N°.' 2366.
Zaterdag
A°. 1867.
26 October.
Prijs dezer Courant.
Deze Courant wordt dagelijksmet uit
zondering van Zon- en Feestdagen,
uitgegeven.
Prijs der Advertentiën.
Spoortreinen van Leiden] naar 's-GravenhageDelft, Schiedam en Rotterdam: te 8 u. 10 m.; 10 u. 10 m.; 12 u. 42 m.; 3 u. 35 ra,;
Postbuslichtingen(Lakenhal, Katoenfabriek en Nieuwstraat) 7 u. 45 m., 10 u. 45 m.; 3 a. 35 m.; 7 u. 35 m. en op Zondag 10 u.
Rijkstelegraaf van 8 uren 'sm. tot 9 uren 'sav. Spoorwegtelegraaf van 8 u. 'sm. tot 10 u. 30 m. 'sav.
Gemeentebestuur. Burgemeester en Wethouders, Maandag en Donderdag te 11 uren. Commissie van Fabricage, Woensdag te 12.
BurgemeesterDinsdag, Woensdag, Vrijdag en Zaterdag te 11. Presid. der Comm. van Fabricage Zaterdag van 111. Plaatselijke Secre
tarie, van 10—4. Thesaurie, van 9 —2Zaterdag van 912. De Gemeente-architect is te spreken op het Raadhuis, van 121.
Kantoor der In- en Uitg. Rechten en Accijnzen van 9—1 en van 36 uren; van's Rijks Dir. Belastingen, Maandag,
Dinsdag, Woensdag en Donderdag van 9—2; van Zegel en Registratie van 84; van de Hypoth. en het Kadaster van 9—4.
"Wij hebben gesproken van meerdere sympathie, die,
volgens een der afdeelings-verslagen van de Tweede
Kamer aan den minister van justitie is ten deel gevallen,
doch men denke daarbij niet aan enthusiastische ingeno
menheid. Wij spraken alleen vergelijkenderwijze. Ook hier,
gelijk van zelf spreekt, vragen en twijfelingen, zelfs op
cardinale punten. Onze taal bezit trouwens een zeer schil
derachtig woord, niet het minst schilderachtig als 't op
parlementair gebied wordt gebezigd; het drukt een zeker
kalm gevoel uit, dat zoo wat tusschen goedkeuring en
ontevredenheid in zweeft en het vertrouwen tempert, al
wekt het niet terstond wantrouwen op, het woord
teleurstelling. Welnu, ook de minister van justitie
heeft verscheidene leden teleurgesteld. Verleden jaar waren
zoovele wetsvoordrachten toegezegd, zonder dat er een
enkele van is ingediend, dat de beloften van dit jaar door
velen met een ongeloovig hoofdschudden en eene zekere
bouderie zijn ontvangen.
Een ander woord, niet minder eigenaardig, is van toe
passing bevonden op Hoofdstuk VI (marine), het woord
bevreemding. Te oordeelen naar de begrooting van
1867, waarbij tien ramschepen en veertien monitors als
minimum voor de behoeften der maritieme defensie noo-
dig waren geacht, en te oordeelen naar de warmte,
waarmede de minister al de bezwaren tegen een spoedigen
aanbouw dier vaartuigen had bestreden, zou men gemeend
hebben dat er periculum in mora was, dat Nederland
eerst dan gerust kon wezen, wanneer het aldus was ge
pantserd. En nu wenschte de minister in het volgend jaar
slechts drie gepantserde schepen op stapel te zetten en
geen enkel er van te water te laten. Eerst na een tijd
verloop van negen jaren zou dus dat onmisbare minimum
van zeekasteelen gereed zijn. Waarlijk voor bevreemding
was hier ruimschoots stof. Men heeft zich aan allerlei
gissingen gewaagd, doch ziet de oplossing van het raadsel
nog steeds te gemoet.
