N°. '2396. Zaterdag A0. 1867. 30 November. BINNENLAND. Deze Courant wordt dagelijks, met uit zondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. DAGBLAD. Prijs dezer Courant. Voor Leiden, per 3 maanden21.95. Franco per post2 80. Afzonderlijke Nommers0.05. Prijs der Advertentiën. Van 1-6 regels 0.75iedere regel meer ƒ0.12* Geboorte-, huwelijks- en doodberichten van 1-4 regels ƒ0.90; iedere regel meer 0.15, Spoortreinen van Leiden'! naar 's-GravenhageHelft, Schiedam en Rotterdam: te 8 u. 10 m.; 10 u. 10 m.; 12 u. 42 m.; 3 u. 35 m.; 6 u. 9 in.; 8 u, 35 m.; 9 u. 27 m.; naar Haarlemen Amsterdam: te 8 u, 45 m.; 11 u. 45 ra.; 2 u. 41 ra.; 4 n. 56 m.; 7 u. 35 m.; 9 u. 34 m. Stoomboot. Volharding van Leiden (Haven) naar Amsterdam: Maandag ochtend te 4 u., overige dagen te 5 u.; van Amsterdam (Binnen- Amstel) naar Leiden: Maandag-nam. te 1 u., overige dagen 'snara. fe 2 u. Zondags buiten dienst. Van Leiden naar Gouda: dagelijks voorin. 7 u. 15 ra. Donderdag voorm. 6 u. 15 m. Van Gouda naar Leiden: Dagelijks nam. te 3 u. Zondags buiten dienst. Postbuslichtingen: (Lakenhal, Katoenfabriek en Nieuwstraat) 7 u. 45 ra., 10 u. 45 ra.; 3 u. 35 ra.; 7 u. 35 m. en op Zoudag 10 u 35 m. en 3 u. 35 ra. O.-I. Laildpost. 9, 16 en 25 W.-I. Mail 14 en voorlaatstee van elke maand. Rijkstelegraaf van 8 uren 'sm. tot 9 uren 'sav. Spoorwegtelegraaf van 7 u. 'sa tot 10 u. 30 m. 'sav. G-emeeatebestuur. Burgemeester en iPet houdersMaandag en Donderdag te 11 uren. - Commissie van Fabricage, Woensdag te 12. BurgemeesterDinsdag, Woensdag, Vrijdag en Zaterdag te 11. Presid. der Comm. van Fabricage Zaterdag van 111. Plaatselijke Secre tarie, van 104. Thesaurie, van 92; Zaterdag van 912. De Gemeente-architect is te spreken op het Raadhuis, van 121. Kantoor der In- en Uitg. Rechten en Accijnzen van 9—1 en van 36 uren: van's Rijles Dir. Belastingen, Maandag, Diudags, Woensdag en Donderdag van 92; van Zegel en Registratie van 84; van de Hypoth. en het Kadaster van 94. Naar wij met zekerheid meenen te weten, is graaf Van Zuylen, vergezeld van den heer Heemskerk, gisteren na afloop van de vergadering der Tweede Kamer naar het Loo vertrokken. Omtrent den raad, dien de demissionnaire ministers zullen geven, bestaat bij ons weinig twijfel. Lie ver het land door eene ontbinding der Kamer in rep en roer gebracht dan dat het van de diensten van een diplo maat als graaf Van Zuylen beroofd worde. "Wij ver trouwen ondertusschen, dat de koning evenals bij vroe gere soortgelijke gelegenheden, ook andere staatslieden zal hooren. Van allen, welke ook hunne richting moge zijn, zal Z. M., wij zijn er zeker van, hetzelfde vernemen. Reeds eenmaal heeft er ter wille van deze ministers eene ontbinding plaats gehad. Die ontbinding had hun, naar zij verzekerden, eene meer dan voldoende meerderheid be zorgd. Die meerderheid nogtans hebben zij slechts weinige maanden weten te behouden. Gesteld dat door eene nieuwe ontbinding de gewenschte meerderheid opnieuw herwon nen wierd, is het niet duidelijk dat deze, in nog korteren tijd, zou wegsmelten, en dat wij dan wederom in denzelfden toestand zouden verkeeren. Wij zijn buiten het con stitutioneel spoor geraakt; van daar de ellende die wij beleven. Niemand die onzen politieken toestand kent en vertrouwd is met de eigenaardigheden van onze dagbladpers, heeft er een oogenblik aan kunnen twijfelen, dat de afstemming van het budget van Buitenlandsche zaken en het besluit van de ministers om af te treden, opnieuw het sein zou den worden van een bitteren partijstrijd. Het meten met twee maten, waarover onlangs de heer Wintgens