Binnenlandsclt Nieuws.
deti doen waartoe rij niet alleen met uyterlicke giftenmaar
ook met troo3telicke redenen uyt den woorde Godtsden
armen en ellendigen hulpe zoudeu bewijzendie te zauien
getuigd hebben met een '/Ja, ïck van gansciier harte" dat
zij, i/Ae schriften des Ouden eu Nieuwen Testamentsvoor
het eenige woord Gods, en de volkomene leere der salig-
heyt houdenalle leeringen verwerpende die daartegen strij
den." Ik zeg met diepe verontwaardiging zag ik neder op
dat collegie waar, voor het Evangelie der schrift, de val-
achelijks genaamde wetenschap wordt in de plaats gesteld
waar de predikanten zich niet schamen om de grondwaar
heden des Bijbels openlijk van den kansel te bestrijden of
ongestraft laten bestrijden zoo zij niet openlijk in die be
strijding deelen waar de ouderlingen ten eenemale vreemd
zijn aan de kennis en dus ook aan het toezigt over de ieere
en het medehoeden der kudde van Christu3waar de diake
nen uiet eens meer zelve de collecten doen in de kerken
of de uitdeelingen aan de armen door eigen handmaar
dit door bezoldigde personen laten verngtenwaar het ge-
heele collegie dat der kerktneesteren sedert eenige jaren be
strijdt en bestooktin den grond alleen omdat de leden van
dat collegie op den bodem der belijdenis van de N. H.
kerk staan waar het de oorzaak is van proces bij den we
reldlijken regler tegen het collegie van kerkmeesteren en van
het schandaal bij eike openbare Godsdienstoefening en terwijl
het de Handlanger is van het lasterlijk geschrijf van den heer tl.
Zaalberg. Is het wonder dat, vermoeid van den arbeid toen ik
mij had nedergezet, mij onwillekeurig verdiept hebbende in een
zaak die reeds jaren achtereen de levendigste aandoeningen in
mij had opgewekt, ik op mijn stoel insliep en droomde, naar
aanleiding der droom die ik gelezen had in hel Leidsch Dag
blad. Ik bevond mij io de vergaderkamer van het Huiszitten-
huis; niet de nieuwe zooais die na 1846 met den aankleve
van dienuit de kas der diaconie tot meerder gemak en
genoegen van RH. diakenen is gebouwd, maar in de oudje
vergaderkamerzooals die vroeger was. Waartoe ik er
gekomen was, ik kon er my geen rekenschap van geven,
maar dat ik dadr en nergens anders was, dat wist ik. Ik
was toch de oude poort aan den Ouden Rijn door en de
binnenplaats over gegaan en zoo de deur der Kamer binnen
gekomen. Ik zag aan de lijsten van vroeger en later dienst
doende diakenen en aan anderevermelden de legaten aan
de diaconiedat ik daar en nergens anders was.
(Wordt vervolgd.)
Z. M. heeft, onder voorbehoud van HD. nadere be
schikking ter belooning van hendie zich bij gelegenheid
van het forceren der Straat van Simonoseki in Japan heb
ben onderscheiden, al dadelijk de bevelhebbers van Zr. Ms.
schepen, die aan dat wapenfeit hebben deelgenomen, be
noemd tot ridders der Militaire Wiliems-orde of hen daarin
bevorderden wei: b. noemd tot ridder der Mil, Willems
orde 4de kl. den kapt. ter zee J. E. de Man, kommande-
rende Zr. Ms. schroefstoomschtp hei Metalen Kruis en sta
tions-kom mandant van de Ned. zeemagt in Japan den
kapt.-luit. ter zee J. P. G. Muller, kommandant van Zr. Ms.
stoomschip Amsterdam en den kapt.-luit. ter zee P. A. van
Rees, komtn. Zr. Mr. schroefstoomschip Djarnbien bevor
derd tot ridders der Mil. W.illems-orde 3de kl. bovengen,
kapt. ter zee J. E. de Manen den kapt.-luit. ter zee Jhr.
F. de Casembroot's Konings adj. in gew. dienst en bevel
hebber van Zr. Ms. korvet o»et slooim ermogen Medusa.
De audiëntie van den Minister van Binnenlandsche
Zaken zal op Zaturdag a. 24 dezer, niet plaats hebben.
In de avondzitting der Tweede Kamer heeft in de
eerste plaats de heer van Lijnden gesproken. Daarna was
de Minister aan het woord In diens rede, welke bijna 2
nren heeft geduurdwerden achtervolgens alle sprekers be
antwoord.