In het verslag over het budget van oorlog komen al
die uitdrukkingen: bevreemding, teleurstelling enz. in
superlativo voor, terwijl ze van tijd tot tijd worden
afgewisseld met de woordenontevredenheid, onaangename
indrukken, ernstige bedenkingen en zoo meer. Er is bijna
geen enkel punt, waaromtrent de meerderheid der leden
onvoorwaardelijk hare ingenomenheid met de handelingen
en de plannen van den minister kon aan den dag leggen
behalve misschien dit eene, waarbij de minister van oorlog
den lof ontvangt, die aan zijn ambtgenoot van binnen-
landsche zaken bepaald wordt geweigerd, het streven nl.
om bezuinigingen te brengen in de kosten van zijn depar
tement. Te oordeelen naar de herhaalde betuigingen en
verzekeringen des ministers, verleden jaar bij onderscheiden
gelegenheden vernomen, hadden de leden gemeend een man
van zich te zien in wiens gansche beweging gang, spoed,
voortvarendheid heerschte. En nu had de ondervinding
geleerd dat dit alles slechts op een bedrijvig niets doen"
was neergekomen. De Staten-Generaal hadden alle aan
gevraagde gelden toegestaanomdat zij meendendat
Nederland weldra in een onverbeterlijken staat van ver
dediging zou gebracht zijn. En nu bleek het van ach
teren, dat van de vier forten in de stelling van Utrecht,
waarvoor reeds in 1866 gelden waren aangevraagd, eerst
voor eenige weken een enkel (en nog maar voor een
gedeelte) was aanbesteed. Of waren, zoo vroeg men, de
plannen van die forten toen nog niet voorhanden, ofschoon
het tegendeel was beweerd? Was er dan nu een volmaakt
plan in aantocht? Vele leden bespeurden bij den minis
ter, bovenal op 't stuk van nieuwe gewereneen streven
naar het onbereikbare. Geen model scheen te mogen inge
voerd worden, of 't moest onverbeterlijk zijn. Maar, aan
gezien verbetering op dit punt bijna dagelijksch werk was,
zoo meende men, dat de regeering wel eens gevaar kon
loopen, uit al te groote zucht naar het ideale, de eischen
der werkelijkheid voorbij te zien en het leger nog lang
in het bezit te laten van de oude geweren. Ook wat het
organiseeren der levende strijdkrachten betrof, was men
evenzeer omtrent de voortvarendheid van den minister
ontgoocheld, en drong van verschillende zijden weder aan
op eene vermindering der cavalerie. Het voorstel om de
traktementen der officieren te verhoogen vond weinig bij
val; liever zag men met die gelden de soldij der onder
officieren vermeerderd. Onderscheiden leden vatten de
menigte indrukken, die zij bij het onderzoeken van dit
hoofdstuk ontvangen hadden, samen in den wensch naar
eene regeling van het defensie-stelsel bij de wet. Sommigen
strekten dien wensch ook tot de legerorganisatie uit. Wat
de finantieele quaesties betreft, was er bij het hoofdstuk
van marine van bevreemding sprake geweest, bij
dat van oorlog werd die bevreemding verbazing. Men
begreep niet, hoe de door den minister van financiën in
zijne millioenen-rede toegezegde vermindering der uitgaven
voor ons defensie-wezen met éen millioen mogelijk was
zelfs al bracht men daarvan slechts vijfmaalhonderdduizend
in mindering op de begrooting van oorlog, wanneerdè
regeering ten minste geen volle menschenleeftijd/er aan
wilde besteden om ons land in voldoenden staat van weer
baarheid te brengen. i -
LEIDSCU
DAGBLAD
Voor Leiden, per 3 maandenƒ1.95.
Franco per post2.80.
Afzonderlijke Nommers0.05.
Van 1-6 regels 0.75; iedere regel meer 0.12s.
Geboorte-, huwelijks- en doodberichten van
1-4 regels ƒ0.90; iedere regel meer ƒ0.15.
6 u. 9 m.; 8 u, 35 m.; 9 u. 27 m.; naar Haarlem en Amsterdam: te 8 n. 45 m.; 11 u. 45 m.; 2 u. 41 m.; 4 u. 56 m.; 7 u. 35 m.; 9 u. 34 m.
Stoomboot Volharding van Leiden (Haven) naar Amsterdam: Maandag ochtend te 4 u., overige dagen te 5 u.; van Amsterdam (Binnen-
Arastel) naar Leiden: Maandag-nam. te 1 u., overige dagen 'snam. te 2 u. Zondags buiten dienst. Van Leiden naar Gouda: dagelijks voorm.
7 u. 15 m. Donderdag voorm. 6 u. 15 m. Van Gouda naar Leiden: Dagelijks nam. te 3 u. Zondags buiten dienst.
35 m. en 3 u. 35 m. - O.-I. Landpost. 9, 16 en 25. W.-I. Mail 14 en voorlaatsten van elke maand.
Slot ran ons artikel van gisteren.