N°. 2377.
Vrijdag
A0. 1867.
8 November.
Prijs dezer Courant.
Deze Courant wordt dagelijksmet uit
zondering van Zon- en Feestdagen,
uitgegeven.
Prijs der Advertentiën.
Spoortreinen vau Leiden] naar 's-GravenhageDelft, Schiedam en Rotterdam: te 8 u. 10 m.; 10 u. 10 m.; 12 u. 42 m.; 3 u. 35 m.;
Postbusliehtingen(Lakenhal, Katoenfabriek eu Nieuwstraat) 7 u. 45 m., 10 u. 45 ra.; 3 u. 35 m.; 7 u. 35 m. en op Zondag 10 u.
Rijkstelegraaf van 8 uren 'sm. tot 9 uren 'sav. Spoorwegtelegraaf van 7 u. 'sm. tot 10 u. 30 m. 'sav.
Gemeentebestuur. Burgemeester en WethoudersMaandag en Donderdag te 11 uren. - Commissie van Fabricage, Woensdag te 12.
BurgemeesterDinsdag, Woensdag, Vrijdag en Zaterdag te 11. Presid. der Comm. van Fabricage Zaterdag van 111. Plaatselijke Secre
tarievan 104. Thesaurie, van 92; Zaterdag van 912. Be Gemeente-architect is te spreken op het Raadhuis, van 12-1.
K.antoor der In- en Uitg. Rechten en Accijnzen van 91 en van 36 uren; van's Rijks Dir. Belastingen, Maandag,
Dinsdag, Woensdag en Donderdag van 9—2; van Zegel en Registratie van 84; van de Hypoth. en het Kadaster van 9—4.
Heeft reeds het afdeelingsverslag over hoofdstuk I
der staatsbegrooting doen zien, dat een der voornaamste
grieven der leden tegen het kabinet in de koloniale quaestie
is te zoeken, het verslag over hoofdstuk IX (Kolo
niën), dat nu ook verschenen is, heeft dit volkomen be
vestigd.
//Wat is er van het nieuwe hoofd van dat departement
voor de wettelijke regeling van koloniale onderwerpen te
wachten dat was de vraag, die in de sectiën op den
voorgrond gesteld werd, en van welker beantwoording ve
len de mate van vertrouwen afhankelijk wilden stellen, die
zij den minister van koloniën zouden kunnen schenken.
Het antwoord op die vraag kon voor de meesten niet
gunstig luiden. Zij herinnerden aan onderscheidene uitspra
ken van den minister Mijer en aan woorden, door den
heer Trakranen gebezigd, waaruit duidelijk bleek, dat eene
wettelijke regeling der uitgifte in erfpacht, volgens die
regeeringsmannen, niet afhankelijk behoefde gesteld te wor
den van een algemeen onderzoek naar den toestand van
het grondbezit der inlanders op Java. Het wetsontwerp
toch, door den heer Trakranen ingediend, bevatte, volgens
dezen, genoegzame waarborgen tegen schending van be
staande rechten, aangezien in de praktijk voor elke uit
gifte een speciaal onderzoek zou worden ingesteld. Daar
nu dit onderzoek in de uitvoering mede betrokken was, zoo
behoefde het van zelf niet aan de regeling dier uitvoering
vooraf te gaan.
De tegenwoordige minister van koloniën scheen daaren
tegen van een geheel ander gevoelen te zijn, daar hij de
weder-indiening der erfpachtwet van het algemeen on
derzoek afhankelijk had gesteld. Zijne voorgangers achtten
eene spoedige beslissing dezer quaestie boven alles wenschelijk,
h ij wilde vertraging en nog wel zulke eene, die, naar het
oordeel van mannen, welke bepaald het regeeringsbeleid van
het tegenwoordige ministerie in koloniale zaken hadden
vertegenwoordigd, onnoodig moest heeten.
Nog andere verschijnselen wettigden het vermoeden,
door dezen vreemden lust tot uitstel opgewekt, dat de te
genwoordige ministers hun vroeger programma wenschten
te laten varen en niet genegen waren om de hangende
koloniale vraagstukken door wettelijke regeling tot eene
deSnitieve oplossing te brengen. Wel werd door //eenige
ledea" beweerd, dat men jegens den minister onbillijk was
en hem tijd tot onderzoek moest laten. Maar de meesten
waren van oordeel, dat, al mocht men ook op andere pun
ten toegevend zijn, toch moest erkend worden, dat de mi
nister door de erfpachtwet niet weder in te dienen, ontrouw
werd aan de oorspronkelijke hoofdgedachte van het kabinet
en tegen het uitgedrukte gevoelen van de groote meerder
heid der kamer handelde.
