Buitenlandsch Nieuws.
Wolfframsdorffsurnumerair de; dir. bel., in- en uitg. rechten
en acc. in Noord-Brabant.
Z. M. heeft op verzoek den kapitein der artillerie van
het leger in Nederl. Indië G. F. A. Boer, thans met verlof
hier te lande, eervol ontslag verleend uit Zr. Ms. militaire
dienst, met toekenning van pensioen, alsmede den hoofdin
genieur der marine bij 's rijks werf te Willemsoord P. A.
Bruyn onder dankbetuiging voor de langdurige door hem
aan den lande bewezen diensten en onder toekenning van
zoodanig pensioen, als waarop hij bevonden zal worden aan
spraak te hebben.
Onderscheidene personen worden in het kiesdistrict
Zwolle genoemd om in aanmerking te komen ter vervulling
van de door het overlijden van Mr. G. A. de Meester in
de Tweede Kamer ontstane vacature. Zoo spreekt men van
Mr. A. van Naamen van Eemnes, baron de Yos van Steen-
wijk Mr. G. Roijer te Zwollevan de heeren Raedt van
Oldenbarneveldtvan Wassenaer Catwijck enz. Anderen schij
nen voornemens hunne stemmen uittebrengen op den oud-
Minister van Buiteniandsche Zakenbaron van Zuylen van
Nyevelt.
In den Koninklijken Franscheu Schouwburg te 's Hage
zal Donderdag avond worden ten tooneele gevoerd de opéra
comique les Porcheronsvoorafgegaan door de comedie les
Femmes qui pleurent.
Jantje zag eens pruimen hangen
O als eijeren zoo groot!
en al wat vader van Alphen ons daar nog meer bij vertelt -
ziedaar hetgeen Ds. R. Koopmans vau Boekerenvan Lei
den voor Dingsdag avond had gekozen tot onderwerp zijner
voordrag! in de vergadering van de Rotterdamsche afdee-
ling der Hollandsche Maatschappij van Fraaije Kunsten en
Wetenschappen. Onwillekeurig dachten we daarbij aan den
ontslapen de Genestet en diensja wel ietwat ondeugende
kritiek omtrent het deftige en stijve in vader Hieronymus'
kinderpoëzy. Was er dan - zoo zal men welligt vragen -
tusschen de kritiek en de rede van Ds. Koopmans van Boe-
keren eenig verband optemerken Dóch zie met die vraag
zouden we zoo ongemerkt in een beschouwing of beoordee
ling vervallenin plaats van ons streng te houden binnen
de naauw afgeteekende grenzen van een gewoon verslag. Om
die reden laten we dit dan ook eenvoudig op zijn plaats en
bepalen wij ons meer speciaal tot de vermelding, dat het
geen de spreker omtrent het versje ten beste gafeen recht
geestige beschouwing mogt heeten waardoor nu en dan de
lachspieren niet weinig in beweging werden gebragt, maar
waarin tevens menige ernstige les voor ouders lag opgeslo
ten. Recht levendig was reeds de voorloopige schildering
van den kleinen held, wien de spreker ons te zien gaf,
niet naar de gemoderniseerde opvatting van sommige teeke
naars, maar zooals van Alphen hem geeft (in een editie van
1780) met zijn kort broekje, half geopend jasje, lang vest
en met een hoedje op, staande te midden van booge ge
schoren heggen, opgerigt als vestingmuren langs de recht
lijnige en rechthoekig loopende padenbij een vierkanten
vijver en verdere kenmerken der echt ouderwetsche Holland
sche tuinen. Met die voorloopige schildering verbond de
spreker zijn beschouwing van de beide eerste hierboven ge
noemde regels, - een beschouwing in den vorm van onder
elkander strijdende commentariënwaarin, juist door het
bespottelijke van allerlei dwaasheden, een helder licht werd
verspreid over de mate van waarheid in het dichterlijk beeld.
