N°. 2344.
Dinsdag
A». 1867.
1 October.
Prijs dezer Courant.
Deze Courant wordt dagelijksmet uit
zondering van Zon- en Feestdagen,
uitgegeven.
Prijs der Advertentiën.
Spoortreinen van Leiden naar 's-GravenhageDelft, Schiedam en Rotterdam: te 8 u. 10 m.; 10 u. 10 m.; 12 u. 42 m.; 3 u. 35 m.;
6 u. 9 m.; 8 u, 35 m.; 9 u. 27 m.; naar Haarlem en Amsterdam: te 8 u. 45 m.; 11 u. 45 m.; 2 u. 41 ra.; 4 u. 56 m.; 7 u. 35 m.; 9 u. 34 m.
Stoomboot. Volharding van Leiden (Haven) naar Amsterdam: Maandag ochtend te 4 u., overige dagen te 5 u.; van Amsterdam (Binnen-
Amstel) naarJLeiden: Maandag-nam. te 2 u. 30 m. overige dagen 'snam. te 3 u. Zondags bniten dienst. Van Leiden naar Gouda: Zondag 7 u.,
overige dagen 5 u. 30 m. en 1 u. 45 m. Van Gouda naar Leiden: Zondag 4 u. 45 m., overige dagen 10 u. en 5 u.
Nieuwe Stoombootdienst, langs de Haarlemmermeer, van Leiden (Haven) naar Amsterdam: Maandag-ochtend te 4% u., overige dagen te 6 u.,
'snam. te 2 u.; van Amsterdam (Overtoom) naar Leiden: Zaterdag-ochtend te 4% u., overige dagen te 6 u., snam. te 2 u. Zondags buiten dienst.
Indische aangelegenheden in het buitenland
besproken.
Onze letterkunde is in het buitenland weinig gekend.
Dit weten wij allen. Maar wij weten ook dat men in de
laatste jaren in den vreemde meer notitie van onze let
terkunde is gaan nemen. De vreemdeling is, hetzij door
eene geregelde vertaling, hetzij door eene beoordeeling of
analyse in een of ander periodiek geschrift of dagblad,
met menig werk van naam, dat in den laatsten tijd hier
te lande is verschenen, bekend geworden. Dat is een
heuglijk verschijnsel. Het is niet genoeg, dat wij Europa
kennen, Europa maar neen, zoover durven wij niet
gaan onze naburen moeten ook ons kennen. Wij kun
nen hierbij niet anders dan winnen. Door onbekendheid
met onze zeden, gewoonten en beschaving hebben wij den
liefelijken naam van //de Chineezen van Europa" gekregen.
En ook al moesten wij in de schatting van het buiten
land verliezen, zouden wij eene nauwere kennismaking
moeten wenschen. Waarheid bovenal. Waar deze aan 't
licht treedt, heeft men althans in zoover een zuiveren
toestand.
Dat een werk als Max Havelaar in den vreemde niet
onopgemerkt is gebleven, weten wij. Dat was in onzen
tijd niet meer mogelijk. Wij vinden in het Augustus-
nommer van de Revue Britannique een uit de North Bri
tish Review overgenomen recensie, neen analyse van dit
voortreffelijk en zoo merkwaardig product onzer letter
kunde. De schrijver der analyse doorloopt met u het
boek, citeert Max Havelaar hier en daar textueel en zet
zijn wijsvinger bij sommige plaatsen, waar hij de aandacht
bijzonder op vestigt. Hij levert dus geen critiek van het
werk. Maar uit alles blijkt duidelijk, dat hij met Max
Havelaar hoog is ingenomen, al wijst hij op eenige ge
breken van het werk, die vooral daarin bestaan, dat de
auteur in zijne overdrijving de Javanen idealiseert en
de Europeanen in Indië alle met zwarte kleuren schildert.
Multatuli heeft in den Max Havelaar ook zijne eigene
lotgevallen geschetst. Hij heeft er zijne persoonlijke grie
ven, al of niet rechtmatig, hij heeft er zijne geheele amb
telijke loopbaan in verhaald. Men kan dus van den Max
Havelaar niet spreken, zonder den auteur zelf te geden
ken. En terwijl de schrijver der analyse aan de voortref
felijke eigenschappen van Multatuli's hart alle recht laat
wedervaren, terwijl hij diens gloeiende liefde voor den Ja
vaan hoog waardeert, ziet hij den weinig praktischen zin
van Multatuli niet voorbij, aan welk gebrek hij veel, zeer
veel van hetgeen hem later is wedervaren, te danken heeft.
Het is hierboven reeds gezegd, dat men van den Max
Havelaar, van het letterkundig product, niet kan spreken,
zonder den auteur zelf te gedenken. Maar er is nog meer.
