INGEZONDEN.
Bankert, de Van Nessen, enz. Het archief der voormalige
admiraliteit wordt hierdoor aanmerkelijk aangevuld. De on
bekende gever heeft de historische wetenschap zeer aan
zich verplicht. "Wij hopen dat zijn voorbeeld navolging
zal vinden bij allen, die nog dergelijke papieren bewaren,
zooals wij weten dat er nog gevonden worden.
Gisteren is de wed. B., beschuldigd van met haar
thans overleden man landverhuizers te hebben bestolen,
door het prov. gerechtshof van Zuid-Holland vrijgesproken
wegens gebrek aan bewijs.
Gisteren had er in het beursgebouw te Eo tterdam
eene kleine plechtigheid plaats, de overreiking n.l. van een
prachtig gouden horloge met ketting aan den heer Van
der Tak, directeur der gemeente-werken, als een blijk van
sympathie voor de loffelijke wijze, waarop de overdekking
der beurs onder zijne directie is geslaagd.
Woensdag 11. is de stemopneming voor het kiescol
lege der Nederd. Herv. gem. te Amsterdam ten einde
gebracht. Ter benoeming van 270 leden waren 3689 stem
biljetten ingekomen. De candidaten der kiesvereeniging
//Evangelie en Belijdenis" zijn, naar men zegt, met eene
meerderheid van viervijfde gekozen, waarbij men echter
den invloed heeft kunnen bespeuren van een amendement
der streng confessioneele partij, die een 25tal der voorge
steld© candidaten door nog meer behoudende had vervangen.
O O
De werkzaamheden aan het gedeelte staatsspoorweg
vau 's-Hertogenbosch op Boxtel worden steeds met
kracht voortgezet.
Zondag 11. heeft de broederschap der Doopsgezinde
gemeente te Groningen het voorstel betreffende veran
deringen in den eeredienst, door de beide predikanten ge
daan, met 85 tegen 79 stemmen verworpen. Deze hebben
daarop hun eervol ontslag aangevraagd.
Z. M. heeft aau Mr. M. M. von Baumhauer, ref. bij het dept. van
binnen], zaken, vergunning verl. tot het dragen der ouderscheidingstee-
kenen vau ridder der orde van de HH. Mauritius en Lazarus; voorts
benoemd tot burgem. der gem. 's-Gravenmoer J. Loeff; tot proc. bij de
arr.-rechtb. te Roermond Mr. F. Verscheure, advoc. aldaar; tot notar.
te Texel W. H. B. Bok, candid.-not. aldaar; tot notar. te Rotterdam:
W. 't Hooft en W. de Lange, beiden candid.-not. aldaar; tot insp. dei-
loodsen en ontv. der loodsgeld, te Zierikzee H. J. Rusman; eerv. ontsl.
Jhr. J. Rendorp van Marquette als burgem. der gem. Heemskerk en
Castricum; S. van Roven als burgem. der gem. Vledder en Mr. W.Bok,
als not. te Texel.
De Thermometer van Fahrenheit teekende alhier Maandag des namid
dags te 5 uren 44°, Wind: N. W., des avonds te 8 uren 44°, te 10 uren 42°.
Dinsdag morgen te 5 uren 44°, Z. W., te 8 uren 46°, 's middags!e 12
aren 49°, W., te 4 uren 46°.
Geachte Redacteur
In uw nummer van Zaterdag 23 November lees ik eene
beschouwing betreffende de Parijsche Tentoonstelling, waarin ik
zoo zeer met u van gevoelen verschil, dat ik u een plaatsje
voor het onderstaande meen te mogen vragen.
Gij schrijft: //gedane zaken nemen geen keer en het is nu
overtollig te gaan twisten over de vraag, aan wien de schuld
der fout geweten moet worden," dat de Nederlandsche afdee-
ling op de wereldtentoonstelling zulk een treurige figuur heeft
gemaakt, en dat //onze voortbrengselen als in een uitdra
gerswinkel (een minder juist woord) daar waren opgezeten
neergelegd."
