijke schokken, hem door den dood van zijn vaderlijken vriend, Mr. Fairbairu, daarna van zijn geliefden broeder, den advocaat F. S. Watermeijer, en bovenal van zijne aan gebedene vrouw toegebracht, had zich bij hem I een hartkwaal ontwikkeld, die zijne Kaapsche'j vrienden had genoopt, al was het met tranen in de oogen, hem een reis naar Europa aan te raden tot herstel zijner diep geschokte gezond heid. Aanvankelijk scheen de verandering vau klimaat niet ongunstig te werken, doch weldra begon men zich in de Kaapstad voor te bereiden op het ontvangen der vreeselijke tijding vau zijn overlijden. De Engelsche Morniug Post" van 25 September van het vorige jaar bracht eindelijk die treurmare over. Den 21sten dier maand is Watermeijer te Londen, ten huize van zijn vriend, den heer Hoets, in den ouder dom van nauw 43 jaren aan zijn kwaal be zweken. De Kaapsche bladen van 6 en 7 November zoowel de South African advertiser and mail" als the Capo Argus" wijden verscheidene ko lommen aan de herinnering van den man, wiens gemis in de gansche Kaapkolonie gevoeld wordt. //Daar is", zegt de //Advertiser", geene stad, geen dorp, geen gehucht, ja geen woonstede van de Kaap af tot de Oranje-rivier toe en zelfs nog verder, waar men Watermeijer's lof niet kaD hooren verkondigen". De rechtbank, waarvan hij het meest uitstekend lid wordt genoemd, heeft door zijn dood een onherstelbaar verlies geleden, terwijl allen, die den intellectueelen, zedelijken en maatschappelijken vooruitgang der kolonie voorstaan, o. a. de zoogenaamde //Board of Exa miners", in hem den ijverigsten en krachtigsteu medestander betreuren. Ook het hooggerechtshof der Kaapstad is de jaren nog niet vergeten, dat Watermeijer, sinds zijn terugkeer uit Engeland in 1847, een schit terende plaats innam onder de advocaten bij dat hooge lichaam. En toen hij in 1856 zijn zetel van afgevaardigde in het eerste parlement der Kaap open liet staan, toen wist men niet, wie de plaats zou kunnen innemen van den inau, dien in 1854 onderscheidene kiesdistricten om strijd candidaat hadden willen stellen, en wieDS natuurlijke, kalme, ernstige welsprekendheid zijne medeleden van tijd tot tijd de gelegenheid had den gehad te bewonderen. Zijn vier uitgegeven voordrachten over de geschiedenis der Kaapkolonie zijn een populair

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1868 | | pagina 2