hun gewigtig werk en hun maatschappelijk leven aangenaam
te maken, terwijl het, in geen enkel opzigt, door verkeerd
en ontijdig vertoon van gezag, den gang van het onderwijs
belemmert. Ue directeur, de heer J. A. van Deinseis ijverig
stipt en bekwaam voor de taak die op hem rust en wordt
trouw bijgestaan door 4 leeraren. Het getal leerlingen blijft
tot September 13 en dit was veel te klein voor het nijvere
Tuenthe, doch tegen dien tijd hebben zich nu ook al ruim
zooveel aangemeld.
Mr. Laurillardbeurshoudend diaken der Waalsche
gemeente te 's Hertogenbosch, verklaart, dat door den Waal-
schen predikant Boulet aan den kerkeraad alleen is gevraagd
of men het kerkgebouw voor eenige godsdienstige spreek
beurten, door Ds. Chantepie de la Saussaye en anderen te 1
houden, wilde beschikbaar stellen. Daarop is toestemmend
geantwoord onder de mitsdat in alle kosten van licht als
anderzins door de heeren predikanten zeiven zoude worden
voorzien. - Het kerkbestuur heeft dus niet aangezocht, niet
uitgenoodigdhet heeft alleen vergunning verleend op een
verzoekom voorlezingen in het kerkgebouw te houden. Die
vergunning is met algemeene stemmen verleend.
Men verwacht eerlang de 300jarige viering van de
stichting van het Burgerweeshuis te 's Hagewaaraan in het
midden der vorige eeuw de Fundatie van Benswoude ver
bonden is. Het Burgerweeshuis werd in het jaar 15 65 op-
gerigt uit de goederen van Crispijn van Boshuizenin leven
rentmeester-generaal van Zuidholland, en zijne huisvrouw
Agnete Pietersen werd daarom langen tijd naar beider
naam genoemd. Zij hadden hunne liefdadige schenkingen be
stemd voor u de regte armen;" doch het was den executeurs,
die mildelijk met de uitdeelingen waren te werk gegaan
geblekendat die almoessen meerendeel wierden misbruikt
en in dronkenschap, als anderzints zeer onnuttelijk verkwist
en doorgeslagentegens de wille van de testateurs en bui
ten de meeninge van hen Executeurs, het geen gelegenheid
gaf, om hunne gedachten te laten gaan, hoe en op wat wijze
best en te recht zoude kunnen worden betoogt de pieuse in
tentie van de testateurs. Yan daar dat men te rade werd
uit de nog voorhanden penningen enz. n een Armeweeshuis
in den Hage" opterigtenwaartoe de Hove van Holland den
17den Mei 1563 toestemming.
Het Burgerweeshuis werd in het daarop volgend jaar ge
vestigd in de Nobelstraat en wel in een huis daartoe aan
gekocht van Mr. Anthonius Slicher, raad-ordinaris in den
Hove van Holland, het werd tot zijne nieuwe bestemming
meer bepaaldelijk ingerigt. Tot uitbreiding en verbetering
van de inrigting gaven de Staten van Holland o. a. in 1599
verlof tot het houden van een loterij.
In 1749 werd de fundatie der Vrouwe van Benswoude
opgerigt en latervoor zooveel die te 's Hage betreftin
het Burgerweeshuis gevestigddat weeshuis was al veel vroe
ger (in 1597) uit de Nobelstraat naar het West-Einde over-
gebragt in het gebouw, dat vroeger het St. Agnietenkloos-
ter was geweest.
De tegenwoordige Koepoort alhier is gebouwd in het
jaar 16 71; de eerste steen werd den 21sten Mei van dat
jaar gelegd door den zoon van den burgemeester van Lanschot.
In die eeuw was men ook tot het dempen of overwulven
van grachten zeer gereed. De St. Pancras- of Hooglandsche
kerkgracht werd in 1608 de St. Pieterskerkgracht in 1611,
de Papengracht in 1632 en de Oude-Yoldersgracht of Lan-
gebrug, voor een deel in 1595 reeds, vervolgensin 1604
1615 1617 1623 en 1624, eindelijk het laatste gedeelte
van de St. Pieterskerk gracht tot aan het Bapenburg in 1668
overwulfd. - In die zeventiende eeuw zijn belangrijke ge
meentewerken bekostigd. Van der Paauw zegt daarvan in zijn
Verhaal omtrent de verversching der grachten: //Wel is
waar een aanmerkelijke schat is daarmede gemoeid geweest,
doch het aanzien van Leidenzoozeer verbeterdlokte een
menigte vreemdelingen herwaarts, die, door hun vertier, de
gedane uitgaven kwamen vergoeden en een ruime rente voor
al de opofferingen beloofden." Hoe gelukkig, dat men in
onzen tijd belangrijke vernieuwingen en verbeteringen van
gemeentewerken kan bekostigenzonder dat daartoe geldlee-
ningen of verhooging van belasting noodig zijn, terwijl bo
vendien nog de plaatselijke belasting op de brandstoffen is
afgeschaft I
Dat Dr. Coronel met zeer veel belangstelling de Leid-
sche wolfabriek heeft gade geslagenblijkt wel uit de bij
zonderheden die hij over de onderdeelen van den arbeid
mededeelt en zeker door velendie over den arbeid van
kinderen schreven en oordeelden, niet zoo juist werden on
derzocht. Wij gaan voort daarvan het een en ander uit zijn
geschrift medetedeelenomdat wij het hoogst nuttig en nood
zakelijk achtendat iedereen daarmede bekend geraaktzoo
wel de werkman als de fabriekant, de wetenschappelijke en
de onwetenschappelijkeregering en burgerij.
