LEIDSCH DAGBLAD. Per Telegraaf. A°. 1867. 27 November. Het ministerie de afstemming van bui- tenlandsche zaken, in verband der daaraan voorafgegane diseussièn, beschouwende ais een votum van afkeuring, heeft collec tief ontslag ingediend en verzocht de be handeling dér begrooting voorloopig te schorsen. Aldus is besloten Donderdag be handeling van de credietwet voor justitie. BINNENLAND. S-GRAVENHAGE26 November. Leiden, Boekdrukkerij van A. W. SIJTHOFF. niet gelukkig geslaagd koude heeten. Wij betwijfelen of het wel goed gezien is, bij elke gelegenheid weder de groote politieke strijd van het afgeloopen jaar in het geheugen terug te roepenen dit te meer, omdat wij waarlijk niet tot de periode voor de kamer-ontbinding behoeven terug te gaan om eene tamelijke hoeveelheid grieven tegen ette lijke ministers bijeen te brengen. De strenge maar kalme uiteenzetting van die grieven zal, dunkt ons, meer indruk maken op de meerderheid dan eene altijd meer of minder eenzijdige satire, als de heer Keuchenius dezen keer leverde. Oneindig meer voldeed ons de rede van den heer Wint- gens. Al staat deze afgevaardigde op politiek gebied lijn recht tegens ons over, wij erkennen gaarne, dat hij, onzen staatkundigen toestand beschrijvende, juist de vinger heeft gelegd op de plaats, waar de gevaarlijkste wonde schuilt. Zijne woorden waren te behartigenswaard, om daarvan niet enkele mede te deelen //Meermalen heb ik van deze plaats gezegd en ik herhaal dit thans het is alsof ons land door een zeker noodlot wordt vervolgd. Terwijl men hier en in de koloniën alle elemen ten aanwezig vindt voor voorspoed en ontwikkeling, ziet men integendeel in de werkelijkheid in menige richting niets dan mislukking, dan stilstand, dan laat ik het maar zeggen verval. //Kan men zeggen dat 's lands zaken voorwaarts gaan Is niet op menig gebied het tegendeel waar te nemen? Vestigen wij ons oog op de financiën, op de koloniën, op het rechtswezen in zijn geheelen omvang, op zoo menige groote onderneming hier te lande begonnen, tot wier totstandkoming de wetgeving ook heeft medegewerkt, is het dan, helaasniet maar al te waar dat wij in vele opzichten stilstand, teruggang, gemis aan voor uitgang, althans kwijning waarnemen, in plaats van bloei en ontwikkeling? Hem, die ziju land liefheeft, moet dit met wee moed vervullen." Waar ligt de oorzaak? Ziehier het antwoord van den heer Wintgens: //Ik moet beginnen met nog eens te herhalen wat ik bij die vroegere gelegenheden waarop ik doelde gezegd heb, namelijk dat ik zeer veel van het geleden kwaad toeschrijf aan de ver- DAGBLAD. ijks, metnit- Fcestdagen Prijs der Advertentiën. Van 1-6 regels f 0.75; iedere regel meer f 0.12- Geboorte-, huwelijks- en doodberichten van 1-4 regels ƒ0.90; iedere regel meer O.lö. erde richting, aan den verkeerden toestand van de zooge- lamde partijen hier te lande. Er is hier te dien aanzien ont- aan eene fact ice gesteldheid; de politieke toestand is daar- lor gedefigureerd, gedenatureerd, ja, laat ik het zeggen, idemoraliseerd. Er is eene schifting ontstaan die niet berust wezenlijk verschil van beginselen, waardoor als het ware ree vijandige legerkampen zijn gevormd, die elkander eiken ig in hunne organen de liefelijke epitheta van reactie en ra- balisme naar het hoofd werpen, waarvoor in de werkelijkheid {ene aanleiding bestaat, en waardoor èn ministers, èn volks- ïrtegenwoordigers, èn elk die zich met de politiek inlaat als ;t ware dagelijks tegen elkander worden opgehitst en in het arnas gejaagd. Is het vreemd dat in het gemoed van hen, die p deze wijze telkens met de uiterste verbittering zijn bejegend ii verguisd, de sporen daarvan blijven bestaan en deze niet zoo emakkelijk worden uitgewischt? //Dat nu, Mijne Heeren, acht ik op zich zelf een kwaad, daar et verbittering strooit in de gemoederen, en waardoor valsche olitieke position in het leven geroepen worden. Maar daardoor jden niet alleen de personen, maar ook's lands zaken, die onder ie negatieve werking op den duur te gronde moeten gaan, ter- rijl eindelijk de constitutioneele regeering, die, wanneer zij goed Dopt, het ideaal van een regeeringvorm is, in een strijdperk ntaardt, waarin de politieke talenten des lands er slechts op lit zijn om zich onderling te vernietigen, in plaats van ge- ueenschappelijk samen te werken tot het algemeen belang, en e streven naar het ware heil van den lande. //Er heeft dezer dagen in datzelfde Frankrijk waarvan ik sprak eene lijkplechtigheid plaats gehad ter eere van een vroe ger lid der parlementaire regeering, van den heer Duchatel. Het trof mijne aandacht, dat zich onder degenen die de laatste eer aan den overledene bewezen, eenige van de eminentste mannen van Frankrijk uit dat vroeger tijdperk te zamen bevonden. Daar stonden bij dat graf de heeren Guizot, Berryer en Thiers. Zij waren daar vereenigd om aan den ontslapene eene laatste hulde te brengen. Mij dacht, zou er bij die gelegenheid in hunne gemoederen niet de gedachte zijn opgegaanwanneer wij drieën, gelijk wij hier staan bij dit graf, bezield met eene zucht om onzen ontslapen vriend eene laatste eer te bewijzen, inder tijd samen onze krachten hadden aangewend ten behoeve van Frankrijk, wat zou er niet al groots en goeds kunnen zijn tot stand gekomen voor ons vaderland? Wat al kwaad zoude er zijn gekeerd, wanneer niet in de steriliteit van ons parlementair de bat onze krachten zich hadden opgelost! //Mijne Heeren, het komt mij voor dat het meer dan tijd is dat in ons land aan dergelijke toestanden een einde kome, dat men de handen moest in een slaan om te herwinnen het ver lorene, om te herstellen het bedorvene." Hartelijk gaarne spreken wij over die laatste verklaring ons amen uit, al is het ook dat onze subjectieve opvat ting van hetgeen verloren en bedorven is weinig zal over eenstemmen met die van den redenaar, wiens woorden wij aanhaalden. LEIDEN, 26 November. Het schijnt dat de minister van binnenlandsche za ken Z. M. den koning in overweging zal geven, den prijs van een eenvoudig telegram voor binnenlandsch verkeer van 50 cents op 30 cents te verlagen. Een onbekende heeft dezer dagen aan het rijksarchief een kostelijk geschenk toegezonden. Het bestaat in eene groote verzameling oorspronkelijke brieven, meerendeels door onze vlootvoogden en kapiteins aan de admiralite^eiT*^ftfe%, Zeeland en op de Maas gericht. Daar zijn er ^schejdentr/ onder van De Ruyter, de Trompen, Witte Cam. de^pjt|j|

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1867 | | pagina 5