Leidsche belangen. BINNENLAND. Men heeft geene aanmerkingen tegen dit wetsvoorstel in het midden gebracht. Tegen dit ontwerp van wet zijn in de afdeelingen geene be zwaren gerezen. Men heeft tegen dit wets-ontwerp geene bedenkingen in de afdeelingen medegedeeld. Tegen dit wets-ontwerp zijn in de afdeelingen der Kamer geene bezwaren geopperd. Gelukkig het land, waar, zelfs in ernstige oogenblik- ken, het eerste staatscollegie zich in dergelijke onschul dige lettervreugd vermeien kan! Het herinnert aan onze vaderen, Hooft en Huygens, Vondel en Catsdie, te mid den van den tachtigjarigen strijd, niet ijver de dichtkonst beoefenden. Gaarne voldoen wij aan het verzoek, door de N. Utr. Cour. aan de Nederl. dagbladpers gericht, om de volgende regelen over te nemen: //Wij walgden bij het zien van het plaatje van gisteren uit De Klad der ada tsch. Wij had den wel gelijk toen wij zeiden, dat als de Pruisen maar even wat te zeggen kregenzij brutaal en sauerkrauthaftig onbeschoft werden. Ons dunkter is geen beter middel om de verontwaardiging onzer natie over dergelijken hoon, onzen koning aangedaante toonendan dat alle sociëtei ten, vereenigingenleesgezelschappen, bibliotheken maar dadelijk hun abonnement op De Kladderadatscli op zegden." Mijnheer Ik neem de vrijheid het volgend request met bescheiden heid doch niettemin met ernstige behartiging aan te bieden om namelijk eene verbetering of verplaatsing der nu bestaande Zeevischmarkt te verkrijgen. Het is bekend, dat op de begrooting van dit jaar eene som van f 500 uitgetrokken is voor eene herstelling; doch overtuig u zelf van den toestandde banken zijn als in eene golvende beweging; hier en daar zijn planken afgebroken, zoodat 't het centrum van onze schoone stad geheel ontsiert. Voeg daarbij de eeuwenheugende fa briekjes van oliebollen, met hunne soms walmende olie stank dan kan het u niet verwonderendat bij de be woners om en bij die markt, soms de wensch oprijst, dat ze wel niet op de Mookerheide, doch op een ander gedeelte der stad b. v. op de Bloemmarkt mocht verplaatst worden Ook onze Leidsche dames zouden met dankbaarheid zulk eene verplaatsing begroeten op hare pantoffelparade, via MaarsmansteegVischmarkt en Botermarkt. En dan de verkoopsters zelve? Zij zijn daar bloot gesteld aan weer en wind, om een schamel stukje brood te verdienen. Eene overdekte markt zoude zeker veel verbetering brengen. Met de plaatsing van deze regelen zult UEd. zeer ver plichten Uw bestendigen lezer. LEIDEN, 16 April. Bij Zr. Ms. besl. is benoemd tot griffier bij het kantonger. te Wou- brugge Mr. E. Z. I. van der Kemp, adv. te Utrecht, en tot griflier bij het kantonger. te 's-Gravendeel Mr. E. baron Collot d'Escury, adv. te Utrecht; verder tot pïaatsverv. kantonrechter te Berlikum J. A. Osinga, wethouder der gem. het Bildt. Bij kon. besl. is tot adj.-comm. by de redactie van de Nederl. Staatscourant en het Bijblad benoemd G. van Eldik Thieme. Z. M. heeft goedgevonden voor den tijd van vijf jaren bij het wapen der inf. van het leger in Oost-Indië te detacheeren den 2den luit. T. W. H. J. M. Hustinx, van het 4de reg. inf. De heer Mr. J. Kappeyne vau de Coppello begon den 8 sten zijn pleidooi met de verdediging van den kerkeraad. Deze han delde overeenkomstig art. 5 van het reglement van 1809, en verlangde later, toen hierover verschil ontstond, geheel vol gens het regiem., arbitrage. De oude gemeente-commissie had dit geweigerd, omdat het verschil dan uit was, daar uit al les bleek, dat het haar om twist met den kerkeraad te doen was. Hierop beschouwde hij de geschiedenis van dit geschil en herinnerde aan de correspondentie tusschen de HH. Zaalberg en Scheltema. Hij toonde de onwaarheid aan van de bewering, dat de heer Zaalberg levenden of dooden van verduistering van effecten beschuldigd had. De tegenpleiter (Mr. Yan der Linden) had 1°. de rechtspersoonlijkheid der gemeente ontkend, 2°. gesteld, dat de gemeente aan de algemeene reglementen on derworpen was. Pleiter moest die stellingen tegenspreken. Ad lm. Vóór de hervorming bestonden er Katholieke gemeenten, geen Katholiek kerkgenootschap. Die gemeenten hadden eigendommen. Die eigendommen kwamen na de hervorming gedeeltelijk aan de hervormde gemeenten. De gemeentendie (Katholiek) rechts persoonlijkheid hadden vóór de hervorming, behielden die (Hervormd) na die gebeurtenis. Ad 2m. De eigendommen der gemeenten behoorden aan deze volgens het burgerlijk recht. De gemeenten stonden niet onder de suprematie van den staat, alleen onder voogdij van den