gezant te Petersburg. Bovendien zullen van het te Berlin ge
accrediteerd corps diplomatiek te Koningsbergen verschijnen
Voor Rusland de baron Budberg; Oostenrijk graaf Caroly;
voor Nederland baron Schimmelpenninck van der OijeBelgie
baron Nothomb; Engeland lord Loftus; Hanover baron Reit-
zenstein; Zweden en Noorwegen baron Jaerta; Sardinië graaf
LaunaySpanje markies de la RiberaDenemarken de kamer
heer von Quaade; Beijeren graaf Montgelas; Baden de baron
von Marshall; Griekenland de baron Sina Sicilië prins Carini
de Porte Aristarchi-Bey en Noord-Amerika de heer Judd.
Men verneemt dat het aantal deelnemers aan den groo-
ten optogtwelke zal gehouden worden bij gelegenheid van
's Konings plegtigen inkomst binnen Berlijnalleugs grooter
wordtzoodat de stedelijke regering steeds meer moeite onder
vindt om de zaak naar eisch te regelen. De studenten der
universiteit hebben insgelijks het voornemen te kennen gege
ven om zich daarbij aantesluitenhet aantal arbeiders in de
fabrieken van stoom- en andere werktuigen die zich hebben
aangemeld, bedraagt over de 10,000, de schoenmakers ruim
5000 en van andere takken van handwerk is het aantal ins
gelijks zeer groot.
Het feest der Stendendat Woensdag te Koningsbergen
in de daartoe rijk versierde en helder verlichte zalen plaats
had, was zeer schitterend. De Koning en de Koningin ver
schenen te ure en werden met fanfares der muzijk ontvan
gen. De Koningin opende met den aartshertog Lodewijk van
Oostenrijk, de Koning met de groothertogin van Weimar, het
bal. Voor HH. MM., het hof, de voorname vreemdelingen en
de Ministers was op een verhevenheidwaarvan de achtergrond
het kasteel Babelsberg vertoonde, een souper aangerigt. Graaf
Dobna-Lauck bragt een toast op HH. MM. uit, die te 111
ure de zaal verlieten, terwijl alle aanwezigen het Pruissische
lied: //Heil Oir im Siegerkranzzongen.
De luister der krooningsplegtigheid te Koningsbergen
gaat alle beschrijving te boven. Nadat de krooning in de kerk
van het kasteel had plaats gehad begaf zich de kroonings-
stoet Vrijdag middag naar de troonzaalwaar de kardinaal Geissel,
uit naam der katholieke geestelijkheid, en vorst von Solms
Lichuit naam des lands, dadelijk een aanspraak hebben ge
houden. De Koning begaf zich vervolgens op het balcon van
het kasteel en hoorde, omringd van het geheele hof, de Mi
nisters, de genoodigde getuigen, de aanspraak der presiden
ten der beide kamers en van graaf Dohna Lauck, als ver
tegenwoordiger van de standen. De Koning antwoordde hierop
bet volgende:
//Door Gods genade dragen de Pruissische Koningen sedert
160 jaren de kroon. Nadat de troon omringd is van instel
lingen welke aari den tegenwoordigen tijd passenbestijg ik
dien. Maar gedachtig dat de kroon alleen van God komt, heb
ik door de krooning op een gewijde plaats te kennen gege
ven dat ik die in ootmoed uit Zijn hand heb ontvangen. De
gebeden mijns volks, ik weet dit, hebben mij bij deze plegtige
handeling omgeven'opdat de zegen des Almachtigen op mijn
regering moge rusten. De toegenegenheid en liefdewelke mij se
dert mijn troonsbestijging bewezen zijn, en mij nog zoo even
op hartverheffende wijze werden betuigdzijn mij een waar
borg, dat ik onder alle omstandigheden op de trouw, op de
liefde en bereidvaardigheid tot offers van mijn volk kan reke
nen. In vertrouwen hierop heb ik het oud gebruikom van
de onderdanen een eed van trouw te vorderen, laten varen.
De zoo heugelijke bewijzen van liefde en toegenegenheidwelke
mij onlangs bij een betreurenswaardige gebeurtenis ten
deel zijn gevallen, hebben voor die trouw luide gesproken.
De Voorzienigheid moge hel dierbare vaderland nog lang de
zegeningen des vredes deelachtig doen zijn. Voor de gevaren
van buiten zal mijn dapper leger het behouden. Voor binnen-
landsche gevaren zal Pruisseu bewaard blijvenwant de troon
zijner koningen staat pal, indien de eendragt lusscheu Koning
en volk, waardoor Pruissen groot geworden is, blijft bestaan.
//Zoo zullen wij op den weg van het bezworene recht de
gevaren van een bewogen tijd en alle dreigende stormen kun
nen weerstand bieden. Dat geve God!"
