Binnenlandsch Nieuws.
▼an '«Rijles schatkist reinigt, en, in plaats van groote vroor-
1 den en schitterende beloften zonder kansberekeningen op voor-
deelige. opbrengsten der belasting, die in geenen deele de
deugdelijkheid van het stelsel bewijzen, grondig, .oordeel
kundig en afdoende een wet ontwerpt van algemeene be
ginselen, die gelijk de wet van Julij 1821 organieke regels
stelt ten aanzien van de wijze, waarop volgens de grondwet
het tekort op de inkomsten tot bestrijding van 's Rijks uit
gaven, door gelijkmatig drukkende belastingen moet wor
den gevonden; - belastingen, die door vereenvoudiging in
de heffing, zonder benadeeling van handel en nijverheid,
tot bezuiniging der uitgaven aan de eene zijde en door een
gewillige opbrengst aan de andere zijde, oogsten laat daar,
waar op dat gebied de meeste vruchtbaarheid wordt gevonden.
Z. M. de Koning, H. M. de Koningin en Z. K. H.
Prins Frederik der Nederlanden hebben den heer Jz. J. Lion
dank doen betuigenvoor de aanbieding van een exemplaar
van zijn werk: //Myn Staatkundig leven."
De Minister van Binnenlandsche Zaken heeft de be
noeming van Dr. J. T. Schaepman, te Zwolle, tot secreta
ris by den geneeskundigen raad voor Overijssel en Drenthe
op zijn verzoek ingetrokken en in zijn plaats benoemd Dr.
S. P. Kroste Zwolle.
Donderdag avond vervulde Dr. Krecke, dir. van het
Kon. meteorol. observatorium te Utrecht, de spreekbeurt in
de ver. Physica te Zwolle, handelende over de toepassing
van het electro-magnetisme op het voortbrengen van bewe
ging en vervolgens over het arbeidsvermogen dat chemi
sche werking in de galvanische cel ekwivaleert.
(Jit een statistiek, betrekkelijk den veestapel in de
onderscheidene provinciën van Nederland op 31 December
1864 blijkt o. a., dat op dat tijdstip het getal runderen
bedroeg 1,333,887, waarvan 13,579 stieren, 9937 trek- en
42,674 slagtossen, 943,214 koeijen en 324,483 kalveren.
Uit de opgaven nopens de provinciën bleek dat het getal
stieren het aanzienlijkst is in de provinciën Friesland, Zuid-
Holland, Groningen, Gelderland en Utrecht; dat trekossen
meer bepaald in Noord-Brabant, Limburg en Gelderland
worden gevonden; dat het getal slagtossen het aanzienlijkst
is in Gelderland, Zuid-Holland, Groningen en Noor-Bra
bant; dat de koeijen het talrijkst zijn in Friesland (154,289),
Zuid-Holland (151,398), Noord-Holland (110,151), Noord-
Brabant (99,037) en Gelderland (95,340). Yoorts ziet men
uit deze statistieke opgave dat het geheel getal koeyen 7/10
en dat der kalveren omstreeks een vierde van het gezamen-
lijk getal runderen uitmaakt.
Te Hekendorp is de veepest uitgebroken in een stal
en zijn 12 van de 22 runderen doodelijk aangetast.
Uit Hagestein schrijft men
Het verwondert velendat niet met een enkel woord mel
ding gemaakt is van de geschiedenis van het afmaken der
beesten uit den alhier door de ziekte aangetasten stal. Toen
de afmaking bevolen was, kwam het boerenvolk op de been,
gewapend met allerlei instrumententen einde de afmaking
te beletten. De burgemeester en de kantonrechter lieten de
zen troep sommeren uiteen te gaandoch te vergeefs. Daar
kwamen echter een sergeant en 8 man jagers aanrukken
geassisteerd door eenige goed gewapende veldwachters. Een
herhaalde sommatieom de griepen en dorschvegels naar
huis te brengen, bleef toen nog wel vruchteloos, maar zoo
dra de sergeant kommandeerde de geweren met scherp te
ladenterwijl ook de veldwachters laaddenkeerden de moe
dige verdedigers van het zieke beestenvleesch huiswaarts,
evenzeer verbolgen op den burgemeester als op den kanton
rechter, maar het meest op die onzalige geweren.
Te Maastricht is de opvoering van de Domino Noir"
verboden, omdat de handeling in een geestelijk opvoedings
gesticht voorvalt. Toen de Barbier in de plaats was gesteld
maakte het publiek zooveel rumoerdat de directeur de ware
reden voor de verandering moest opgeven. Nu zal de u Domino
Noir" weer gespeeld mogen worden, mits een gewoon pen
sionaat in plaats van 't geestelyk worde genomen.
Maandag avond is een luitenant der infanteriete
Vlissingen in garnizoen liggende, van het balcon der socië
teit de Unie, zijnde een hoogte van circa 18 voeten, op
de straat gesprongenten gevolge waarvan zijn been ver-
morseld en hij zwaar aan het hoofd gekwetst werd. De re
den, die hem tot deze daad bewogen, moet zijn het gevolg
eener weddenschap.
Donderdag avond heeft op den ia aanleg zijnde spoor-
weglijn Helmond-Venlo, nabij de gemeente Mierlo een droe
vig ongeluk plaats gehad. De vrouw van een der werklie
den van een reis uit Holland terugkeerendebevond zich
met haar man en meer anderen op een der zandwagens door
de locomotief voortgesleept. Zij was tegen een der zijklep
pen van den wagen gezetenwelke door het schokken of
niet voldoende sluiting los geraakte. Dientengevolge is de
ongelukkige van den wagen op het aldaar langs den spoor
weg in groote massa's aangebragte kiezel neêrgestort en met
het vernielend raderwerk der volgende zandwagens in aan
raking gekomenwaardoor zij zoodanig werd verscheurd en
verpletterddat zij op de plaats dood bleef. Het lijk is in
deerniswaardigen toestand naar-Helmondwaar zij woonach
tig was, overgebragt.
