B N N E1LA X D. voor de trouw waarmede de ongelukkige Frederik Augus tus I zijn oom in de ure des gevaars was bijgebleven, ware aan dit land hetzelfde lot te beurt gevallen als aan Hanover, Keurhessen, Nassau en Frankfort. Von Bismarck drong op de inlijving aan, en toen koning Wilhelm zijn woord aan den keizer der Franscben voor eene//genadige" behan deling had gegeven, had hij nog genoeg met zijn minister te kampen. Ten slotte moest in dit speciale geval de laatste voor den wil zijns konings wijken; maar hij wist toch door te drijven, dat het kleine koninkrijk, dat wegens zijne lig ging te eeniger tijd voor Oostenrijk eene brug naar Prui sen kon worden, niet op denzelfden voet behandeld werd als de overige Zuid-Duitsche staten. Aan koning Johan werden dus veel harder voorwaarden opgelegd. Dresden en Königstein moesten eene gemengde bezetting, en het Sak sische leger zelfs in vredestijd van Pruisen een opperbevel hebber ontvangen. De grijze vorst, diep geschokt, wilde aan die voorwaarden geen gehoor verleenen, doch na langdurige onderhandelingen om deze misschien minder gepaste uit drukking te bezigen nam hij de voorwaarden aan, nadat zijn minister Yon Beust, in wien Von Bismarck te recht of ten onrechte een onverzoenlijken vijand zag, kort te voren, om den vrede mogelijk te maken, zijn ontslag had genomen. Alzoo is Pruisen nu reeds, behalve met zijne eigen ver- groote macht aan deze zijde van den Main, met de alliantie der Zuid-Duitsche staten en het daaraan verbonden opper bevel in oorlogstijd, tegen Frankrijk gewapend. De betee- kenis dier tractaten werd diep gevoeld. Toen ze in Frank rijk bekend werden, ging er als het ware een kreet op en in scherpe taal werd aan Pruisen verweten, dat het door die tractaten het vredesverdrag van Praag had geschonden. Aan deze zijde van den Rijn had men echter geen reden om boos te zijn. Een der officieuze bladen te Berlijn riep uit: //De Main-linie is thans geene grensscheiding meer!" en in die weinige woorden, in den roes der vreugde uitgespro ken, is het karakter dier tractaten geheel en al geschetst. Met de zelfstandigheid der Zuid-Duitsche staten is het gedaan. Zij zijn gekluisterd aan Pruisens politiek. Een dezer dagen te Munchen, onder de auspiciën der Beiersche regeering, nieuw opgericht blad moge pralend verkondigen, dat Beie ren geroepen is om, tusschen Oostenrijk en Pruisen in staande, eene //Yermittlungspolitik" te volgen en alzoo eene belangrijke rol in Europa te vervullen, ook Beieren, de grootste der middelstaten in Duitschland, is aan Prui sen gebonden, tenzij het de kluisters van het tractaat, on der den knellenden druk van het oogenblik gesloten, ver- breke. Doch dien coup zal het niet licht wagen. De re geering weet dat zij daarbij alles verliezen kan. Ook zou het volk er tegen zijn, misschien minder om de gevolgen eener nederlaag, dan omdat het geen strijd tegen Duit- schers wil, in welke het zijne broeders ziet. Er komt nog ets bij. Baden werkt de propaganda der Duitsche eenheid imet kracht en macht in de hand. Waarschijnlijk is de toe treding van dien staat tot den Noord-Duitschen bond reeds spoedig een feit, en dan zien wij Beieren veeleer volgen dan zich in zijne kleine tent terugtrekken. Nu reeds is het, even als de overige Zuid-Duitsche staten, door de tolvereeniging commercieel met Pruisen verbonden. Bekrompenheid van inzichten moge zich aanvankelijk in de eerste kamer hier tegen verzet hebben, de industrie des lands zal bij eene groote markt wèl varen en de daaruit voortspruitende //aisance" zal verder hare werking doen. Hoe men de zaak dus beschouwe, wij zien Pruisen al nader en nader komen aan het doel, dat het zich heeft ge steld en waarvan voorzeker niemand zich een helderder be grip heeft gevormd dan Yon Bismarck. Hij is de man van alle mogelijke combinaties. Hij weet evengoed democraat te zijn als autocraat. Hij zal, gelijk wij hem thans bezig zien, van vreedzame middelen gebruik maken, als het daar voor de tijd is, en hij zal gewelddadige middelen aanwen den, als hij hierdoor de idee der Duitsche eenheid kan ver werkelijken. In 1866 stond Frankrijk als wachter bij Sa- dowa. Verwikkelingen voor Frankrijk, hetzij in het land zelf of elders, zullen den Pruisischen minister niet droomende vinden. Frankrijk weet dit ook. LEIDEN, 13 November. In de openbare terechtzitting van gisteren bracht de president der arrondissements-rechtbank alhier