Zonder al te gezocht te zijn gelukte het den spreker daar
uit tevens een treffende moraal te ontwikkelen omtrent de
kinderlijke illusie, als het beeld van eerzuchtige en zooveel
andere droomen bij volwassenen. De twee volgende regels:
t Scheen dat Jantje wou," enz. gaven hem tevens een
gereede aanleiding tot zeer nuttige wenken omtrent het ver
bieden aan kinderen en den trek naar het verbodeneook
zigtbaar buiten de kinderwereldevenzeer als hij uit Jantje's
monoloog: //Hier is noch mijn vader, noch de tuinman,"
enz. eenige zeer karakteristieke opmerkingen mededeelde aan
gaande de leiding van die lieve zoete jongentjes, die de kat
in 't donker knijpen; een soort van karakter waartoe van
Alphen's held niet behoorde, gelijk genoegzaam bleek uit
zijn eerlijke taal van zelfoverwinning, die hem noopte het
vaderlijk verbod ook in de eenzaamheid te eerbiedigen. Bij
verdere uiteenzetting van het gesprokene, zouden we zoo nog
menige opmerking er bij kunnen voegen omtrent het beeld
van den vader als luistervink omtrent het toekennen va»
extra belooningen aan de kleinen omtrent den wezenlijken
jongensaard van het eerst wat oudmannetjes-achtige Jantje
en meer andere puntenwaarbij nu en dan wel eens een
fijne zet voor den dag kwam. Doch waartoe meer? Het
komt toch ten slotte hierop neder, dat het stuk een hoogst
gunstigen indruk maakte, en bij de schijnbare onbeduidend
heid van het onderwerp, alles behalve onbeduidend en alles
behalve een saaije zedepreek kon heetenzoodat het jammer
isdat we wegens gebrek aan plaatsruimte moeten eindigen
met de vermelding van den uitroep, dien men in de pauze
hier en daar herhaaldelijk kon opvangen 't was wel soms
wat scherp sarcastischmaar er zat humor en pit in
Nieuwe Rott. CL)
//Tot bidden u bevlijt, Zijt naarstiglijk en wakende,
Want gij weet uur noch tijd, Waarop u 't kwaad is na
kende." Die spreuk, eenmaal in steen gegrift prijkende voor
den hoofdingang van onze stadmag nu wel niet ver vau
daar den gevel versieren van een huis, waarin zielesmart
en rouwe, ongekend leed en verlies in de laatste dagen zijn
te vinden en tot hartelijke deelneming en medelijden opwek
ken. Een veelbelovend zoon, aan het Leidsch gymnasium
gevormd om met vrucht de academische lessen bijtewoneu
en die zijne studiën, met ijver en volharding voortgezet, wel
dra zou bekroond zien met een eervol einde, in het voor-
uitzigt van te verkrijgen den doctoralen graad in de genees
kunde; die zoon werd aan zijne ouders en vrienden in den
bloei zijner jaren door een hevige verraderlijke ziekte weg
gerukt en met hem zijn vervlogen de blijde verwachtingen
die zijne ouders, ten loon hunner opofferingen koesterden.
Heden Woensdag werd het lijk van den overleden kandi
daat in de medicijnen M. H. V. Esser grafwaarts geleid.
Het Leidsch Studentenkorps bewees de laatste eer aan het
geachte medelid, wiens lijk door de HH. Rector magnifi
cus en den secretaris van den Academischen Senaat en een
aanzienlijk aantal studenten, met de grootdignitarissen en
de banieren aan het hoofd werd gevolgd flaar de burger
lijke begraafplaats aan de Groenesteegal waar het werd
ter aarde besteld in de grafstede, door een voormalig Leidsch
predikant uit achting voor den overledene aangeboden. Een
koraalgezang van leden der Liedertafel de Avondster, met
muziekinstrumenten begeleid, werd bij het graf aangeheven
waarop de Praeses van het korps in roerende taal een wel
sprekende toespraak hielddie door Ds. Rutgers van der
Loeff namens de familie werd beantwoord.
Zal de indruk, die deze aandoenlijke plegtigheid die het
treffend sterfgeval van dezen kweekeling, gelijk dat van een
ander, die ook onlangs in den bloei zijner jaren werd weg
gerukt, die het overlijden van Dijkstra en Esser maken
moet, spoedig worden uitgewischt en geen sporen achterlaten
die van den ernst des levens getuigenis geven? Zal men
met jeugdige ligtzinnigheid vergeten dat uit beider graf
de stem klinkt: heden dijn, morgen mijn? Zal men die
ernstige gedachte of nabetrachting van het plegtig funus
overlaten aan hen die door bloedsbetrekking of meerdere
leeftijd er toe gestemd zijn? Zullen er welligt zijn die ou
der de plegtigheid en onder de toespraakdie ook uit hun
naam en tot hen geschiedde, aan geheel iets anders dach
ten dan aan dood en vergelding? Wij gelooven het niet en
hopen veeleer, dat het doel begrepen wordt, waarom de
Hoogste Wijsheid een kweekeling der Leidsche IJoogeschool
op zulk een treffende wijze van deze aarde wegnam.
De Thermometer van Fahrenheit teekende alhier Dings
dag des namiddags te 5 uur 39°, des avonds te 8 uur 3 9°,
te 10 uur 39°. Woensdag morgeu te 5 uur 32°, te 8 uur
36°, te 12 uur 46°, des namiddags te 4 uur 44°.
Vrijdag stierf te Stuttgardt, na langdurige ziekte,
de voormalige Staatsraad Romer, in den ouderdom van 7 0
jaren. Hij was een der eerste kampvechters voor de vrij
zinnige beginselen en werd ten jare 1848 tot Minister
van Justitie in het Ministerie van Maart benoemd, terwijl
hij de steden Göttingen en Geislingen in de Nationale Ver
gadering te Frankfort vertegenwoordigde, het naar Stutt
gardt overgebragt overschot van welke Vergadering hij la-