Binnenlandsch Nieuws.
land nog meer dan aan Leiden: de vrijheid van het geweten.
Kent men die weldaad in al de kracht, den rijkdom en de ze
geningen, die hij omvat? Men behoort die te kennen, om ze
te kunnen waardeeren en te waardeeren om ze dankbaar te
erkennen, 't Is zeer te betwijfelenof men in Nederland die kennis
algemeen aantreft't is veeleer te betreuren, dat men van die vrij
heid van het geweten zich zooveel valsche en onjuiste begrip
pen vormt en onder hare leus zoo veel wat onedel is en naar
dwang gelijkt, zich openbaart. In onzen tijd van vooruitgang
past men de kritiek zeer juist en hoogst nuttig met onverbid
delijke gestrengheid toe op alles, wat een grondslag van waar
heid op het gebied der wijsgeerige beschouwingen uitmaakt;
die kritiek mogt zich in hare hooge beteekenis wel eens
meer bemoeijen en invloed uitoefenen op de waarheid in
het leven. De vrijheid van het geweten heeft nog geen vol
doende waarborgen voor die haar eischt, dat zij onvoorwaar
delijk wordt geëerbiedigd. Er is een heerschappijdie ook op
haar drukt, - van gezag, van overlevering, van geboorte of
van geld. - Zoodra elk gevoelen zich vrijelijk kan uiten en
er niet om wordt gedeerddan wanneer de perken der wet
overschreden, zoodra ieders godsdienstig gevoel, in welken
vorm ook uitgedrukt, als de vrucht van zijn consciëntie wordt
geëerbiedigd, zoodra in maatschappij en huisgezin naar het
geweten, als de stem van God in het hart, wordt gehoord
en gehandeld is de vrijheid des gewetens gekomen tot haar
recht en de 3de October 1574 blijft steeds voor Nederland
gedenkwaardigomdat het verboddat de Leidsche Regering
den 13 Julij 1573 gaf, onnoodig is geworden //iemand ter
oorzake of ten aanzien van andere religie te lasteren of met woor
den of werken te misdoen of te miszeggen."
Z. M. heeft benoemd tot rechter in de arr.-rechtbank
te Alkmaar Mr. P. van Bemmelencommies bij het departe
ment van Justitie; tot commies der posterijen 2de klasse A.
N. Wentholst en der 3de kl. D. van der Voort Maarschalk,
en tot surnumerair M. G. Engelhart; voorts tot tijdelijk secre
taris der commissie voor de staatsspoorwegen Jhr. G. J. G.
Klerck, lsten luit van het corps ingenieurs, mineurs en sa-
peurs, alsmede tot ontv. der dir. bel. en acc. te Breukelen
A. Engelenburg, en te Utrecht Jhr. L. Sterns; tot ambtenaar
van de 2de klasse de kand.-ambt. P. J. van Berckel, P. J.
G. Rutten en A. Thesingh.
Het Hoofdstuk voor de begrooting voor 1862 (Justitie)
is geraamd op 2,993,327,60 of f 31,000 meer dan voor
1861 en f 163,846,49 meer dan in 1860 uitgegeven is. De
uitgaven voor gerechtskosten in strafzaken zijn gedurende 1860
niet Onbelangrijk verminderdvermoedelijk voor een gedeelte
het gevolg van de aanschrijving betrekkelijk de dagvaardin
gen. De Minister zegt in zijn verwachting teleurgesteld te
zijn om een wetsontwerp tot regeling der rijks-politie in
gereedheid te kunnen brengen voor de kennisneming der
Vertegenwoordiging over de begrooting van 1862. Hij is
daarin verhinderd geworden door de veelvuldige en veel
omvattende werkzaamheden nog steeds verbonden aan de
invoering der nieuwe rechterlijke inrigting. Hij meent echter
de gegronde hoop te kunnen koesterendat in de Zitting van
186162 het oordeel der Vertegenwoordiging over zoodanig
ontwerp zal kunnen worden ingeroepen. De Regering houdt
zich voorts bezig met de herziening der bepalingen nopens
het beheer der gevangenissenmet wat daartoe behoort, ter
wijl voorts bij circulaire van 19 Maart jl. is bepaald, dat het
toezigt over het onderwijs in de gevangenissen zal blijven
toevertrouwd aan het gevangenisbeheer, onder oppertoezigt
van den Minister van Justitie, en dat dus de uitoefening: van
dat toezigt door de commissiën en ambtenarenbij de
wet van 1857 met het schooltoezigt belast, voor zooveel het
krachtens die wet moet plaats hebben vervalt. Wijders wor
den breedvoerige mededeelingen gedaan nopens den invloed
der wet van 29 Junij 1854, op het afnemen der criminele
en het toenemen der correctionele straffenen de maatregelen
die daaruit met betrekking tot de gevangenissen en haar be
volking zijn genomen. Het gebruik van cellulaire rijtuigen
tot vervoer van gevangenen zal in het volgend jaar uitgebreid
worden. De post gebouwen is met 60,356,00 verhoogd.
