No. 2214. Dinsdag A0. 1867. 30 April. Deze Courant wordt dagelijksmet uit zondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. LEIDSCH DAGBLAD Prijs dezer Courant. Voor Leiden, per 3 maanden1.95. Franco per post2.80. Afzonderlijke Nommers0.05. Prijs der Advertentiën. Van 1-6 regels f 0.75; iedere regel meer 0.12°. Geboorte-, huwelijks- en doodberichten van 1-4 regels f 0.90; iedere regel meer f 0.15. Leidsche belangen. Het was voor velen een treurig berichttoen voor wei nige maanden de Zwem- en Badinrichting R h y n- z i g tte koop werd aangeboden. Er bestond wel geen vrees dat eene inrichting als deze, van zoo'n groot belang voor elke stadvoor Leiden verloren zou gaandoch het is vol strekt niet onverschillig aan wien de leiding van zulk eene inrichting is toevertrouwd. Wat Rhynzigt, sedert het 11 Mei 1857 geopend werdonder den heer J. Rutgers is gewor den, is bekend genoeg. Over de uitmuntende orde, de beleefde behandeling, de reinheid en het toezicht zouden wij kupnen spreken, indien niet ieder het evengoed wist als wij. Gedurende de 10 jaren dat de inrichting bestond is er geen enkel ongeluk gebeurd, en gegronde klachten zijn ons nooit ter oore gekomen. Wij verblijden ons daarom dat de inrichting is overgegaan aan den heer G. J. C. Kra mer van wien wij de gunstigste verwachting mogen koes teren. Wij aarzelen geen oogenblik hem in aller vertrou wen aan te bevelen. Dit jaar zal de zaak nog geheel onder het bestuur van den heer Rutgers voortgezet wor den, en wij twijfelen daarom niet of onze stadgenooten zullen als vroeger bewijzen, dat zij het bezit van eene in richting als Rhynzigt voor zich en hun gezin op hoogen prijs stellen. Ten slotte kunnen wij nog mededeelen, dat de stoomboot van hier naar Katwijk aan Rhynzigt zal op houden waarvoor reeds eene geschikte aanlegplaats in ge reedheid is gebracht. Op heete zomerdagen zal zeker me nigeen een klein watertochtje verkiezen boven eene wan deling langs den zonnigen Morschweg. Wij ontleenen hier het volgende aan de Arnhemsche Courant De Twentsche handelssociëteit vierde Donderdag 11. te Hengelo een eigenaardig feest, namelijk het feest tot in wijding van het beursgebouw, onlangs door genoemde so ciëteit opgericht, en door den bouwmeester Moll ontwor pen en gebouwd. Verhoogd door de muziek van het reg. rijdende artillerie te Arnhem, heerschte onder de van alle oorden der provincie saamgevloeide menigte een zeer fees telijke stemming. Te halfvier vereenigden zich de leden der vereeniging, vele genoodigden en belangstellenden in het sierlijke gebouw. Met een kort en zaakrijk woord, hsette de heer M. Wertheim Salomonson de saamgekomenen welkom in dit gebouw aan handel en nijverheidmaar ook aan politieke bijeenkomstengezellig onderhoudaan kunst en wetenschap gewijd. Hierop beklom de Leidsche hoog leeraar Mr. S. Vissering het spreekgestoelte, en kweet zich op bewonderenswaardige wijze van de taak waarmede hij zich, op verzoek van het bestuur, met de meeste wel willendheid belast haddoor het houden van eene sierlijke populaire en praktische redevoering waarvoor hij als motto had gekozen Schillers bekende woorden: Arbeit ist des Burgers Zierde, Segen ist der Mühe Preis Ehrt den König seine Wiirde, Ehret uns der Hande Eleisz. en waarin hij eene korte en toch zeer volledige schets gaf van Twentes vroegere geschiedenis tot op den gelukkigen tijd, toen de historie zijnen naam begon te verzwijgen. Met nadruk wees hij op hetgeen noeste vlijt, beleid en overleg gedaan hadden om een centrum der