Binnenlandsch Nieuws. Z. M. heeft aan Jhr. Mr. J. iE. A. van Panhuys, op zgn daartoe gedaan verzoekeervol ontslag verleend uit zijn betrekking van plaatsvervangend kantonrechter te Bergum, Z. M. heeft benoemd tot ontv. der dir. bel. en acc. k Warga c, a., den heer J. H. Wybronds, thans in dezelfde betrekkirg te Jelsum; voorts benoemd tot adjunct-commies bij het Departement van Financiën den heer A. van Poete- renen tot commandeur der orde van de Eikenkroon den heer J. Staminspecteur-generaal bij het vak der registrm tie en domeinen te 's-Hage. De gewone audiëntie van den Minister van Koloniën zal Woensdag 28 Maart niet plaats hebben. Voor den Hoogen Raad der Nederlanden, burgerlyln kamer, werd Vrijdag bepleit een eisch van directeuren van het Dagblad van Zuid-Holland en 's-Gravenhagede HH, I. J. Lion en H. C. Susan, tegen het bestuur der registra- tiënin cassatie van een vonnis der arr.-rechtbank te Rot terdam waarbij hunne vordering tot teruggave van te veel betaalde registratie-rechten op de koopacte van dat blad is afgewezen. De koopacte hield indat het Dagblad een waarde bezat van f 10,000; de ontvanger der registratie raamde die waarde op f 60,000 en berekende daarvan 2 pCt. recht en 3 8 opcenten. Het Openbaar Ministerie zal 6 April con clusie nemen. De Hooge Raad der Nederlanden, burgelgke kamer, heeft Vrijdag een burgerlijk arrest gewezen in de zaak van de Magenta, eischeresse, tegen Ultrajectum, verweerderesse, De Raad heeft namelijk uitgemaakt dat art. 36 wetb. van koophandel, niet van toepassing is op buitenlandsche naam- looze vennootschappenzoodat zgwanneer zij in hun land wettig zijn tot stand gekomenin Nederland in rechten kun nen optreden. Bij het prov. gerechtshof van Zuid-Holland is Don derdag en Vrgdag behandeld de zaak van Ludwig Wilhelm Mulder, beschuldigd van moedwillig brand te hebben ge sticht in een pand in de Gouvernestraat onder Delftshaven, waarbij het te voorzien was dat zich menschenlevens in ge vaar bevonden. De adv.-gen. Mr. W. Terpstra heeft ver oordeeling geëischt tot de straffe des doods. Uitspraak 31 Maart. Naar wij thans nader en met zekerheid vernemen zal den 13den April e. k. voor het provinciaal gerechtshof in Zuid-Holland terecht staan Daniël de Vos, wonende te Gouda, beschuldigd van broedermoord. De hoogleeraar Vreede heeft een spreekbeurt in het Leesmuseum te Utrecht vervuld met de voordracht eener levensschets van Prinses Frederika Sophia Wilhelmina, ge malin van Willem V. Interessante bijzonderheden uit de ge schiedenis en geschriften van dien tijd droegen niet weinig bij om van de beschuldigingen, door de partijzucht tegen deze Vorstin in het leven geroepen, met name die betref fende haar geest van politieke intrigue en haar zucht om den baas te spelen, het overdrevene te doen blijken. Haar na- ren en 't menschdom roept luider dan ooit om een antwoord op de groote levensvraag, om balsem voor de wonden van veertig eeuwen» voor die wonden, «in allerlei hulsels wel gewonden, maar niet ge heeld." Het roept om een Heiland Daar verschijnt de langverwachte! Hij komt! en: »God zelf in een krib legt zijn rijkssleutel neêr." De Heiland is geboren.... «Wie der profeten komt u nabij «Wie sprak als gij Nu volgt een heerlijke beschrijving van het leven des grooten Mees ters. Men vindt Hem overal, in de straat, op een scheepje, op een drempel. «Rein hart! Uw tempel is overal!" Hem brengt ieder muschje, iedere lelie het evangelie van 't Vader huis. Nu niet meer uit de hoogte; uit de donderwolk, maar Liefde heet de Rabbi van God gegeven en zijn kenspreuk: «leer in leven, leven in leer" vindt weêrklank in het menschenhart, en als de echo eener lang gesmoorde zucht ruischt het Hem tegen: «dat is de Heer!" De proef waar allen voor bezweken, de hoogste daad heeft Hij vol bracht, en in 't duister van den kruisdood ontmoeten God en mensch elkaftr. De ellenden en zorgen van d' ouden afval zijn weggenomen en het verloste menschdom juicht hem tegen: «Hozanna! gij Koning uit Koningsgeslacht!" Nu schetst de dichter in breede trekken den invloed van het Evan gelie, ook dan als de Meester is weggegaan. «Verlaat gij de wereld, uw heengaan is blijven!" roept hij uit, en als hij om zich heenziet hoe zijn rijk, zich nog steeds verbreidend