betreft, wil spr. nog geen voorstel doen, omdat die inrich ting nog niet in 't locaal is waar zij behoort en dat nog niet alles haar betreflende in orde is, zoodat men nog niet alles nauwkeurig beoordeelen kanmaar voor het gymna sium bestaat dat bezwaar nietspr. vereenigt zich dan ook met het voorstel om 't minerval op f 150 te brengen. Ver gelijk, zegt hij, het onderwijs aan 't gymnasium met het lager onderwijs aan bijzondere scholen en vergelijk den prijs, die bij het mindere onderwijs juist hooger is, zoo springt de wanverhouding en de noodzakelijkheid om 't schoolgeld te verhoogen in het oog. De heer Van Oordt wil over de hoogere burgerschool niet spreken, want men had gezegd het is daartoe nog geen tijdzoodat men van alle zijden in de conclusie van 't rapport op dit punt voorloopig berusten zal. Aan 't gym nasium is 't iets ad&ers. Spreker heeft het amendement on dersteund. Een vorige spreker (de heer De Bie) had ge zegd, dat 't voor de stad eene geringe verhooging zal op brengen. Dat erkent spreker, maar 't bewijst juist dat de verhooging niet om geldelijk voordeel voorgesteld wordt. Maar 't onderwijs moet op prijs worden gehouden; f 100 is te weinig. De stad behoeft het onderwijs niet te goed koop te geven. Menschen met buitengewonen aanleg zul len door die f 50 wel niet van de studie afgehouden wor den. Spreker vraagt niet naar de standen, die van het onderwijs gebruik maken, maar naar de waarde van dit onderwijs, vergeleken met andere bijzondere scholen, en dan is f 100 een te lage prijs. Spreker heeft ook geen argu ment gehoord, waarom men het schoolgeld niet mag ver hoogen. Veeleer heeft hij ook van den heer Bichon gehoorddat f 150 niet te veel gevraagd zou zijnmaar dat men slechts vreesde 't aantal leerlingen te zien afne men. Doch spreker antwoordt30 leerlingen is toch een klein getal, zoo klein, dat f50 hooger schoolgeld dat ge tal wel niet nog meer zal doen afnemen. De heer Pincofts heeft van den vorigen spreker gehoord dat deze nog geen argument tegen de verhooging verno men heeft. Hij van zijn kant heeft geen beter argument er tegen gehoord, dan 't geen de heer Van Oordt er over gezegd heeft. Spreker dacht dat die verhooging althans eene finantieele zaak was, om evenwicht tusschen de uit gaven en de inkomsten te brengenmaar de heer Van Oordt zeidedat was het niet eensmaar 't onderwijs moest op prijs gehouden worden, 't Was of de vorige spreker zeide: //Al lieten de financiën toe het schoolgeld zeer laag te maken, zoodat allerlei standen er van gebruik konden makendan zou men moeten zeggen neenwant men moet het onderwijs op prijs houden." Spreker had niet wil len spreken in deze zaak, maar toen hij dat hoorde, had hij behoefte gevoeld om daartegen iets te zeggen. De kee- ren Bueb en Van Oordt hadden de burgerschool nog wat uitgesteld, als 't ware gedreigd dat, als 't maar een paar jaar later zou zijn, zij wel een aanval zouden doen op dat lage schoolgeld. Dat kan niet, zegt spreker. Men zal de ouders oproepen om hunne zonen voor een vijfjarigen cur sus aan die school toe te vertrouwen, en dan, als van die vijfjaren een of twee verloopen zijnplotseling het school geld verhoogen. Dat mag niet. Spreker weet daarenboven dat er ouders zijn, wier jongens die school volgen, en die niet meer kunnen betalen dan f 60. Die zijdelingsche be dreiging tegen de hoogere burgerschool mag boven die in richting niet blijven hangen. De vergadering moet uitma ken of zij verhooging van dat schoolgeld wenscht? Doen de heeren, die in dien zin spreken, geen voorstel, dan zegt spreker is er nog weinig gevaar. Want dan zal de Baad, zoo zij nu 't voorstel van burgemeester en wethou ders aanneemtniet meer willen hooren van zulk eene ver hooging. Nog een argument tegen de verhooging aan de burgerschool, 't Onderwijs aan de rijks scholen kost f 60. Botterdam heeft zelf een eigen school willen oprichten. Maar terecht zou de gemeente zich daarover beklagen, zoo de ouders der leerlingen daarbij schade moesten hebben. De heer Bueb blijft er bijdat een oordeel over het schoolgeld aan de hoogere burgerschool uitgesteld moet wor den. Spr. 