Al de maatregelen zijn door de militaire autoriteiten ge
nomen, om aan den Koning der Nederlanden Zaturdag de
verschuldigde eer te bewijzen. Aan de stations te Charleroi en
Namen zal de Koning door de militaire gouverneurs en de
officieren van het garnizoen worden begroetterwijl een bataillon
infanterie en een escadron cavallerie in bataille voor de sta
tions geschaard zullen staan.
Omtrent de feesten te Luik is het volgende programma vast
gesteld: Vrijdag te 3 ure des namiddags komen de Koning,
de Hertog en de Hertogin van Brabant aanzij worden door
de autoriteiten aan het station opgewacht en naar het paleis
geleid. Des avonds galavoorstelling in den schouwburg. Zatur
dag ochtend groote wapenschouwing over de burgerwacht en
het garnizoen. Te 7 ure des avonds aankomst van den Koning
der Nederlanden. Koning Leopold met den hertog en den
hertogin van Brabant wachten hem aan het station op. Alle
autoriteiten begeven zich mede derwaarts. Na de voorstelling
der verschillende personen begeeft zich de stoet naar het pa
leis, waar een diner van "50 couverts plaats heeft. Te 10 ure
zal aan HH. MM. een serenade bij fakkellicht worden aange-
geboden door het genootschap la Legia en het muzijkcorps
der guides. De studenten der hoogeschool zullen in corpore
de serenade bijwonen. Het vertrek van den Koning der Ne
derlanden is op Zondag ochtend vastgesteld. Men verwacht
dat de Koning der Nederlanden Zaturdag de voorstelling in
den schouwburg zal bijwonen opdat de bevolking de gelegen
heid hebbe een blijk te geven van de vaderlandslievende ge
voelens, welke de bijeenkomst der beide vorsten haar inboezemt.
Reeds worden te Luik cocarden met de Nederlandsche en
Oranje-kleuren te koop aangeboden.
De generaal Lahure en de majoor de Eicquelmont zijn door
den Koning belast om den Koning der Nederlanden te Mau-
benge te gaan begroeten en naar Luik te vergezellen.
De Moniteur bevat eene circulaire van den minister de
Persigny, gedagteekend 16 October, over de noodzakelijkheid
om de niet erkende weldadigheids-maatschappijen te brengen
onder de bepalingen der wet. De heer de Persigny erkent de
weldaden door die maatschappijen verspreid. Van de vereeni-
ging der vrijmetselaren sprekendezegt hij dat die vereeniging
toont bezield te zijn door een vaderlandsliefdewelke bij
elke belangrijke gebeurtenis is gebleken. Sedert langen tijd
heeft zij geen reden lot ernstige klagten aan de overheid ge
geven met uitzondering van de organisatie van haar centraal
bestuur, waarvan de wijze van verkiezing aanleiding kan geven
tot naijver tusschen de verschillende loges en daardoor haav
goede verstandhouding te storen deze zou eenige wijziging
vereischeu. Het is goeddat haar bestaan erkend worde. De
Minister beaamt, dat de plaatselijke vereenigingen van St.
Vincentius de Paulo veel goeds hebben gesticht, maar hij
betreurt, dat de provinciale comités onder den schijn om de
pogingen der verschillende afdeelingen aan te moedigen, haar
van het recht berooven om hun bestuurders te kiezen en
aan al de vereenigingen van een provincie haar gezag opdriu-
genom haar tot werktuigen te doen dienen van een denk
beeld, dat aan de weldadigheid vreemd is. Betrekkelijk
het hoofdbestuurdat te Parijs zitting houdtzegt de
Minister, dat de regering het bestaan niet kan goedkeu
ren van een soort van comité, dat door de plaatselijke ver
eenigingen niet is gekozenuit eigen gerecht zijn leden
kiest en zich het recht toekent om vereenigingen te besturen
om daarvan een soort van geheim genootschap te vormen
dat zijn vertakkingen tot buiten Frankrijk uitbreidten dat
van de vereenigingen gelden in ontvang neemtwaarvan het
gebruik onbekend is. Zoodanige organisatie is onverklaarbaar
in het belang alleen der weldadigheid, en het is onnoodigdat
geachte en weldadige mannen te Lyon, Marseille en Bordeaux
van Parijs instructien ontvangen. De wet, welke zoodanige
vereenigingen verbiedt, is reeds te lang geschonden, weshalve
de Minister de prefecten uitnoodigt om onverwijld in den
wetteliiken vorm die vereenigingen te erkennen. Indien zij
den wensch te kennen geven om te Parijs een centrale ver
tegenwoordiging te hebben dan moeten de prefecten dit ver
langen aan den Minister mededeelen en de Keizer zal een be
sluit nemen omtrent de grondslagen en de beginselenwaarop
zoodanige centrale vertegenwoordiging zal worden toegelaten.
Tot dien tijd moeten de prefecten alle bijeenkomsten verbie
den van een centraal of provinciaal opperbestuur en zijn ont
binding bevelen.