klaagde, is dan ook weer aan de orde van den dag; de publieke opinie moet bewerkt worden, en elk middel dat daartoe dienen kan is goedliefst groote phrases, want de ervaring heeft geleerd dat men met phrases hier te lande veel doen kan. Dit alles moet men zich getroosten omdat er toch niets aan te veranderen ismaar niemand mag daarom uit vrees van overschreeuwd te worden, de poging om aan eene billijker waardeering ingang te verschaffen onbeproefd la ten. Al slaagt die poging ook maar bij zeer enkelen, toch zal zij daarom niet onvruchtbaar zijn. Wie dezer dagen kennis neemt van de hoofdorganen der ministerieele drukpers, moet noodzakelijk tot de conclusie komen, dat het hangende vraagstuk zich geheel resumeert in de brieven-quaestie van den oud-minister Cremers. Het gedrag van dien oud-minister was zonder voorbeeld, af schuwelijk, niet te qualificeeren, en daarmede is alles ge zegd. De vraag of de bewuste brieven publiek of particu lier eigendom waren, is geen vraag, of was zij het al, die vraag is uitgemaakt. En toch de heer Cremers voert in zijn schrijven aan den Voorzitter der Kamer drie belangrijke feiten aan: op de brieven stond het woord particulier, zij waren niet gericht aan den //minister van buitenlandsche zaken" en ook anders onderteekend dan officieele brieven. Nu zeggen wij niet dat die bijzonderheden de quaestie uit maken, maar beweren toch, dat wie die bijzonderheden kent geen recht heeft te zeggen//de brieven waren stellig offi cieel," tenzij hij die brieven gelezen en bestudeerd hebbe. Wie ook maar eenigszins met administratie bekend is, weet daii het in vele gevallen uiterst moeilijk te beslissen valt, waar de officieele brief, aan het archief behoorende, begint en het particulier schrijven, bijzonder eigendom van den administrateur, eindigt. Nog eens, wij stellen ons geen partij, maar zouden wel willen, dat anderen, die de brieven even min kennen als wij, goed konden vinden hetzelfde te doen Le besoin de la cause gedoogt het echter niet. Er moet beslist worden, en natuurlijk dat de tegenstanders ongelijk hebben. Maar aangenomen die beslissing, aangenomen dat de brieven publiek eigendom waren, wat dan nog Dan zullen wij erkennen, dat de heer Cremers verkeerd heeft gehan deld met zich de brieven toe te eigenen, maar daarom toch niet den aanval over het hoofd zien, welke tot het inci dent aanleiding gaf. Of is de aanval van graaf Van Zuylen reeds daardoor gerechtvaardigd, dat de tegenpartij ter ha- rer verdediging grijpende naar het eerste wapen dat zij vinden kan, het wapen heeft opgevat dat aan een derden persoon toebehoort. De quaestie over het eigendomsrecht van de wapenen is zeker hoogst belangrijk, maar de quaestie over het billijke of onbillijke van den aanval is dunkt ons toch van nog grooter gewicht. Waarom dan die quaestie ter zijde geschoven? Het antwoord is altijd hetzelfde: Le besoin de la cause. Men maakt juist daarom zoo veel geraas over de eigendomsquaestie van het wapen, op dat de aanvaller gelegenheid zoude hebben in stilte af te druipen. Aandoenlijke onpartijdigheid! LEIDEN, 29 November. Gisterenavond heeft er in de Leidsche Saaijetfabriek in de Verwerstraat een zeer treurig ongeluk plaats gehad. Een jongen van 12 jaren is, vermoedelijk al spelende, verward geraakt in een loshangende pees, waardoor bij om den as der machine werd geslingerd en in weinige oogenblikken den dood vond. H. M. de koningin is gisterenmiddag te 2 de prins van Oranje eergisterenavond van heli s - H a g e teruggekeerd. fren .en ,Ï4PQ

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1867 | | pagina 1