Buitenlandsch Nieuws.
gevolge de voordracht. Eerst werden de Johanneïsche wonder
verhalen op zich zeiven behandeld. Na eenige algemeene
opmerkingen, hun karakter, doel en wijze van verklaring
betreffendewerden zij ieder afzonderlijk in dier voege be
schouwd dat de inwendige bewijzen van waarheid en on-
verdichtbaarheid opzettelijk in het licht gesteld werden. Het
bleek alzoo: de verhalen zelve wekten geen redelijk wantrou
wen dan alleen omdat en voor zooverre zij van een wonder
feit spraken. Doch juist dit gaf dan nu ook aanleiding om
zooveel de kortheid des tyds het gedoogdede wonderquaestie
meer in het algemeen te bespreken. De evangelische, met
name ook de Johanneïsche wonderverhalen werden tegen de
drievoudige bedenking verdedigd, dat zij, hetzij ondenk
baar, hetzij onbewijsbaar hetzij onbeteekenend waren. De slot
som was, dat de wonderen alleen konden begrepen worden
als stralen van de zon der geestelijke wereldin Christus
verschenen, voor ons onbegrijpelijk, maar voor Hem de
hoogste natuur. Met dit woord, door eene dichterlijke aan
haling van onzen Ten Kate vervangenhad de welspre
kende redenaar ditmaal den grenspaal bereikt, dien hij
zich voorgesteld had, en waarbij het hem gelukte een talrijk
publiek tot op het laatste oogenblik levendig te boeien. De
Johanneïsche wonderen staan of vallen met geheel den Jo-
hanneïschen Christus. Aan het Christusbeeld zelf, in het vierde
evangelie geteekendbeloofde de spreker eene vierde en
laatste, alles te zameu vattende beschouwing te wijden.
Volgens vroegere aankondiging trad Dr. Nicolaas Beets
Donderdag avond in de Zaal Noordeinde op, om de eerste
der reeks letterkundige voordrachten, door onderscheidene
sprekers aldaar te houden, te vervullen. Een talrijk en uit
gelezen publiek vulde reeds vroegtijdig de ruime zaal en
wachtte met zichtbaar verlangen den gevierden spreker, die
te half acht zijne voordracht aanving, - naar aanleiding
van een bezoek in den afgeloopen zomer aan dien alouden
burcht gebracht, - ten onderwerp hebbende: //Herinnerin
gen aan den Wartburg." Zonder verdere inleiding deed de
spreker zijn hoorders opmerken hoe vele en velerlei her
inneringen zich aan dien grijzen burcht vastknoopten. Her
inneringen op het gebied der sagender vroegere geschie
denis en zelfs nog uit het begin dezer eeuw.
Vluchtiger dan de tweede herinneringschetste de dichter
die der sage of de zoogenaamde dichtersstrijden uit den
jongsten tijd het congres tot viering van het 30Ojarig feest
der herinnering door de studenten der universiteit te Jena,
om, na eene uitvoerige schildering van het merkwaardige
burchtslot in al zijne onderdeelenlanger stil te staan bij
het groote feit waaraan de Wartburg vooral zijne vermaard
heid te denken hadhet verblijf van den grooten hervormer
Luther. Aandoenlijk was de beschrijving van het kamertje, waar
deze geloofsheld zich gedurende tien maanden met het over
zetten des Bijbels bezig hield, en opmerkelijk de mededee-
ling van sommige min bekende geschiedkundige bijzonder
heden. Maar, hoezeer de behandeling der stof den meester
kennen deed en boven onzen lof of aanmerking is verheven
mogen wij 't ons niet ontveinzendat we geloovendat
het publiek nog iets andersiets meer van den grooten
Beets had verwacht dan een reis-indruk, die, hoe schoon
ook weergegeven en hoe belangrijk op zich zelf, toch aan
den anderen kant ook weer zóóveel wat vooral aan een
publiek als daar bijeen was moet verondersteld worden be
kend te zijnbevatte dat we den wensch niet mogen on
derdrukken dat wanneer, wat we hopen dat spoedig weer
het geval zal zijnDr.. Nicolaas Beets weer eens in dat lo
kaal of elders zal optreden hijóf de lier nog eens van
de wilgen zal nemen om de snaren te tokkelen waaraan hij
beurtelings zulke liefelijke of forsche tonen weet te ont
lokken, - óf' zijn gehoor zal vergasten op een soortgelijk
stuk als wij er in zijne //Verscheidenheden op letterkundig
gebied" zoo ruimschoots aantreffen, en dat tijdschrift tot een
sieraad onzer Yaderlandsche letterkunde maakt.
Door den waarnemenden gouv.-gen. van Neerl.-Indië
is een tweejarig verlof naar Nederland wegens ziekte ver
leend aan Mr. J. C. M. Adriaans, griffier bij den landraad
te Soerabaya.
