N°. 2398. Dinsdag A°. 1867. 3 December. PRIJS DEZER COURANT. PRIJS DER ADVERTENTIEN. Voor Leiden, per 3 maanden3.00. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering Van ,_6 regels f015. iedcre regel meer/om Franco per post„3.85. van Zon-en Feestdagen, uitgegeven. Geboorte-, huwelijks-en doodberichten van Afzonderlijke Nommers0.10. 1-4 regels/0.90; iedere regel meer0.15. LEIDSCH DAGBLAD. In het Dagblad van Zuid-Holland van 1 De cember leest men uit een katholiek orgaan overgenomen, de volgende woordenHet mi nisterie HeemskerkHasselman komt vooral op deze zaak neer. In de vorming zelve van het bewind lag eene vingerwijzing, een waar borg dat het niet bij het oude blijven kon, dat herziening der schoolwet volgen zou. "Wel heeft de minister Heemskerk verklaard, //iedere poging, die zou strekken om op de openbare school, zooals die bij ons is gevestigd, eenigen smet te werpen, zou door deze regeering ten sterkste bestreden worden," maar toch mocht men met grond aannemen, wij zijn er van ingelicht, //dat dit ministerie, na de behandeling eneventueele afstemming van het voorstel van den heer De Brauw, een voorstel zou doen overeen komstig onze belangen en wenschen." ProtestantenGij weet het nuDit minis terie zal bij de afstemming van het voorstel van den heer De Brauw een voorstel doen overeenkomstig de belangen en wenschen der katholieken door de Tijd en de Noord- Brabander gerepraesenteerd Gij weet nu waar gij aan toe zijt! Men vervolgt: //wij zouden geen vertrouwen in zulk een (liberaal) ministerie kunnen stellen wanneer het de diplomatieke behandeling van de hoofdvraagstukken van den dag zal gelden; wij wijzen slechts op de Romeinsche quaestie, die aan de Europeesche diplomatie ter oplossing is voorgesteld en waarbij het geldt partij te kiezen tusschen de Italiaansche volksdriften van het slechtste allooi en den heiligen opperpriester, vertegenwoordiger en verdediger van het bijzon der staats- en volkenrecht. Wat hebben wij van liberale mannen te verwachten, die als hunne organen de N. Rott. Courant, het Handelsblad, de Arnh. Courant kiezen?" Dus Nederlandsehe protestanten, steunt een ministerie dat het wereldlijke gezag van den heiligen opperpriester zal schragen. Gij weet nu waar gij aan toe zijt! In de laatste dagen is de rechtstoestand der pauselijke zouaven van Nederlandsehe afkomst meermalen ter sprake gebracht. Dat onderwerp trekt te recht zeer de aandacht der geheele roomsch catholieke bevolking. Men mag be twijfelen, of wel alle ouders de gevolgen van hunnen stap hebben overzien, toen zij hunne zonen vergunning gaven, om dienst te nemen in het pauselijk leger, zonder dat de koning daartoe zijne krachtiging had verleend. Misschien zijn er onder hen, die niet hebben geweten, dat hunne zonen door die dienstne ming vreemdelingen werden voor Nederland: voor zoover zij het wisten, waren zij misschien onkundig van den omvang der rechten, die daarmede verbonden zijn. Wellicht ware het wenschelijk geweest, dat eene welwillende re geering hen daarop had gewezen. Wij weten toch allen genoeg, dat de wettelijke veronder stelling, dat elk burger de wet kent, feitelijk weinig waarheid bevat. Daarmede beweren wij geenszins, dat het meerendeel zich door de ken nis der nadeelen, aan deze dienstneming voor Nederlanders verbonden, zoude hebben laten terughouden, of dat de overweging daarvan hen had behooren terug te houden: dat hangt van ieders overtuiging af. Doch zeker zou de klacht zijn voorgekomen, dat de regeering met open oogen en zonder waarschuwing had aangezien, dat door honderden, duizenden misschien, van Nederlandsehe burgers onwetend een stap werd gedaan, waarop de Nederlandsehe wet de straf van het verlies van het burgerschap gesteld heeft. Immers daardoor gaan eerstelijk verloren de staatsburgerlijke rechten in hun geheelen om vang. Tot deze behoort het recht om verkozen te worden en mede te werken tot de verkiezing van de vertegenwoordiging van het rijk, de provincie en de gemeente. Ook is de vreemde