//Onmiddelijk aan de fijnkaarderij sluit zich de grofspin-
nerij aan. De aanlasschersdie de afgewerkte plokken van
de kaardmachine afnemenplaatsen die op het doek van de
voorspinmachine, alwaar ze de einden van de plokken door
een ligte heen en wederwaartsche beweging van de rechter
hand aan elkander vleijen. Gewoonlijk heeft elk kind 20
spinsels bijtehouden, zoodat elk 50 Nederlandsche ponden
wol daags door zijn handen moet laten gaan en 18,000
plokken verwerkt. Het bleek ons nu, uit een naauwkeurig
onderzoek daaromtrent in het werk gestelddat men bil
lijkerwijs niet meer dan 9000 van elk kind kan vorderen,
zoodat het aantal aanlasschers op die fabriekenwaar 5 0
plokken per minuut geleverd wordenverdubbeld en op 4
voor elke machine gesteld moest wordeD.
De grofspinner, meestal een volwassen man, bestuurt de
grofspinmolen. Hij moet de aangelaschte plokken uitrekken
en ineendraaijen. Daartoe draait hij met de rechter hand
een drijfwiel en houdt met de linker de spinwagen vast,
waarbij hij bij afwisseling een voor- en achterwaartsche be
weging in een eenigzins gebukte houdingmaakt. Telkens
moet hij een ruimte van 2 a 3 el stapvoets doorloopen. Bq
het uitrijden draait hij het wiel en bij het inrijden lascht
hij de gebroken draden aaneen en verwisselt de sloven voor
leege klossen. Dat werk is bij eenige oefening niet moeije-
lijk, doch spant nog al de oogen in. Ook verwekt het op
den langen duur asthma en emphysema pulmonumofschoon
wij verscheidene werklieden van 20 en meer jaren arbeid
geteld hebben. Vooral de jongens, aan die machines geplaatst,
waren schraal van uiterlijk en klein van gestalte.
Van de grofspinnerij verschilt de fijnspinnerij, wat de wijze
van bewerking voor ons doel betreft, weinig of niet. Bij
de assortementmachines a continu, die in enkele fabrieken
in werking zijnvervalt het grofspinnenalsmede het heen-
en wederloopen en het draaijen aan het wiel, zooals bij de
oudere mull-jenny. Elke machine wordt gewoonlijk door een
volwassene en een paar knapen bediendelke knaap heeft
60—100 spillen te overzien. Ook hier vonden wij verschei
dene asthmatici, daaronder nogtans van zeer gevorderde
leeftijd en vele werkjaren.
De slovendie van den grofmolen en de mule-machine
afkomenworden vervolgens opgewonden tot klossenhet
geen bobijnen (spoelen of opklossen) genoemd wordt. Dit
geschiedt meestal door een handwerktuig, dat op den duur
vooral voor jonge liedendie er mede bezig gehouden wor
deneen zeer inspannend werk is, daar de stootende be
weging van den drijfstang het geheele ligchaam schokt. In
een of twee wordt dit werktuig door stoomvermogen bewo
gen en de werkman heeft dan niets anders te doen als den
rigtigen gang der machine nategaande gevulde klossen af-
tenemen en er nieuwe opteplaatsen.
Een gelijke beweging vordert ook het twijnen of dubbelen.
Ook hier worden de machines door de hand of door stoom
kracht bewogen. Bij de handwerktuigen worden deze door
het draaijen aan een slinger in beweging gebragt.
Het haspelendat nu eens door de slingerbeweging aan
de kruk van den handhaspel, dan weder door het wentelen
der machine met beide handen geschiedt, is een weinig in
spannend en afwisselend werk. Dit wordt meestal door meis
jes van 1218 jaren verrigt. Soms wordt het werktuig
door een drijfriem en door stoomkracht bewogen en vordert
alzoo slechts het toezigt. De meisjes, die dat werk verrig-
tenzien er over het algemeen goed uitofschoon ze niet
groot van stuk zijn. Evenwel winnen zij het weder van de
jongens, die denzelfden arbeid hebben.
Eindelijk volgt het scheeren of opwinden en teekenen van
den kettingdraad. Dit werk wordt meestal door een jongen
verrigt en is een van de onbewegelijkste onder den fabriek-
arbeid. De jongen vat met zijn handen de draden van de
klosmachine en in een voor- en achterwaartsche beweging