nijverheid te maken van een achterhoek, en een door de natuur mis deelde streek, die lange jaren van alle gemeenschap met het meer beschaafde gedeelte des lands zoodanig was afge zonderd en uitgesloten, dat de geniale graaf Van Hogen - dorp in zijne beschrijving van eene reis in 1821 derwaarts ondernomen, van Enschedé sprekende, als van een hemel op aarde gewaagt, in vergelijking van hetgeen hij had moeten doorworstelen om langs ongebaande wegen die plaats te bereiken, waar hij weverijen en handspinnerijen vond, benevens eene soort van spinmachine door middel van een rad door menschenhanden in beweging gebracht, en dat eene vrij aanzienlijke besparing en verlichting van den arbeid aanbood. Hulde doende aan de 'eenvoudige doopsgezinde handwevers], die wegens geloofsvervolging uit Vlaanderen verdreven, in deze afgezonderde streken zich hadden nedergezeten door hun onvermoeiden arbeid de achting der bevolking, en door hun kalme verdraagzaam heid langzamerhand de genegenheid zelfs van andersden kenden hadden afgedwongen, wees hij op de gebroeders Wouter en Jan ten Cate, van welken eerstenin Twenthe onder den naam van //Wouterom" nog welbekenden recht schapen burger, het welgelijkend portret zeer eigenaardig de zaal versierde, als de mannen aan wie Twenthe in het algemeen, Hengelo in het bijzonder zijne latere opkomst en aanvankelijken bloei te danken hebben, en op den ge- nialen Thomas (Ainsworth (wiens naam, zelfs zonder het metalen monument boven zijn asch op den godsakker te Goor opgerichtniet door de dankbare nakomelingen zoude vergeten zijn)als de mannendie, ieder in hunnen stand en naar de mate van de ontwikkeling] van hunnen tijd, den stoot hebben gegeven aan de hoogte, waarop de Twentsche nijverheid zich thans heeft weten te verheffen. Nadat de hoogleeraar op die wijze Twenthes opkomst had geschetst en gewezen had op hetgeen wilskracht en volharding, door toepassing van de uitvindingen van lateren tijd, tot stand hadden weten te brengen, wees hij nadrukkelijk op den invloed, die een voor allen toegankelijk gemaakt en ook den fabriekarbeiders en hunnen kinderen niet onthou den onderwijs, wat de milde toepassing van de wet op het middelbaar onderwijs, door Twenthe zeer juist opgevat en uitgevoerd, reeds vóór dat zelfs de ideën daarover tot wet waren verhevenkonden en moesten uitwerken in deze thans zoo welvarende oorden en onder deze bij uitstek nijvere bevolkingen zeide dat hij de Twentsche industrie- en handelsschool en lagere scholen naast de fabrieken ge zien hebbende, niet behoefde te betoogen dat onderwijs de vaste grondzuil is van natuurlijke beschaving. In dien geest wierp hij ook eenen blik in Twenthes toekomst, die al leen door toepassing van ontwikkelend onderwijs en bescha ving van alle standen de leus kon blijven huldigen van //vooruit" op intellectueel en materieel gebied. Nadat hij daartoe nog de welsprekende taal van eenige statistieke cijfers had gebruikt, eindigde hij met te wijzen op de gelegenheid waarbijhet gehoor waarvoor en de plaats waar hij sprak als het sprekendste van alle aange voerde bewijzen, dat werkelijk //de arbeid adelt." (Naar wij vernemen is deze redevoering ter perseen zal zij binnen weinige dagen het licht zien). Luide en alg^j»wii''"#Si'«<i de toejuichingen, terwijl na afloop van de j^evpeiaftgeoi^*. 160tal gasten, zoo heeren als dames, zich^/m'^tzëlfde, lo- r kaal aan eenen gezelligen disch vereenigd«n. Onder een -s. 5\7J8it

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1867 | | pagina 1