ling, tenzij in enkele uitgezonderde gevallen, door de wet uitdrukkelijk voorzien, niet be noembaar voor landsbedieningen, welk recht aan alle Nederlanders uitdrukkelijk is gewaar borgd door art. 6 der Grondwet. Men wane niet, dat deze rechten weinig waarde hebben; al mogen zij soms weinig wor den geteld, zoolang men daarvan in het bezit is. Hij, die ze verloren heeft, kan zich dat ver lies eenmaal bitter beklagen. Ook op burgerrechtelijk gebied staat de vreem deling in vele opzichten achter bij den Neder lander. Indien hij als eischende of tusschenko- mende partij in een geding wil optreden, moet hij volgens art. 152 van het "Wetb. van Burg. Rechtsvordering op de vordering zijner tegen partij vooraf zekerheid stellen voor de betaling der kosten, schaden en interessen. "Volgens art. 710 van hetzelfde wetboek kan hij niet tot het voorrecht van gerechtelijken boedelafstand wor den toegelaten. De meeste praktische bezwaren kunnen echter rijzen door de bepalingen van ons burgerlijk wetboek over erfrecht en schenkingen. Volgens art. 884, 957 en 1718 kunnen vreemdelingen geen voordeel genieten van erfopvolging bij versterf of van uiterste wilsbeschikkingen en schenkingen dan voor zoover zij bewijzen, dat ditzelfde recht den Nederlander is toegestaan in het land, waartoe zij behooren. Nu behoort werkelijk de Kerkelijke Staat tot die landen, waar ook de Nederlander het erf recht heeft. Doch de pauselijke zouaaf van Nederlandschen oorsprong zal ten einde op dien grond tot de erfenis, het legaat of de schenking te worden toegelaten, steeds moeten bewijzen, dat hij tot de burgers van den Kerkelijken Staat behoort. Zal hij dat kunnen bewijzen? Hebben de soldaten van het vreemden legioen het Romeinsche burgerrecht verkregen? Enkele couranten hebben medegedeeld, dat het burger schap der stad Rome zou worden aangeboden aan de zouaven, die hadden deelgenomen aan het gevecht bij Montana. Of daarvan gevolg is gegeven en in hoever de Nederlandsehe zou aven burgers van den Kerkelijken Staat zijn geworden, is nog niet gebleken. Blijft dit be roep in gebreke, dan zal elke vordering op er fenis, legaat of schenking moeten worden ont zegd, omdat de éenige voorwaarde ontbreekt, waarop aan den vreemdeling uitkeering kan geschieden. Hij, die na zijn eigen burgerrecht verloren te hebben, nergens anders burgerrecht verkregen heeft, is van dit recht geheel ver stoken. Al gewaagt men derhalve niet van zoo vele andere bepalingen en wetten, waarbij de Nederlander boven den vreemdeling bevoordeeld is, b. v. de vreemdelingenwet van 10 Septem ber 1849 Stb. N°. 39 volgens welke vreemde lingen in sommige gevallen over de grenzen gezet kunnen worden, dan blijkt toch reeds uit het bovenstaande, dat het verlies van het Nederlandsch burgerschap waarlijk geene on verschillige zaak is. Dat nu al de Nederlandsehe jongelingen, die in het pauselijk leger hebben dienst genomen, zon der daartoe door den Koning te zijn gemach tigd, door die daad hun burgerschap hebben verloren en voor Nederland vreemdelingen zijn geworden, kan aan geen twijfel onderhevig zijn. Art. 2 der wet van 28 Juni 1850 Stb. N°. 44 bevat de navolgende woordenDe staat van Nederlander wordt verloren door buiten onze toestemming zich in vreemde krijgsdienst te begeven of openbare bedieningen aan te nemen, welke door eene vreemde Regeering zijn opge dragen." Art. 9 van het burgerlijk wetboek bevat eene bijkans gelijkluidende bepaling. Het gaat niet aan om met de Tijd eenigen twijfel te willen vragen, of de dienst in het leger van den Kerkelijken Staat wel voor den Nederlander een vreemde krijgsdienst was, ter wijl de Nederlandsehe Zouaven daar het opper hoofd hunner kerk dienden. Waarlijk dat door gaans welgeschreven dagblad maakte zich hier schuldig aan eene onrechtskundige verwarring van twee zaken, die men nimmer verwarren moest. Het belang der Nederlandsehe catholieken brengt mede, om te maken, dat de geestelijke en de

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1867 | | pagina 1