Het Dagblad van 's Gravenhage deeit het volgende mede:
Naar wij uit goede bron vernemen is het dezer dagen in
de dagbladen opgenomen berigt, dat de heer Groen van Prins-
terer, wegens redenen van gezondheid, zich genoopt zou zien
zijn mandaat van volksvertegenwoordiger neder te leggen
niet geheel juist. De talrijke vrienden en vereerdeVs van den
geachteu Staatsman zullen gewis met groot genoegen verne
men dat dit berigt, ofschoon niet van allen grond ontbloot,
in elk geval toch zeer voorbarig is, en zich vereenigen in
den wensch, dat, met de bezorgdheid voor z'ja gezondheids
toestand, ook de vrees moge verdwijnen dien uitstekenden
volksvertegenwoordiger uit 's Lands Raadzaal te verliezen.
Bij den Raad van State is ingekomen een Konink
lijk besluit van den 15den dezer, waarbij afgewezen wordt,
het beroep van den heer J. G. van Vree, te Zevenaar, in
zijn hoedanigheid van administrateur der in de gemeente
Herwen eu Aerdt gelegen eigendommen van M. E. C. J. C.
Baronnesse van Brienente 's Hagetegen een besluit van
Gedeputeerde Staten van Gelderland, bij hetwelk zijn reclame
tegen het plaatsen van sommige wegen en voetpaden op den
legger der gemeente Herwen en Aerdt.
Maandag avond heeft de Weleerwaarde heer Réville,
van Rotterdam, in het letterkundig genootschap Oefening
kweekt kennis in de zaal van Diligentia, te 'sHage, een
lezing gehouden. Na een breede inleiding over de Fran-
sche letter- en dichtkunde, en over de voorname dichters,
meer bepaald van den lateien tijd, kwam de spreker tot
heteigenlijke onderwerp zijner rede. Hij deelde aan de tal
rijke schare van belangstellenden mede een overzigt van het
leven en de geschriften van Alfred de Musset, en deed
daarbij verschillende stukken in onderscheiden genre van dien
dichter kennen. Hij ontveinsde geenszins dat Musset zelf zijn
levert had verwoest en dat zoowel in Frankrijk als in Ne
derland de lezing van zijn werken op de scholen werd afge
keurd maar hij spoorde toch tot de lezing daarvan aan onder
bepaalde voorwaardedat men ze in hun geheel zou lezen
ten einde bet min goede, dat daarin welligt mogt gelegen
zijn, door het schoone en verhevene, dat elders te vinden
was, zou worden overtroffen. Het leven van Musset strekte
tot bewijs van de gevaren die er in gelegen zijndat men
zijn jeugd louter in voorspoed voortbrengt, terwijl integen
deel opgedane harde ondervinding vaak op rijperen leeftijd tot
nut en leering strekken. Bovendien nagelaten gedichten van
Musset, waarin,hij zijn einde voorzag, ademen een hooge-
ren verheven geest eu daaruit bleek dat hij schrift en ge
bed, niet had vergeten. Hoe netelig welligt net onderwerp
was, dat hij behandelde, hield de vaardige spreker er niet
van steenen op een graf te werpen en wel zeker niet van
een man, mét zoo uitstekenden geest begaafd een man die,
zoo als ieder meuschzijn feilen mag hebben gehad, maar
die dan toch bij hen die letteren en kunst vereeren hoog
blijft aangeschreven. Het is bijkans overtollig hierbij te voe
gen, dat de heer Réville, door zijn heldere, schoone, uit
muntende voordragt algemeeu genoegen heeft gedaan; dat
hij zijn talrijke hoorders en hoorderessen van het begin tot
het einde heeft weten te boeijen, en dat, al mogt hij niet
allen in sommige opzigten hebben overtuigd, hij dan toch
allen heeft medegesleeptin het denkbeeld dat men op alle
omstandigheden des levens moet letten, vóór dat men iemand
veroordeelt. Zeker is het dat Réville de gedichten van Mus
set heeft toegelicht op een wijze, die allen diep heeft ge
troffen dat hij alien een heerlijken avond verschaft heeft
en dat meu algemeen hulde bewees aan het talent van den
geleerde en letterkundige, in en buiten zijn vaderland, zoo
zeer op prijs gesteld.
Heeren regenten van het gesticht voor krankzinnigen
te Delft, hebben tot tweeden geneesheer bij hunne inrigting
benoemd den heer N. van der Swalme, med. doctor, van
Middelburg.
Uit de op 20 dezer verschenen Utrechtsche Studenten-
Almauak voor 1865 blijkt, dat te Utrecht ingeschreven
zijn 499 studenten, waarvan 215 in de Rechten, 183 in
de Godgeleerdheid, 61 in de Geneeskunde, 15 in de Let
teren, 25 in de' Wis- en Natuurkunde, terwijl 468 daar
van in Utrecht studeren.
De Thermometer van Fahrenheit teekende alhier Dings-
dag des namiddags te 5 uur 35°, des avonds te 8 uur 36°,
te 10 uur 36°. Woensdag morgen te 5 uur 33°, te 8 uur
32c, 's middags te 12 uur 34c, 's namiddags te 4 uur 34°.