Door sommigen werd integendeel het onderzoek, dat de
minister voor alles wilde doen plaats hebben, hoog noodig
gekeurd. Maar wel beschouwd, kwam het onderzoek dat
dezen wenschten, eenvoudig neder op het speciaa l onder
zoek, dat, bij het wetsontwerp omtrent de uitgifte in erf
pacht uitdrukkelijk geboden, door niemand gewraakt werd
en in elk bijzonder geval door de uitvoerende macht zou
toegepast worden.
Nog werden in de secties door sommigen een paar be
schouwingen voorgedragen, die wel in beginsel, maar niet
in de toepassing tot het standpunt der meerderheid te bren
gen zijn. Enkele leden toch waren wel niet onbepaald tegen
eene inmenging der wetgeving in koloniale quaesties, maar,
aangezien volgens hen de natie alleen schadeloos gesteld
werd voor de gebreken, welke aan eene wetgeving kleefden,
door het bewustzijn, dat hare eigene vertegenwoordigers
die wetten hadden vastgesteld, en aangezien deze schade
loosstelling voor de Indische bevolking ontbrak, die hare
wetten uit het moederland moest krijgen, zoo waren zij
niet vreemd aan het denkbeeld, de Indische belangen door
een lichaam in Indië zelf te laten regelen.
Anderen konden eene wettelijke regeling der koloniale
aangelegenheden juist daarom niet zoo wenschelijk achten,
omdat zij sterk voor het bevorderen der particuliere nijver
heid waren. Volgens hen leed Indië aan een kwaal, die
alleen door een geheel nieuw stelsel, en niet, althans niet
binnen betrekkelijk korten tijd, door regeling bij de wet
was te genezen. Het oude gebouw, zeiden zij, is geschokt,
maar nog niet door een beter vervangen.
Het mag betwijfeld worden of beschouwingen als deze
op hare plaats zijn in het voorloopig verslag. Tot voorbereiding
van het parlementair debat doen zij niets af. Integendeel
kunnen zij slechts strekken om het praeciseeren van de
hoofdpunten van dat debat te belemmeren. De groote quaestie,
die nu wel doorschemert maar niet genoeg op den voor
grond gesteld is, zal, dunkt ons, deze zijnwelke is de
verhouding van den tegenwoordigen minister van koloniën^
niet alleen tegenover de kamer maar ook en vooral tegen
over het kabinet zelf, dat opgetreden is met een koloniaal
programma, door den heer Mijer ontworpen, door den heer
Trakranen overgenomen, maar door den heer Hasselman, naar
het schijnt, verloochend? Toen de heer Mijer heenging|
heette het, dat dit geschiedde opdat hij in O.-I. ,/ou uit-'
voeren wat zijn opvolger hier in zijn geest zou', regelen.
Is het ministerie aan dit programma getrouw gebleven
of heeft het, door de opneming van den heer EÉasselman
in zijn midden, zelf de reden van zijn bestaan vèrz
LEIDSCH
DAGBLAD.
Voor Leiden, per 3 maandenƒ1.95.
Franco per post-.80.
Afzonderlijke Nommers0.05.
Van 1-6 regels 0.75iedere regel meer /0.12s.
Geboorte-, huwelijks- en doodberichten van
1-4 regels ƒ0.90; iedere regel meer ƒ0.15.
6 u. 9 m.; 8 u. 35 m.; 9 u. 27 m.; naar Haarlem en Amsterdam: te 8 u. 45 m.; 11 u. 45 m.; 2 u. 41 ra.; 4 u. 56 m.; 7 u. 35 m.; 9 u. 34 m.
Stoomboot Volharding van Leiden (Haven) naar Amsterdam: Maandag ochtend te 4 u., overige dagen te 5 u.; van Amsterdam (Binnen-
Amstel) naar Leiden: Maandag-nam. te 1 u., overige dagen 'snara. te 2 u. Zondags buiten dienst. Van Leiden naar Gouda: dagelijks voorm.
7 ti. 15 m. Donderdag voorm. 6 u. 15 ra. Van Gouda naar Leiden: Dagelijks nam. te 3 u. Zondags buiten dienst.
35 m. en 3 u. 35 ra. O.-I. Landpost. 9, 16 en 25. W.-I. Mail 14 eu voorlaatstee van elke maand.