Buitenlandsch Nieuws.
in sectievergaderingen bijeenkomen; voorloopig zijn twee sec
tiën gevormd, een voor zuivere kruidkundede andere voor
toegepaste kruidkunde en tuinbouw. Ten slotte zal weder een
algemeene vergadering worden gehouden. De leden van het
bestuur der tentoonstellingde leden van den juryde be
kroonde inzenders en de houders van doorloopende toegang-
kaarten voor de tentoonstelling zijn als zoodanig leden van
het congres. Ieder ander kan lid van het congres worden
voor f 5 per persoon, waardoor tevens vrije toegang tot de
tentoonstelling wordt verkregen van S-12 April. De con
gresleden ontvangen gratis de ten behoeve van het congres
uit te geven gedrukte stukkeowaaronder het na afloop
daarvan uit te geven verslag. Deze stukken zijn in de Fran-
sche taal geredigeerd.
Woensdag namiddag te 3 uur is met het werk der
doorgraving van Holland op zijn Smalst een begin gemaakt
in de Breesaap te Velzen. De heeren Jitta, van den Ho-
nert en Boelen, directeuren, en Jaski, commissaris der ka
naal-maatschappij de aannemer Joseph Brandeisde inspec
teur van den waterstaat Conrad en de referendaris Boogaard
waren met de ingenieurs van de maatschappij en een groot
aantal belangstellenden op de plaats tegenwoordig, waarde
eerste spade zou worden gestokenwelke taak door den heer
Boelen na een toespraak van den heer Jitta werd vervuld
terwijl de heer Conrad daarop het woord nemende, ten slotte
op het groote werk wees, dat nu in overeenstemming met de
plans was aangevangen.
In het verslag dat de Nederlandsche Spectator geeft
van het verhandelde in de vergadering der Koninklijke Aca
demie van Wetenschappen, afdeeling Natuurkunde, den 2 5
Februarij 11. te Amsterdam gehouden, komt het volgende
voor, betreffende de verzakking te Nijmegen, waarover de
heer Conrad, ook namens den heer Delprat, verslag uit
brengt
«Het blijkt, dat deze verzakking in den vorigen zomer
zeer gering is geweest. De lage waterstand in de laatste
maanden van het vorige jaar heeft haar echter aanmerkelijk
doen toenemen. Een onderzoekdoor den heer ingenieur
van der Toorn volbragt, deed bij dezen de meening ont
staan dat de verzakking door de rivier wordt te weeg
gebragt, die de grond onder de kade allengs weg spoelt.
l)e commissie is van een ander gevoelen; zy meent dat de
oorzaak dieper ligt en moet worden toegeschreven aan een
uitschuiving van den teen des bergs, waarop de stad ge
bouwd is. Hierdoor is welligt een plaatselijke uitholling ont
staan. Voor deze meening worden onderscheidene gronden
aangevoerd.
Jammer is het, dat de heer Staring, die het gevoelen
van den heer van der Toorn deelt, niet in de vergadering
tegenwoordig was; hij had gewis den strijd niet opgegeven
en ten voordeele der Nijmegenaars een lans gebroken. Want
voor de bewoners der verzakkende stad is de uitslag van
den wetenschappelijken strijd niet onverschillig. Spoelt de
rivier den grond onder hunne voeten wegdan mogen zij
met eenig recht aanspraak maken op rijkssubsidie bij het
herstellen der schadeis het daarentegen het gewigt der
stad en der Nijmegenaars die den berg in de rivier perst,
dan behooren zij zelve daarin te voorzien.
Omtrent één punt echter zijn allen het eens, dat name
lijk de rivier voor Nijmegen dringend verbetering behoeft;
ter hoogte van de plaats van verzakking blijkt toch de rivier
1/3 naamver te zijn, dan een weinig hooger op, zoodat de
stroomsnelheid even zooveel grooter moet zijn.
Van meer algemeen nut en belang is het volgende:
De heer Buys Ballot heeft zich ten doel gesteld te on
derzoeken of de maan invloed uitoefent op de weersgesteld
heid. Hij vat de uitkomsten van dat onderzoek te zamen in
het antwoord op vier vragen: l0- hoe werkt de maan niet?
2°. hoe moet de maan werken 3°. hoe schijnt de maan te
werken? 4°. hoe komt het dat de maan anders schijnt te
werken, dan zij werken moet? De spreker toont aan, dat
de invloeden, welke aan bepaalde standen of fasen van de
maan worden toegeschrevenden toets van een wetenschap
pelijk onderzoek 'niet kunnen doorstaan. Hij heeft in de
couranten een oproeping gerigt aan alle personendie uit
de standen van de maan bepaalde weersvoorspellingen meenen
te kunnen afleiden, in de overtuiging, dat het bekendma
ken van allerlei tegenstrijdigealdus verkregeue weersvoor
spellingen voldoende zal zijn om aantetoonen dat zij geheel
uit de lucht gegrepeu zijn. Om de tweede vraag te beant
woorden behandelt de spreker den invloeddien de ver
warming der maan door de zonnestralen moet uitoefenen
op de temperatuur van onzen dampkring. Hij ontwikkelt de
formules waardoor die invloed zou kunnen berekend worden
indien hij voor berekening vatbaar was, hetgeen, bij gebrek
aan experimenteele gegevens, blijkt niet het geval te zijn.