Ik geef volstrekt niet gewonnen, dat het opzoeken der be
gane fouten overbodig zou zijn. Want hoe zal die volgende
tentoonstelling te Havre, waarvoor gij sympathie tracht op te
wekken, van regeeringswege worden gesteund, wat zal de Tweede
Kamer daarvoor willen geven en hoe zullen de industrieelen er
toe medewerken, zoo lang de redenen niet zijn ontdekt, waar
door de Nederlandsche nijverheid zoo slecht was vertegenwoor
digd te Parijs? Neen, mijne bepaalde meening is, dat men juist
nu moet onderzoeken en goed onderzoeken. In deze meening
werd ik versterkt door het lezen van een stuk door onzen
stadgenoot A. H. Eigeman voor eeuigen tijd geplaatst in den
Nederlandschen Industrieel en gericht tegen mijn opstel in //de
Gids" van October, over onze op de tentoonstelling zoo slecht
vertegenwoordigde nijverheid.
Dat stuk van den heer E. heeft er zeker niet aan gewonnen
door het te doen voorkomen, alsof ik slechts aan vormen
hecht, en door de woorden opgesmuktheid en opge-
proptheid te bezigen, terwijl ik tegen het kale en schrale
was opgekomen. Maar, om op goed onderzoeken terug te ko
men die heer werpt mij tegen dat de geheele beoordeeling
zoo niet iets slimmers dan eene bètise, dan toch volslagen ge
brek aan onderzoek verraadt." Ik moet zoo iets openlijk tegen
spreken en met des te meer nadruk, nu deze heer mij de
rechte plaatsen en de juiste bronnen" aantoont, waar ik had
moeten onderzoeken.
Mijne navorschingen had ik moeten beginnen bij menschen
als de beste Leidsche maker van chirurgicale instrumenten, die
als Academisch leverancier moet ondervinden, dat, hoe ook ge-
tituleerd met eenen grootschen naam, de voorwerpen liever uit
den vreemde worden getrokken." Welnu, daarvoor zullen de
koopers van zulke instrumenten wel hunne geldige redenen
hebben, en zonder dit onderzoek wist ik uit eene ondervin
ding van eenige jaren, dat de Academische leveranciers door
dien titel nog op lange na geen betere zaken leveren dan
andere industrieelen.
//Maar", schrijft de heer E., de Nederlandsche industrieel is
ontmoedigd en teruggehouden wegens het droevig gevolg van
het droevig besluit, dat in de Tweede Kamer voor eeniga
jaren genomen is, hetwelk steeds nadeelig werkt", d. i. de lage
invoerrechten van vreemde producten; //zoo lang daarin geene
verandering komt door reciprociteit, zal dit nadeelig werken
op de ontwikkeling onzer nijverheid." Deze klacht kon nergens
beter geplaatst zijn dan in het op bescherming aandringende
orgaan, //de Industrieel." Mijn onderzoek had mij geleerd,
dat dit beweren door de geschiedenis van den handel en nijver
heid wordt gelogenstraft.
Volgens den heer E. zou ik verder bij onderzoek gezien
hebben, dat onze meeste industrieelen, d. i. meubel- en instru
mentmakers, aan eigen landgenooten kunnen laten zien, wat
zij maken, en even goed leveren kunnen als de vreemde, maar
juist die voorwerpen, welke van den vreemde hunne vormen,
teekeningen en nog meer ontleend hebben, kunnen zij aan de
vreemde jury niet onderwerpen als voorwerpen van eigen vin
ding." Ik verwerp deze redeneering, omdat mij bij onderzoek
is gebleken, dat de voorwaarde, alleen oorspronkelijk te mogen
wezen, niet aan de inzenders gesteld was. Maar al ware het
zoo, dan wordt aan vele meubelmakers een onverdiend verwijt
gedaan; ik beweer namelijk, dat velen hunner te Amsterdam
getoond hebben, zelfstandig de vormen en teekeningen te kun
nen kiezen en samenstellen, zooals mijn onderzoek van de
afbeeldingen in de tijdschriften van dat vak mij geleerd heeft.