De Thermometer van Fahrenheit teekende alhier Zon
dag des namiddags te 5 uur 45°, des avonds te 8 uur 45°,
te 10 uur 46°. Maandag morgen te 5 uur 43°, te 8 uur
43°, 's middags te 12 uur 43c, 's namiddags te 4 uur 41°,
te 5 uur 40°, te 8 uur 38°, te 10 uur 37°. Dingsdag
morgen te 5 uur 37°, te 8 uur 37°, 's middags te 12
uur 41°, te 4 uur 40°.
Mijn Staatkundig leven. In dit geschrift van den Hoofd
redacteur van het Dagblad van Zuid-Holland en 'a Gravenhage bezitteu
wij een hoogstbelangrijke bijdrage tot de kennis der dagbladpers in Ne
derland. Hoofdstuk VI, tot opschrift hebbende »een ernstig werk
ernstig volbragt", verrastte ons op een keurige en opmerkelijke beschou
wing van den aard en de bronnen der binnen- en buitenlandsche journa
listiek van vroegeren en lateren, ook van den tegenwoordigen tijd. De
grondige kennis van den Schrijver en zijn rijke ervaring op dit gebied
komen daarin helder uit enzoo er nog iets aan ontbrak om den Hoofd
redacteur aanspraak te geven op de ondubbelzinnige erkentenis van zijne
buitengewone talenten als redacteur van een dagblad, dit hoofdstuk, ja
den geheelen inhoud van dit geschrift geeft hem daartoe een onbetwistbaar
recht. Welk een belezenheid, welk een stijl, welk een penseel, welk een
kalmte, welk een talent, om bouwstoffen te kiezen en te regelen, om in
druk te maken en op anderer overtuiging te werken! Ook op het gebied
der journalistiek kan men een groot man zijn en schitteren als een
vonkelende ster.
Van dien ondubbelzinnigen lof neem ik niets terug, al was de eerste
indrukdien ik kreeg bij de lezing op de 6de bladzijdeeen vreemde ge
waarwording, die mij dadelijk de volgende alleenspraak deed ontboezemen:
«hoe! de heer Lion, oud-redacteur van het dagblad de Grondwet, spreekt
van zijn strijd voor de conservatieve beginselen en brengt een dankoffer
aan het Nederlandsche publiek! hij, de moedige en warme kampioen
voor de constitutionnele beginselen! waar is het schuld- en zoenoffer,
dat ook het Nederlandsch publiek recht heeft te eischen voor zijn strijd
in 18531855, vóór het dankoffer, dat hij in 1865 plengt?"
Spoedig werd de twijfel opgehelderd: -Lion was een hartstogtelijk voor
stander van den heer Thorbecke en eigenlijk, niet liberaal maar partij
ganger. Reeds vóór de optreding als Minister werd hij ontvangen door
den heer Thorbecke, toen lid der Tweede Kamer. Door zijn opleiding,
door zijn vroegeren werkkring, door zijne dagelijksche betrekkingen be
hoorde hij in April 1853 tot de hartstogtelijkstendie ter goeder trouw
geloofden, dat door den val van het Ministerie T. aan het waarachtig li-
heraal beginsel in ons vaderland de doodslag was toegebragt: die meen
den dat het vaderland gevaar liep de instellingen te zien verwoesten
welke het, na veeljarigen strijd, in 1848 had weten te verwerven."
Was die meening een ijdel schrikbeeld? Is het dan niet genoeg te wij
zen op het programma van het Ministerie Donker en van Hall, de ont
binding der Tweede Kamer, het aangeboden wetsontwerp, regelende het
grondwettig toezigt op de kerkgenootschappen en op al de noramers van
het in 1853, 1854 en 1855 uitgegeven dagblad de Grondwet?enalsdan
dezer dagen de heer Lion spreekt van «den onverdienden stpaadwaar
mede een naijverige en woelige factie niet ophield den Minister F. A. van
Hall te bejegenen" (Dagblad van 23 December 1S65) dan is er toch een
medepligtigheid te belijden en te verzoenen, dat het dankoffer moet voor
afgaan?
De schrijver erkent, dat hij hartstogtelijk en een partijganger wasdus een
Thorbeckiaan; en die onpartijdig oordeelt verklaart, dat hij door zijn partij
niet genoeg is gewaardeerd, slecht beloond en ondankbaar behandeld,
zoodat het zeer begrijpelijk is, dat door wederpartijders daarvan werd ge
bruik gemaakt en de heer Lion daarop het dagblad de Constitutioneel"
het licht deed zien. Die daad vervreemdde hem van zijn partij en deed
hem het vertrouwen van elke partij verbeuren, totdat Jhr. Salvador zich
zijner aantrok en het ernstig met hem meende, maar ook geen zes maan
den het dagblad, de nieuwe Grondwet, aan zijn leiding toevertrouwde
wegens verschil van opvatting, ook van karakter en neiging, wat innig
te betreuren was. De loop der omstandigheden, geheel van persoonlijken
aard, de wederwaardigheden des levens en wat niet al, alles werkte
mede, om den heer Lion te maken tot een hartogtelijk partijganger van
de anti-thorbeckiaansche rigtingen met dezelfde talentvolle leiding als vroe
ger van de thorbeckiaansche partij.