Men herinnert zich nog de uitdrukking van een lid der
Tweede Kamer, na de verschijning van het boek: //er is
een rilling door het land gegaan." Het boek is een vehe
ment requisitoir tegen ons gouvernement, tegen ons be
stuur in Indië, en hieraan is voorzeker ook ten deele het
feit toe te schrijven, dat het zoo spoedig na zijne uitgave
in het buitenland de aandacht heeft getrokken.
De schrijver der analyse nu heeft aan het slot zijner
schets zich moeite gegeven, ook onze koloniale quaestie te
bespreken, waarmede hij goed bekend blijkt te zijn, even
als met de treurige gevolgen, die voor de liberalen uit de
scheuring hunner partij ontstaan zijn, en met de daarop
gevolgde wisseling van ministers. Ha den val van Thor-
becke den grooten staatsman, aan wiens talenten hij
met éen trek alle recht laat wedervarenhij citeert name
lijk het gezegde van lord Palmerston: //hij is een al te
groot staatsman voor zulk een klein land" na den val
van Thorbecke duurde het ministerie "Van de Putte, gelijk
men verwacht had, slechts korten tijd. De liberalen waren
nu verdeeld en de conservatieven kwamen aan het be
stuur. De heer Mijer scheen tot concessiën aan de libe
rale partij geneigd, maar eclipseerde op een goeden dag,
om naar Buitenzorg te gaan, zooals men zeer waarschijnlijk
bij de aanvaarding zijner portefeuille reeds over en weer
was overeengekomen. De motie-Keuchenius wordt natuur
lijk niet vergeten, en daar de tegenpartij bij deze gele
genheid zich op de buitenlandsche schrijvers heeft beroe
pen, ten betooge dat de motie het Koninklijk praerogatief
had aangerand (het Dagblad vooral was daarin sterk),
is het niet ongepast ook onzen schrijver daarover eens na
te lezen. Hij zegt ronduit dat de ministers de Tweede
kamer hebben ontbonden, onder voorwendsel dat zij, door
de benoeming van den heer Mijer af te keurenhet
koninklijk praerogatief had aangerand. Volgens deze leer,
laat hij er op volgen, wordt de koning persoonlijk verant
woordelijk voor de daden van het kabinet, voor de hand-
teekening van den minister van koloniën. Maar wie zou
gelooven dat het ministerie op de gedachte kwam om een
nog meer buitengewonen maatregel in een constitutionneelen
staat te nemen? En hier verhaalt hij de geschiedenis der
beweging, door de koninklijke proclamatie, ter gelegenheid
van de kamerontbinding in het leven geroepen.
Bij onzen schrijver is Trakranen nog aan het bestuur.
Hij weet ook dat er verdeeldheid in den boezem van het
ministerie was, dat juist de hoofden der partij, die den
heer Trakranen op het kussen geholpen hebben, tegen
zijn budget hebben gestemd, en dat de koloniale quaestie
noodzakelijkerwijs weldra in dezen of dien zin beslist zal
moeten worden. Het: //geef ons in 's hemels naam stabi
liteit," is bij hem in andere woorden te lezen.
Voor welk stelsel de schrijver overigens zelf is, behoeft
nauwelijks gezegd te worden. Een Nederlander mag het
//batig slot" tot uitgangspunt zijner zienswijze nemen,
van een vreemdeling is dit niet te verwachten. Hij is
onbevangen. De groote beginselen van rechtvaardigheid
worden bij hem niet verdrongen door begrippen, die hun
oorsprong in onze baatzucht vinden. De schrijver ver
wacht bovendien veel goeds van de ontwikkeling der par
ticuliere industrie op Java. Men schermt vau zekere zijde
herhaaldelijk met het woord //gelukzoekers." Aan hen,
heet het, zal Java's rijke bodem overgeleverd worden, ten
koste van den Javaan, wanneer Indië voor de particuliere
industrie wordt opengesteld. Onze schrijver doet zien, dat
het //de goede oude tijd" was, waarin Java als een goud
mijn door de vrienden der regeering geëxploiteerd wFtrff
waarom men allen, die men wilde voorthelpen, naar Indm
zond, van waar zij na ettelijke jaren rijk naar Nedamnd
terugkeerden. Wei is waar is deze //facheuse politique"
gelijk hij haar noemt thans vaarwel gezegd; nfaar de
gevolgen er van drukken nog (loodzwaar) op de tege^iwqer»,
dige generatie. V
Door de particuliere industrie nu wil hij voor £091^ -
daaraan een einde gemaakt hebben.
LEIDSCH
DAGBLAD.
Voor Leiden, per 3 maandenƒ1.95.
Franco per post2.80.
Afzonderlijke Nommers0.05.
Van 1-6 regels 0.75; iedere regel meer 0.12'.
Geboorte-, huwelijks- en doodberichten van
1-4 regels 0.90; iedere regel meer 0.15.