De spreker slaat daarom een anderen weg in en tracht uit
meteorologische waarnemingen het bedrag der verwarming
door de maan te weeg gebragtoptesporen. Het blijkten
hiermede is de 3de vraag beantwoord, dat er geen werking
te bespeuren is; zelfs waarnemingen, over tijdvakken van
130 jaren uitgestrekt, geven geen resultaat, zoodat, vol
gens sprekers oordeel, degene, die voortaan over den in
vloed van de maan recht van spreken wil hebbenminstens
200 of 300 jaren moet onderzoeken. Ook de stelling //luna
devorat nubes" werd aan de waarneming getoetst. De op
gaven omtrent de helderheid van den dampkring leidden
ook hier tot een negatief gevolg. Ter beantwoording van de
vierde vraag waagt de spreker de gissing, dat de warmte
stralen der maan zich in twee deelen spitsenhet eene ver
warmt de bovenste, het andere de onderste luchtlagen. Er
zou eenigen tijd verloopen eer de verwarming der bovenste
lagen tot op de oppervlakte der aarde doorgedrongen is,
en aldus zou geene periodieke wisseling van temperatuur
door den invloed der maan teweeg gebragtzijn optemerken.
Over deze mededeeling ontstaat een strijd van meeningen.
De heer Bosscha geeft in overweginghet uitblijven van
een waarneembare werking der maan op den thermometer
eenvoudig toeteschrijven aan het feit, door de waarnemin-
geu van Melloni en Tindal zoo goed als bewezendat de
werking op den thermometer te klein is om waargenomen
te kunnen worden. De heer Kijke oppert twijfel of de strijd
tusschen de twee werkingen die, op verschillende tijden tot
de oppervlakte der aarde doordringende, het waarnemen van
periodieke wisseling onmogelijk zou maken, inderdaad wel
bestaat. Hij meent dat de verwarming der bovenste lucht
lagen zoo zij bestondnagenoeg gelijktijdig met die der
onderste zou worden waargenomen en vereenigt zich met het
gevoelen van den heer Bosscha. De heer Stamkart betwijfelt
eveneens of de warmtewerking der maan de belangrijkste
is, en zou eer aan de aantrekking der maan die eb en vloed
ook in den dampkriug moet veroorzakeninvloed toeschre
ven. Ook vraagt hij of het niet waar is, dat het in West-
Indië gevaarlijk is in den maneschijn te slapen en dat het
vleesch bederft als het in den maneschijn wordt opgehangen.
De heer Buys Ballot verdedigt zijn meening en beweert op
gezag van een scheepsgezagvoerderdat de door den heer
Stamkart vermeende invloeden van de maan in West-Indië
niet bestaan.
De Gemeenteraad heeft in zyn zitting van heden Don
derdag het ontwerp-adres van rouwbeklag aan Z. M. den
Koning aangenomen voorts afwijzend beschikt op de verzoe
ken van G. Tibboel jen W. C. Chimaer van Oudendorptot
afstand van grond op den Yestwal aan de Mare.
De kapitein A. A. van der Spruijt en L. W. Wernink by
ded Leidsche Schutterij hebben dezer dagen het eereteeken ont
vangen van volbragte 20jarige schutterlijke dienst.
Door den gouv.-gen. van Nederl.-Indië zijn o. a. be
noemd tot officier van gezondheid 2de klasse C. L. van der
Burg; tot controleur 3de kl. in de Lampongsche districten
Mr. J. van Kaathoventot pred. by de Prot. gemeente te
Pamakassan F. Hoog; tot chef-ingenieur 2de klasse te Mun-
tok A. Th. Sorillon.
De Thermometer van Fahrenheit teekende alhier Woens
dag des namiddags te 5 uur 37°, des avonds te 8 uur 36°,
te 10 uur 36°. Donderdag morgen te 5 uur 34°, te S uur
34°, 'a middags te 12 uur 39°, 's namiddags te 4 uur 37°.
Uit Dresden wordt gemeld, dat nu reeds 18000 per
sonen hebben kennis gegevendat zij het aanstaande groote
zangersfeest aldaar zullen bijwonen en er aan deel nemen.
Men zegt dat een rijk Engelschman het plan heeft
om van het Italiaansche Gouvernement drie vierden van het
eiland Caprera aan te koopen - het overige vierde behoort