in de vol gende woorden eene welverdiende hulde aan den overle den griffier dier rechtbank, den heer J. F. C. Moltzer, die door eene ongesteldheid van slechts weinige dagen aan zijn werkzaam leven en aan den kring zijner treurende betrekkingen en vrienden werd ontrukt//Ik heb, M. H. tot u een weemoedig woord te richten. Gisterenavond stond ik te acht uren aan het sterfbed van onzen Moltzer, op het oogenblik dat de laatste ademtocht hem was ont snapt. Zoo verloren wij dau uit ons midden, waarop wij voor enkele dagen nog weinig bedacht waren, den waar- digen grijsaard van meer dan 83 jaren, den nog zoo uiterst ijverigen, voortvarenden man, wien nimmer ouder de inspan ning van zijne vele, dikwijls moeilijke ambtsbezigheden, een woord ontviel dat die zorg hem te zwaar begon te wegenden man, die nog altijd met opgewektheid ons zoo gaarne ten dienste stond met al wat wij, op zijn leeftijd, van hem konden en mochten verwachten. Hoe menigmaal heb ik en gij, M. H.! hem in moeilijke zaken geraadpleegd en dan daarbij steeds zijne grondige rechtsgeleerdheid, zijn vluggen geest en helderen blik op gemerkt. In waarheid, wij zullen onzen ouden vriend nog in menig opzicht en dikwijls missen. Hem misgunnen wij de rust niet, die hij is ingegaan na een leven zoo nuttig, zoo werkzaam besteed en tot in hoogen ouderdom, met al de krachten die hem overbleven, voortgezet; maar hier aan deze plaats voegt ons een woord van rouw. Dat woord, hier uitgesproken, is oprecht, al mocht daarbuiten mis schien geoordeeld worden, dat zijne taak meer dan vol doende was afgewerkt. Ook de grijsaard, die zoo wist te arbeiden, ontvalt aan zijn dagwerk niet zonder dat zijn gemis wordt gevoeld. Laat ons dankbaar zijn voor de vele vruchten van zijne veelzijdige kennis, van zijne voor ons zoo belangrijke er varing, die de waardige afgestorvene altijd bij zijn leven met zooveel hartelijke vriendschap met ons heeft willen deelen; laat ons openlijk zijne verdiensten erkennen en zijne nagedachtenis waardiglijk zoo vereeren, dat telkens en overal, waar wij nog van hem zullen spreken, van onze door hem welverdiende hoogachting blijke. Hem zij het van God geschonken betere gewesten te zijn inge gaan Aangezien HH. MM. de koning en de koningin, benevens prins Alexander overmorgen naar het L o o vertrekken, zal het rijkstelegraafkantoor aldaar weder tijdelijk den 15den dezer met doorloopenden dagdienst worden geopend. De audiëntie van den minister van oorlog zal, in plaats van morgen, Vrijdag a. s. te twaalf uren gehouden worden. De antwoorden van den minister van financiën op de aldeelingsverslagen over hoofdstuk II (hooge collegiën) en hoofdstuk VII B (financiën) zijn thans verschenen en rondgedeeld. In het eerste belooft de regeering, dat zij nog nader zal onderzoeken, in hoeverre eene afschaffing der kanselarij-leges raadzaam is. In het andere belooft de minister onder anderen zoo spoedig mogelijk een wetsontwerp gereed te maken tot herziening der wet op de nationale schuld. Aangaande de zegelwet wordt gezegd, dat de regeering bezig is de laatste hand te leggen aan een wetsontwerp tot herziening der wet op het zegel, voor zoover de drukpers betreft. In de memorie van toelichtingen zullen de redenen worden opgegeven, waarom eene geheele afschaffing van het dagbladzegel voor als nog niet is aan te raden en waarom niet eene herziening der wet op het zegel in haren geheelen omvang wordt voorgedragen. De minister is het eens met hen, die beweerd hebben, dat het aantal rijksadvocaten vooreerst niet kan verminderd wordenzelfs zullen misschien aan sommige rijksadvocaten adjuncten moeten worden toegevoegd, even wel zonder bezwaar van de schatkist. De postzegels voor drukwerken zullen binnen kort worden ingevoerd. De commissie tot regeling van het 10de Ned. taal congres, in 1868 of 1869 te 's-Hage te houden, is door eene vergadering, waaraan 50 belangstellenden deelnamen, voorloopig samengesteld uit de heeren Dr. W. J. A. Jomck- bloet, Jhr. C. A. van Sijpesteyn, Mr. L. P. C. van der Bergh, rijks-archivaris, S. J. van der Bergh, oud-secret. van het vroeger voor 's-Hage beraamde maar niet doorgegane congres, en J. J. F. Noordziek. De heeren Dr. Bosscha en Mr. Yosmaer namen de hun opgedragen betrekkmg niet aan, en daarvoor werden gisteren gekozen de hee ren Mr. J. C. Banck en Th. van Westhreene Wz.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1867 | | pagina 2