Ten slotte heeft de heer E. de commissie verdedigd, wat be
treft de groote ongebruikte ruimte, want behalve dat de tweede
bezending uit Indië niet is toegelaten, zijn//eene massa inschrij
vers, waaronder aanvragers van veel ruimte; in gebreke gebleven
in te zenden. Er hadden zich plus minus 500 aangemeld, en
men had nog vijf a zes van de 80 groote firma's, die te Amster
dam waren weggebleven, bewogen wat in te zenden." Ik moet
den heer E. doen opmerken, dat in den officieelen Parijschen
catalogus het getal 501 voor de Nederlandsche inzenders is
opgegeven, zoodat die massa achtergebleven industrieelen,
juist zij, aan wie ik onverholen mijn leedgevoel had te kennen
gegeven, niet zoo groot zou blijken te zijn, ware niet de minister
van binnenlandsche zaken ons met betere cijfers te hulp geko
men. In de memorie van beantwoording op de begrooting bl.
16 staat te lezen, dat van de 701 inschrijvers er slechts 430
aan hunne toezegging gevolg hebben gegeven. Maar strekt dat
beschamende cijfer wel ter verdediging? Want nu er 266 inzen
ders hunne producten te huis hielden, had de commissie van
étalage de door haar op papier gemaakte plaatsverdeeliug
zoo kunnen wijzigen, dat de industrieelen die niet in gebreke
bleven, bij het ophangen van hunne voortbrengselen niet be
hoefden te klagen over ruimte, zooals mij bij onderzoek
gebleken is, dat werkelijk heeft plaats gehad. Overigens was
mijn klacht niet gericht tegen hen, die de voorwerpen, welke
zij wilden inzenden en waarmede zij onze afdeeling hadden
doen schitteren voor de geheele wereld, niet konden doorzagen
of in stukken breken om ze te bergen in de peperkoekkleurige
winkelkast, die de publieke opinie hier te lande heeft veroor
deeld, niet om de zuivere teekening, maar om hare ongeschikt
heid, in die kast, die vele duizende guldens aan onze schatkist
heeft gekost en de inzenders heeft geweerd, zooals mijn onder
zoek mij geleerd heeft.
Ik heb namelijk meer en beter onderzocht dan de heer E.
veronderstelde; de begane misslagen zijn talrijk, maar niet alle
kan men even gemakkelijk nagaan; zij zijn veel hooger te zoe
ken, al worden zij min of meer openlijk aangewezen. Op de
vragen, door de Tweede Kamer gedaan, om te onderzoeken,
waarom onze afdeeling zoo weinig voldaan heeft en hoe de
gelden besteed zijn, heeft de minister geantwoord. Maar is dit
genoeg? Nu weet iedereen dat van de 704 inschrijvers, voor
wie een crediet van /'100,000 was toegestaan, er slechts 430
van de gelegenheid gebruik hebben gemaakt, en dat er dus
voor die vierzevende nu 180,000 is beschikbaar gesteld en
misschien verbruikt, ja men mompelt er van dat er nog meer
noodig zou wezen.
In mijn opstel in de Gids" heb ik, als belangstellend toe
schouwer, het opgenomen \oor de industrie, maar tegen de
te huis gebleven industrieelen. Met dit schrijven neem ik af
scheid van de quaestie, welke nu door belanghebbende deskun
digen moet worden onderzocht. Hun taak is het, na te gaan
waarom onze afdeeling te Parijs een figuur heeft gemaakt, onze
krachtige nijverheid onwaardig.
Bij de laatste Londeusche tentoonstelling is ook geklaagd;
toen is geantwoord, dat er te weinig geld was beschikbaar