De Thermometer van Fahrenheit leekende alhier Donder
dag des namiddags te 5 uren 51°, des avonds te 8 uren 4 8°,
te 10 uren 44°. -- Vrijdag morgen te 5 uren 44°, te 8 uren
44°, 's middags te 12 uren 48°, 's namiddags te 4 uren 42°.
Men verhaalt, dat de in het Departement van den
Beneden-Bijn bevelvoerende generaal den Minister van Oor
log onderricht heeft van het feit, dat zich op dit oogenblik
in den Elzas een zeker aantal Pruisische staf-officieren op
houden die aldaar opmetingen doende militaire positiën
verkennenen de vestingwerken uitteekenen. De minister
zou geantwoord hebbendat men die officieren ongemoeid
moest latenen hun alleen moest verbieden teekeningen te
vervaardigen.
Volgens de //Neue freie Presse" heeft het departement
van financiën eene overeenkomst getroffen met de bankiers
M. H. Weikersheim C°. te Weepenkrachtens welke dat
huis van deze maand af de exploitatie is begonnen der kwik
zilvermijnen te Idria voor een tijdvak van tien jaren. Ge
noemde bankierswaarbij zich voor deze onderneming eenige
Engelsche firma's hebben aangeslotenzullen zich zoowel met
de productie als met den verkoop belastenterwijl zij daarop
reeds een voorschot aan den minister van financiën zouden
hebben verstrekt. De hierbij bedoelde mijnen leveren jaar
lijks ongeveer B000 centenaars.
Op den morgen van den glorierijken intocht der als
overwinnaars terugkeerende troepen te Berlijn ging een jong
en zich zeer onderscheiden hebbend officier der kurassiers,
die een sabelhouw van een Oostenrijkschen ulaan had ge
kregen, zijne verloofde, eene jonge dame aan het huis der
koningin verbonden, een bezoek brengen. Haar minnaar trad
in zijne volle uniform in haar salon, met den helm op het
hoofd; maar, naast zgne geliefde plaats nemeude, nam hij
den helm af en legde dien op eene kleine tafeldie voor
het vuur- stond. Door eene plotselinge beweging, wierp de
jonge officier de tafel omver, en de helm rolde in het vuur.
Men hoorde een gil en een uitroep van schrik. De gil was
natuurlijk vrouwelijk; de uitroep van verslagenheid manne
lijk te weeg gebracht door den paardenstaart van den helm
vuur te zien vatten en in een oogenblik verbranden. Zich
bij zijn regiment te voegen en den koning met een helm
zonder paardestaart voorbij te rijden, was ten eenenmale
onmogelijken even onmogelijk was 't zich op zulk een dag
te verwijderen. Het wanhopigste van de zaak was, dat de
helm van achteren was verbrandde grappenmakers onder
de menigte zouden kunnen zeggen, dat dit geschied was,
doordien de eigenaar den vijand den rug had laten zien.
Het is noodeloos hier bij te voegendat iedere winkel in
de stad Berlijn gesloten was. Plotseling sprong nu Romeo's
schoone Julia op, greep eene schaar, en binnen weinige
seconden was haar prachtig //chevelure dorée" afgesneden
en met verwonderlijke behendigheid op den verzengden helm
gehecht. De graaf Yon - reed nu aan het hoofd van zijn
eskadron kurassiers met de wapperende tropee van liefde en
opoffering, waartoe men slechts eene oud-Romeinsche dame
in staat zou achten.
Sedert eenigen tijd hielden vele soldaten van het le
ger te Parijr zich bezig met het vervaardigen van mode
artikelen, als Benoiton-kettingenoorsieraden, stroobanden
voor dameshoeden, enz. voor rekening van speculanten, die
op deze wijze die voorwerpen zeer goedkoop konden leveren.
De soldaten verdienden met dat werk dagelijks 75 cents,
a 1 frank 25 ets., eene zeer aanzienlijke som voor hen,
daar zij van staatswege kleeding, voedsel en huisvesting ge
noten. De eigenlijke fabrikanten die daardoor erg benadeeld
worden daar zij onder zulke omstandigheden de concurrentie
niet konden volhoudenbeklaagden zich daarover bij den
kommandant, terwijl zij er inzonderheid op wezen dat vele
vrouwen door deze industrie broodeloos waren geworden. Het
gevolg was dat in alle kazernen thans eene dagorder is voor
gelezen waarbij op zware straf aan alle soldaten van het
Parijsche garnizoen verboden wordt zich bezig te houden
met werkzaamhedenwelke niet op den dienst betrekking
hebben.
Uit Aziatisch Turkije zijn reeds een groot aantal voor
werpen voor de algemeene tentoonstelling ingekomen. Daar
onder is eene partij schoone gekristalliseerde zwavel uit
Hiduena, in de omstreken van Bagdad, benevens eene aan
zienlijke collectie paarlenverschillende stoffen en ook steen
kolen. Uit Moussoul zijn ontvangen onderscheidene zeer
merkwaardige marmersoorten en ertsenuit Diarbekir zullen