'zegt't is geene bedriegerij die hij bedoeld heeft. Bij de inrichting der school was de raad in 't geheel niet unaniem geweest; dat weten de ouders, en die weten ook, dat het gevoelen van den raad kan veranderen. Volgens de redeneering van den vorigen spreker zou men nimmer ofte nooit een schoolgeld mogen verhoogen, omdat altijd voor sommige leerlingen de verhooging halfweg den cursus begint. De heer Van Oordt zegt,' dat hij niet voor 't uitstel der beslissing van de hoogere burgerschool was; dat hij alleen had aangewezen, hoe er van uitstel sprake was ge weest en hoe 't daarom niet noodig was er over te spre ken. Wat 't op prijs houden van het onderwijs betreft, hij heeft bedoeld, dat met de hoogescholen en met het bijzonder onderwijs vergeleken het onderwijs aan 't gym nasium duurder mocht zijn dan f 100. De heer Van Buren zegt, dat de zaak geen zaak van algemeen belang schijnt, 't Is de vraag, hoeveel men die 30 leerlingen zal laten betalen tot dekking van de uitga ven voor 't hooger onderwijs. Maar toch zegt men, zijde lings is 't wel van algemeen belang, want het bestaan van 't gymnasium heeft invloed op de vorming van eene klasse van personen, die in de stad zich niet kunnen vormen. Daarom mogen de kosten door de gemeente gedragen wor den. Maar nu wordt de vraag, hoeveel mogen wij voor dat onderwijs geven Moet nu de vormiug van rechtsge leerden, van geneesheerenvan natuurkundigen bijzonder aangemoedigd wordenzoo zal men veel moeten geven. Spr. gelooft, dat de groote voorraad van genoemde klas sen van geleerden toontdat bijzondere aanmoediging voor die carrières overbodig is. Nu behoeft men daarentegen die carrières ook niet door een hoog schoolgeld te belemme ren. Dat ware ook verkeerd. Men moet dus niet naar bij zondere duurte en niet naar bijzonder lagen prijs streven maar eenvoudig vragen: wat kunnen zij betalen, die van het gymnasium gebruik maken. En daartoe heeft men een goeden maatstaf, namelijk de kosten van het academisch onderwijs, welke al die ouders, als zij hun zonen op het gymnasium zenden, bekennen in latere jaren te zullen kunnen dragen. Daarmede moet dus het schoolgeld eenigs- zins evenredig gemaakt worden. Stelt men het op 150, dan doet men datdan doet men wat men kan doenmet moderatie, zonder aan eene bijzondere klasse een privilegie te schenkenen zonder de wetenschappelijke vorming hier ter stede bovenmatig te drukken. De heer Van der Hoop meent, dat, als men de zaak finantieel beschouwt, daaruit wellicht volgen zal, dat de inrichting zal opgeheven wordenverlaging of verhooging zal voor de financiën toch weinig helpen. Met de scholen voor 't meer uitgebreid lager onderwijs was de zaak an ders. Daar was 't de vraag: zullen wij met de bijzondere scholen de concurrentie openen En hoe laag moeten wij 't schoolgeld stellen zoodat wij concurreeren kunnen zon der van de stads middelen tegenover de bijzondere scholen misbruik te maken Maar 't gymnasium is geen zaak van concurrentiegeen finantieele vraaghier is alleen de vraag Zullen wij een gymnasium hebben of niet en zegt men ja, dan moet men 't zooveel mogelijk voor allen open stellen. Ver hooging van 't schoolgeld zal 't aantal leerlingen doen af nemen. De heer Van Buren beweert, dat men alleen naar eene billijke heflBng van 't schoolgeld moet vragen. Als men 't schoolgeld te laag steltdan verongelijkt men hendie ook zoo weinig niet kunnen betalen. Die kunnen eischen dat men hen, die van de school gebruik maken, meer laat betalen. Zal door verhooging 't aantal leerlingen ver minderen? Wel mogelijk. Mogelijk ook niet. Die vraag is niet aan de orde. Er is zelfs iets tegen te zeggenzoo men de deur voor onbemiddelden te wijd open zet. De gepro moveerden hebben middelen noodig eer zij tot een bestaan komen; ontbreken die middelen, dan ziet men hen licht misbruik maken van hun verkregen bekwaamheiden den stand, waartoe zij zijn opgeleid, schande aandoen. Er be hoort zekere verhouding te bestaan tusschen de eerste en de latere onkosten van iedere loopbaan. Het voorstel van den heer Van Casteelen, om het school geld aan 't gymnasium op f 150 te brengen, wordt met 22 tegen 11 stemmen verworpen. De inspecteur van het lager onderwijs in Zuid-Hol land heeft een nuttig werk verricht door bij gedrukte cir culaires aan het onderwijzend personeel in die provincie uitvoerige inlichtingen te geven aangaande de wijze waarop

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1867 | | pagina 2