magistraat. Dat begihsel was erkend door de staatsregeling van 1798 enz. Het alg. regl. van 1816 was wel door het Herv. kerkgenootschap als statuut aangenomen, doch art. 90 had den bestaanden toestand niet willen veranderen. Art. 65 van het regl. van 1851 splitste de eigendommen enz. En wat de prov. reglementen van 1819 betrofdeze binden de gemeenten niettenzij ze door de ge meenten zijn aangenomen. Te Leiden was dat niet geschied. Die gemeente heeft daarvoor dispensatie verkregen. Waar nu geen reglement bestond, kon de gemeente er zelf een maken. Ze heeft dit gedaan en het is door den koning goedgekeurd. Het reglement van 1809 kon worden herzien en dit was gebeurd in 1821. Waarom eindelijk de nieuwe gemeente-commissie in rechten optrad Zij deed dit, omdat de kerkeraad niet optreden kon, omdat notabelen haar gemachtigd hadden, omdat art. 1 van het reglement van 1S61 haar hiertoe de bevoegdheid gaf, welk reglement, door den kerkeraad vastgesteld, in hooger be roep niet was vernietigd. De oude gemeente-commissie, die ge deeltelijk onwettig benoemd wasmoest hare qualiteit bewijzen. Met den wensch dat deze zaak in het belang der gemeente eindelijk tot eene beslissing mocht komeneindigde pleiter zijne rede. Met de dupliek van den heer Mr. G. M. van der Linden, optredende voor de ontslagen gemeente commissie, heeft deze be langrijke zaak, wat de pleidooien betreft, gisteren een einde genomen. Met een enkel woord zij hier melding gemaakt van den loop van het pleidooi. Na eenige algemeene opmerkingen in het midden te hebben gebracht over de voorstelling van deze zaak door den pleiter van repliek voor de appellanten, sprak de heer Van der Linden een woord over de quaestie aangaande de intervenienten in dit geding, waarna pleiter overging in het breede het juridische betoog van den heer Kappeyne van de Coppello te wederleggen. Hierbij domineerde de tegenspraak van den heer Yan der Linden. Wat betreft de stelling van veel ge wicht voor de beslissing dezer zaak, van den heer Kappeyne, dat //vóór de hervorming eene Leidsche gemeente bestondmet andere woordendat na de hervorming de gemeente van Leiden even zoo was als vóór de hervorminghet geheele betoog van dit bestaan verklaarde de pleiter voor valschen vergeleek het bij den tekst van Ds. Dermout bij gelegenheid van een preek in de Marekerk te Leiden: //Gij hebt veel gezaaid, maar wei nig gesticht." Vervolgens doorliep pleiter de verschillende tijd perken der Hervormde Leidsche gemeente in verband met hare reglementen en verordeningen op het beheer harer goederen en ten slotte de verschillende phases van het tegenwoordig geschil, ook met betrekking tot de vragen, of de appellanten de be voegdheid hadden om in dit geding te ageerenen over de ver houding waarin de partijen tegenover elkander staan. Z. M. heeft het regiem, van de //Arbeidersvereeniging" alhiergelijk dit bij het verzoekschrift is overgelegdgoed gekeurd, en de vereeniging mitsdien als rechtspersoon er kend. Daar de heer D. L. Wolfson, lid van de jury der Parijsche tentoonstelling voor de 66ste klasse, verhinderd is aan de werkzaamheden deel te nemenis voor die klasse aangewezen de heer J. W. L. van Oordt, staatsraad in buitengewone dienst, president der Nederl. hoofdcommissie voor de tentoonstelling. H. M. de koningin heeft gisteren het krankzinnigen gesticht te 's-Hage bezocht. De audiëntie van den minister van financiën zal op 18 April, die betreffende de zaken van Herv. eeredienst op 16 April, en die van den minister van marine op 19 dezer niet plaats hebben. Het Indisch genootschap heeft heden eene algemeene vergadering gehouden, waarin gehandeld is over het aan leggen van spoorwegen op Java. Het geruchtdat de afdamming van de Ooster-Schelde voor het geweld van den storm bezweken is, schijnt zich te bevestigen. Yan den dijk en den spoorweg die om den Bathschen polder loopt, zouden 400 ellen verdwenen zijn behalve het gedeelte aan de noordzijde. Men hoopt binnen 6 weken de schade te kunnen herstellenmaar het onstui mig weder belet vooralsnog de werken te naderen. Als bewijs, hoe treurig het er in sommige streken van ons vaderland voor de landbouwers uitzietten gevolge van den hoogen waterstanddeelen wij het volgende bericht uit Bra- k e 1 in zijn geheel mede//De stand van het water zoo hier als in de omstreken is bedroevend. De vooruitzichten voor den landbouwer zijn dus hier niet gunstig; er kan nagenoeg niets in den grond worden gebracht. De aardappelen, het

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1867 | | pagina 2