N°. 522. Woensdag 6 November. A°. 1861. Moeten wij boomen planten of rooljen? 1 LEIDSCH DAGBLAD. Deze Courant verschijnt eiken dag, be halve Zon- en Feestdagen, en kost voor Leiden ƒ1.95, en franco per post 2.80 ju de drie maanden. Afzonderlijke Nom- mers Vijf Cents. Prijs der Advertentiën 1-6 regels ƒ0.75. Iedere regel meer 12£ Cts. Geboorte-, hu welijks- en doodberigten van 1-4 regels 0.90. Iedere regel meer 15 Cts. Bekendmakingen van genootschappen 5 Cts. Zegelrecht 35 Cts. Spoortreinen van Leiden naar 's Gravenhage, Delft, Schiedam en Rotterdam te 10 u. 6 m.; 12 u. 58 m.; 6 u. 9 m.; 9 u. 9 m. Naar Haar lem en Amsterdam te 8 u. 51 m.; 1 u. 3 m.; 4 u. 53 m.; 9 u. 14 m. Stoomboot van Leiden (Ligplaats Haven) naar Amsterdam, Maandag ochtends 4 u., de overige werkdagen 5 u.; van Amsterdam (Beerebijt) naar Leiden dagelijks 's middags 2 u. uitgezonderd de Zondagen. postbusligtingen aan de Lakenhal, Katoenfabriek en op de Nieuwstraat: 'smorgens te 8 u., 'smiddags te 12 u., 'snamiddags te 3 u.45m.. 'savonds te 8 u. 10 ra. Oo»t-Indische Landpost. Over Southampton, 1 en 17; over Triest, 7 en 23over Marseille9 en 25 van elke maand. Rijlis-Telegraaf. Werkdagen van 912 en van 27 uur. Zondag van 27 unr. Spoorweg-Telegraaf dagelijks van sm. 8 u.9 u. 30 m. av. Zittingen van bet Gemeentebestuur. Gemeenteraad op onbepaalde tijden. - Burgemeester en_ Wethouders, Maandag en Donderdag te 11 uur. Commissie van FabricageDingsdag te 12 uur. - Burgemeesterdagelijks te 10 uur. - Bureau der Plaatselijke Secretarie is open dagelijks van 104 uar. - Thesaurie, dagelijks van 102 uur. Be Gemeente- Architect is te spreken te zijnen huize op den Ouden Singel'smorgens van 910 uur. Kante-order Plaatselijke Accijnsen, dagelijks van 81 uur en van 36 uur; der In- en Uitgaande Rechten en Accijnsen dagelijks van 9—1 uur en van 36 uur; van 'sRijks Directe Belastingen, Maandag, Dingsdag, Woensdag en Donderdag van 92 Ullr. van Zegel, Registratie dagelijks van 84, van de Hypotheken en het Kadaster, van 94 unr. Naar men zegt zou bet plan bestaan om de boomen op de Hooigracht te rooijen. Het is mijn oogmerk niet om de vraag op te werpen of de stad hierdoor ook van een harer sieraden beroofd zou worden want wat den een sieraad noemtont siert volgens den ander; evenmin of de boomen ook dezen of genen hinderlijk zijn in het uitoefenen van zijn beroep, want dit bewijst nietdat het voor het algemeen wensehelijk is dat de boomen gerooid wordenmaar slechts, dat zoo iemand een slechte werkplaats voor zijn bezigheden heeft uitgekozen noch ook of de noodzakelijkheid om het licht wat vroeger te ontsteken, dan elders noodig is, als een wezen tlijk bezwaar kan gelden. Maar ik wilde, naar aanleiding van dit bijzon der geval, onderzoeken, of in het algemeen het planten van boomen in de steden voor de gezondheid der inwoners voor- deelig of nadeelig moet geacht wordenindien dan anderen die met mij van gevoelen verschillen, insgelijks de gronden voor hunne meening ontwikkelen dan kan ook in dit opzigt door wrijving van gedachten de waarheid aan het licht komen en zoo zal het planten of rooijen van boomen niet meer be hoeven aftehangen van den smaak of het belang van bijzondere personen maar zal de vraagwat er behoort te geschieden tot het welzijn der inwoners, op grond van wetenschap en er varing, beslist kunnen worden. Gewoonlijk voert men als grieve tegen het plaatsen van boomen aandat dit de woningen somber en vochtig en hierom nadeelig voor de gemoedsstemming en de gezondheid der bewoners maaktlaat ons zien wat hiervan zij. Wanneer wij de boomen beschouwen met betrekking tot het zonlicht, dan hebben wij tevens op de hiermede gepaard gaande warmte te letten. Licht wekt leven, zegt men, en dit 18 zoo; maar gelijk alles, wat op zich zelf goed is, slechts nuttig is wanneer het matig genoten wordt en schadelijk wordt bij onmatig gebruik, zoo is dit ook met licht en warmte. Ga °p een heeten helderen zomerdag op onbeplantebreede stra ten i het licht werkt immers verblindend op uwe oogen en de bewoners zijn vaak genoodzaakt, door het sluiten derblindeu, bet laten vallen der gordijnenbet uithangen van zonne schermen en dergelijke hulpmiddelen het felle licht buiten te sluiten, zoodat zij, in plaats van in het licht, in het duister zitten. Gelukt dit nu ook met het lichtde warmte laat zich niet zoo gemakkelijk verdrijven en de deuren en vensters be ginnen weldra zoo heet te worden en zooveel warmte aan de vertrekken medetedeelendat men blijde is wanneer de zon neschijn door de avondschemering vervangen wordtwant dan begint men eerst te levenKom nu op straten die met boo men beplant zijnde wandelaar zoekt er verademing van de hitte en rust voor zijn overprikkelde oogzenuwen en de bewo ners der huizen verrigten er rustig hunne bezighedenzonder door overmatige warmte of licht lastig gevallen te worden. Maarzegt ge misschiener zijn ook sombere dagen en dan is het onder die boomen zoo droevig en somber en er komt ook een voorjaar en najaar en winter en dan verlangt men zoo naar den zonneschijn! Wat het eerste geval betreft, het is dan zeker donkerder dan op opene straten doch ook daar is de betrokkene lucht zoo weinig opwekkend en geschikt voor fijnen arbeid, dat het nadeel der boomen in dit geval zeker niet opweegt tegen het straks gemelde voordeel. Wat het laatste betreft, dit spreekt, naar het mij voorkomt, juist ten voordeele der beplantingwant dan valt de doelmatigheid der natuurlijke zonneschermen eerst duidelijk in het oog. Im mers, naarmate het jaargetijde minder warm is en men dus meer naar den zonneschijn verlangt, zijn de bladen kleiner of geringer in aantal, terwijl des winters de boomen aan het zonlicht den bijna vrijen doortogt laten. Het tweede aangevoerde bezwaar is - het vochtig worden der huizen. Het is zoo, indien men zich in een digt bosch bevindt, waar geen lichtstraal kan doordringen en geen lucht stroom zich een doortogt kan banen jadaar is de grond immer vochtig en kil; maar dat dit met beplante straten, waar de boomen slechts een betrekkelijk klein gedeelte en dan nog op een bepaalde hoogte innemeneen geheel ander geval is, blijkt genoegzaam uit het spoedig opdroogen van straten

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1861 | | pagina 1