alom heeft uitgebreid drukt hij zijn gevoel uit in dien schoonen regel: «Gij spreekt alle talen, en immer in allen de taal van Gods hart." «Uw kruis op de kerkspits, bestraald door de zon van Gods liefde, schijnt hoog in de wolken" en in alle wereld en hemelstreken wordt Zijn naam genoemd. De liefde, haast schaamrood ten hemel gevaren, keert weer. De Neger wordt vrijgemaakt; de ellenden van den oorlog worden verzacht. Het licht van Gods liefde weerkaatst in mijn en groef, en weêrklinkt in het kerkerlied. Die liefde heiligt den echt en maakt «wereldmonarch en beedlaar gelijk." O! wie er nog aan twij felen mocht, komt hier tot de slotsom: «Rein menschlijk is Christlijk" en stemt in met den jubeltoon des dichters: «Hersteller, vernieuwer, gezegend zijt gij!" Nu gaat in breede tonen het loflied voort, en daar, waar zich voor den dichter den gezichteinder verbreedt, ziet hij: «als de zonne in Zijn rijk niet meer ondergaat" het rund zich vreedzaam bij den leeuw nedervleien en het lam dartelen rond den wolf; het zwaard wordt schaamtevol onder rozen begraven, en «God zal 't Al in allen zijn!" Even als de zes voorgaanden, eindigt ook deze laatste zang met een heerlijk lied: een Sabbatslied: Hymne der voleindigden. Ook hier was het ons slechts vergund er enkele akkoorden van op te vangen, die wij gaarne onzen lezers ten beste geven: «Eer een sterre blonk van verre, «Eeuwge hebt gij ons gekend." en «Wat ontwaken uit de kaken, «Van het alverslindend Graf." De akkoorden worden voller en dringen al Gods paradijzen door, en lossen zich op in den wensch van het Koor: Laat ons komen tot de stroomen «Van Uw langewenschte vreugd!" Om daarna die zielverheffende bede te uiten: «'t Kind dat Gij hebt opgevoed «Eerste en Laatste! Dat hij worde «Wat een schepsel zijner orde «Worden kan en worden moet!" Maar eindelijk als voelden de heilige zangers hoe ver hun lied nog van het Ideaal blijft verwijderd, smelten de akkoorden samen in dien heerlijken slottoon «Vader! om met jubelklanken »U te danken, «Is een eeuwigheid te kort!" Hier eindigde de dichteromdat zijnen schoonen arbeid was vol tooid, en ook de verslaggever legt, dankbaar voor 't genot dat hem deze voordrachten deden smaken, de pen neder. Van directe beoordee ling over 's dichters arbeid heeft hij zich onthouden, omdat die zijne kennis en krachten te boven zouden gaan; al was het dan ook uit het meegedeelde indirect merkbaar hoe hoog hij met dit laatste ge wrocht van Ten Kate's schepping was ingenomen. Zij die zich vrij willig en belangloos leenden om Ten Kate uit te noodigen ook hier, zijn alom met onverdeelde belangstelling ontvangen arbeid voortedra- gen, hebben gewis aanspraak op den dank hunner stadgenootenen, de talrijke opkomst moge in de eerste plaats een blijk van sympathie voor den Dichter zijn geweest, zij mogen er ook vrijelijk een t; wijs in zien van waardeering hunner pogingen om in Leiden t schoone en goede te bevorderen. Hadden wij, en hierin staan we gansch niet alleen, wel g; wenscht dat de sympathie voor den Dichter, zoowel als de ingenome heid met de pogingen der Commissiezich op eene andere wij! nog, dan door en schier ademloos luisteren en een zeer talrijkeo; komst van de zijde der hoorders hadden geopenbaardde H Ten Kate zoowel als de Commissiemogen daarbij niet uit het verliezen dat iedere stad, iedere gemeente, zijne locale eigenaardig heden heeft, en 't nu eenmaal tot de, overigens zeer karakteristiek eigenaardigheden van Leiden behoort, dat «niemand" zich bij soc mige gelegenheden op den voorgrond durft plaatsenomdat hem allicht door «iedereen" als aanmatiging zou aangewreven worden. En, al is de heer Ten Kate wat toch altijd jammer blijft,, aan 't einde van zijn arbeid, door «niemand" namens allen in ht openbaar een woord van erkentelijkheid en bewondering toegevoegi 't vermindere zijne overtuiging niet dat z\jne heerlijke zangen toe! nog lang zullen blijven leven in het geheugen en de harten vk iedereen" die het voorrecht had hem te hooren, en, wanneer i: namen van sommige hedendaagsche celebriteiten misschien reeds lat; zullen vergeten zijn, de tonen van zijn Scheppingslied nog in 't ge. moed van velen zullen leven. W. T. W.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1866 | | pagina 2