Eerstdaags ziet men bij de Tweede Kamer der Staten-
Generaal de aanbieding te gemoet van het wetsontwerpwaarbij
het tijdstip van invoering der nieuwe Rechterlijke Inrigting van
1 Januarij 1862 tot 1 Januarij 1863 wordt uitgesteld. (Dat
wetsontwerp was in de Troonrede toegezegd).
Eenige maanden geleden maakte zekere G. E. te Nij
megen kennis met den persoon van P. F. H. Reugersaan
wien hij verhaalde, dat zijne vrouw nog een pretentie had
ten laste van een in den Haag woonachtig heer, aan wien zij
voor haar huwelijk eenige gelden ter leen had verstrekt. Daar
de positie van E. nu niet van de gunstigste waswenschte hij
gaarne pogingen in het werk te stellen die gelden terug te
erlangen, doch bij zijn onbekendheid in den Haag zag hij
daartoe geen kans. Reugers wist echter raadzeide hem dat
hij een vriend in den Haag had, wiens vrouw den bewusten
héér kende, en stelde hem voor derwaarts te vertrekken. E.
stemde daarin toe, stak zijn kapitaal, nog groot 300, bij
zich en vertrok met den dienstvaardigen vriend Reugers per
stoomboot naar Rotterdam. Het spreekt van zelf, dat E. de
passage op de boot en de vertering voor Reugers betaalde.
Na een paar dagen E. Rotterdam te hebben laten bezigti-
genaltijd ten koste van E., vertrok Reugers met hem naar
'sHage, alwaar de vriend zou zijn, die E. zou helpen het
door zijn ega geleende geld terugtekrijgen. In de residentie
aangekomen namen onze beide reizigers hun intrek in een
logementdaar de bewuste vriend moest worden opgezocht
en Reugers zeker zijn woonplaats had vergeten. Eindelijk werd
vriend Reinders gevondenen die kennismaking werd gevolgd
door een uitstapje naar Scheveningenwaarbij alweder E. de
tractant was, en het zoo vrolijk schijnt te zijn toegegaan, dat
vriend Reinders in een eenigzins opgewonden stemming ge
raakte en men genoodzaakt was met rijtuig naar de woning
van Reinders terugtekeeren. Aldaar aangekomen bleef E. daar
dineren, waarvoor hij aan de vrouw van Reinders 40 cents
betaalde en als cadeau een naaikistjedoor hem te Scheve
ningen gekocht. Na het gebruik van een kop thee viel E. in
slaap; bij zijn ontwaken waren Reugers en Reinders vertrok
ken, zoo het heette om zich te laten scheren, doch nader
bleek ookniet zonder ruim 4 uit den broekzak en drie
bankbilletten ieder a 60 uit den jaszak van E. te hebben
medegenomen. E. liep radeloos he.n overal zoeken, maar zijn
beide vrienden kwamen maar van dat scheren niet terug,
zeker in het bewustzijn reeds genoeg geschoren te hebben.
Den volgenden dag werden onze beide gedienstige geesten
echter door de policie aangehouden en het gevolg daarvan
was, dat het Provinciaal Gerechtshof hen ieder tot 5 jaren
tuchthuisstraf veroordeelde.
Reinders berustte in zijn lot, doch Reugers scheen niet te
vreden te zijnalthans hij voorzag zich in cassatie en Dings-
dag is zijn zaak bij den Hoogen Raad behandeld. De heer
Mr. de Ranitz droeg namens den requirant de middelen
van cassatie voor en lichtte ze toe, zullende het O. M. op
een naderen dag zijn conclusie nemen.
De heer Lehmannscheepsbouwmeester te Rotterdam
is door het Japansche gouvernement voor den tijd van drie
jaren in dienst gesteld, om in dat rijk een marinewerf in
te rigten en tevens onderwijs in den scheepsbouw te geven.
De heer L., die in den loop der volgende maand naar zijn
bestemming zal vertrekken, is een Duitscher van geboorte,
heeft geruimen tijd in Noord-Amerika doorgebragt en was
laatstelijk aan de werven van de heeren van Hoboken te
Rotterdam werkzaam.
Als een groote zeldzaamheid wordt medegedeeld, dat
thans te Wageningen woont zekere weduwe Hei, die den
ouderdom van 98 jaren heeft bereikt en uit haar eerste hu
welijk nog een zoon van 81 jaren in leven heeft. Beiden be-
hooren tot de min gegoede klasse en bevinden zich nog in
volmaakten welstand.
De Thermometer van Fahrenheit teekende alhier Woens
dag des namiddags te 5 uur 65°, des avonds te 8 uur