N». 418.
Dingsdag 9 Julij.
A°. 1861.
Orer het gebruik van den eed ln staatkundige
burgerlijke en rechtszaken.
DAGBLAD.
Deze Courant verschijnt eiken dag, be
halve Zon- en Feestdagen, en kost voor
Leiden 1.9B, en franco per post 2.80
in de drie maanden.
De prijs der Advertentiën is voor eiken
regel Zes Cents, behalve 35 Cents zegel
recht, voor elke plaatsing. Afzonderlijke
Nommers Vijf Cents.
Spoortreinen van Leiden naar 's Gravenhage, Delft, Schiedam en Rotterdam te 9 u. 42 m.; 12 u. 5 m.; 3 u. 9 m.; 6 u. 9 m.; 9 u. 9 m. Naar
Haarlem en Amsterdam te 8 u. 26 m.; 10 u. 58 m.; 1 u. 8 m.; 4 u. 58 m.; 9 u. 13 m.
Stoomboot van Leiden (Ligplaats Haven) naar Amsterdam, Maandag ochtends 3 u., de overige werkdagen 5 u.; van Arasterdam (Beerebijt)
naar Leiden Maandag 's middags 2| u. Overige dagen 3 u.
Postbusligtingen aan de Lakenhal, Katoenfabriek en op de Nieuwstraat: 's morgens te7 u. 30 m 'smiddags te 12 u., 'snamiddags te 3 u. 45 m..
'savonds te 8 u. 15 m. Oost-Indische Landpost. Over Southampton, 1; over Triest, 6; over Marseille, 9 van elke maand.
Rqks-Telegraaf. Werkdagen van 912 en van 27 uur. Zondag van 27 uur. Spoorweg-Telegraaf dagelijks van sra. 7 u. 30 m.10 u. av.
Zittingen van het Gemeentebestuur. Gemeenteraad op onbepaalde tijden. - Burgemeester en WethoudersMaandag en Donderdag te 11 uur.
Commissie van FabricageY) ingsdag te 12 uur. - Burgemeester, dagelijks te 10 uur. - Bureau der Plaatselijke Secretarie is open dagelijks van 104
uur. - Thesaurie, dagelijks van 102 uur. De Gemeente-Architect is te spreken te zijnen hnize op den Ouden Singel, 'smorgens van 910 uur.
KantGor der Plaatselijke Accijnsen, dagelijks van 81 uur en van 36 uur; der In- en Uitgaande Rechten en Accijnsen
dagelijks van 91 uur en van 36 uur; van 'sRijks Directe Belastingen, Maandag, Dingsdag, Woensdag en Donderdag van 92
uur; van Zegel, Registratie dagelijks van 84, van de Hypotheken an het Kadaster, van 94 uur.
Eenigen twijfel opwerpende betreffende de wettigheid en het
nut van het bezigen van den eed, stellen wij ons zeer zeker
aan een verwijt bloothetwelk reeds sedert lang ons belette
de pen ter hand te nementen einde onze denkbeelden over
dat punt medetedeelen.
//Ziedaar," zal men zeggen//een nieuwe mokerslag toege-
bragt aan vereerenswaardige en vrome overblijfselen van ver
vlogen eeuwen! Het is vernielingszucht, hervormingszucht.
Watden eed aanvallenIs er iets voor de zamenleving meer
noodig, meer geheiligd? De afbreker of omverwerper kan niets
anders zijndan een man zonder beginselen en zonder ge
loof."
Het tegendeel is echter waar. Juist omdat wij in den streng-
sten zin van het woord christelijke beginselen belijden en een
geloof bezitten dat ons de gehoorzaamheid aan Gods woord
oplegtzoo gelooven wij het werk der hervorming voorttezet-
ten, door aan het openbare oordeel en vooral aan ernstige,
rechtschapene en verstandige mannen te vragenof er geen
hervorming te brengen zou zijn in de tot in oneindigheid
vermenigvuldigde gewoonte van den eed."
In de eerste plaats leert de Heilige Schrift wat bevestigd
wordt door de ondervinding, dat er geloovigen en ongeloovi-
gen zijnmenschen overtuigd van het bestaan van een per
soonlijkalomtegenwoordig God, die door zijne voorzienigheid
in de wereldsche zaken tusschen beiden treedt en de Opperste
Rechter zijnde van ieder sterveling, den grooten dag der ver
gelding voorbereidt- en menschen wier gevoelens in gods
dienstige of kerkelijke zaken tot in het oneindige verschillen,
van het stoute materialisme af tot de winst of voordeel be-
oogende Godsvereering toe. Daar echter aan de overheid niet
opgedragen iszich van de mate van geloof van ieder in het
bijzonder te overtuigen of te vergewissen zoo volgt daar nood
wendig uildat men van het meerendeel der burgersden eed
eischende, een handeling vordert, die slechts een gedeelte
hunner in waarheid kan volbrengen; en dat bij gevolg, wan
neer het voor het eene gedeelte eene godsdienstige handeling
is, het voor de anderen een schijnheilig bedrijf, een zonde of
overtreding is, omdat zij den naam Gods noodeloos gebruiken
of bezigen.
Wat valt er dus te denken van de wettige verpligting, die
den materialist, den pantheist en hem, die van zijn goud of
buik zijn god maakt, noodzaakt, om zijne overtuiging geweld
aantedoen op hetzelfde oogenblikdat men een beroep op
hem doetom een waarachtig getuigenis van hem te ver
krijgen
Men zal zeggendes te erger voor henwanneer zij on-
geloovig zijn en dat gaat den wetgever niet aan. Ze hebben
eenmaal hunnen cathechismus geleerdzooveel te erger voor
hen, wanneer zij daaraan niet meer gelooven de maatschappij
heeft zich daarom niet ongerust te maken.
Maar waarom bemoeijen zich dan de maatschappij en hare
wetgevers toch met het geloof der burgers en doen zij er een
beroep op, wanneer zij er zich niet mede willen bezig hou
den. Dit immers is al te gemakkelijk.
Daarenboven wij moeten anderen niet doenwat wij niet
zouden wenschen, dat ons gedaan werd. Dus wanneer mijn
buurman niet gelooft aan de goddelijke tusschenkomst in de
wereldsche zakendan wil ik evenmin dat hij eene handeling
of daad in dien zin pleegt, als ik, die voor mijne gelukza
ligheid niet aan de tusschenkomst der heiligen geloof, wil
dat men mij bij of in hun naam doe zweeren. Zoo ik het
ongeloof, de godloochening en alle dwalingen die den mensch
van zijn God verwijderenook al verafschuwzoo ben ik
toch verpligt, de dwalenden lief te hebben, hun geluk te be-
geeren of te wenschen en daartoe bijtedragenzooveel in mijn
vermogen is. Daar ik nu weet, dat niets den ongeloovige tegen
ieder bepaald geloof sterker inneemt, dan de verpligting, om
zich te onderwerpen aan uitwendige of zichtbare handelingen
die bepaald geloof insluiten of doen veronderstellenzoo wil
ik dat zij ook van den eed zullen verschoond zijn.
Laten wij het ronduit verklaren, het gebruik van den eed,
aan ieder burger toegestaan in voorkomende gevallenis een
der gevolgen van de dwaling, die zoolang de kerk aan de
wereld en de wereld aan de kerk heeft gelijk gesteld. De wet,
veronderstellende dat, daar alle burgers gedoopt waren en hunne
belijdenis hadden afgelegd, zij ook noodwendig allen Chris
tenen moesten zijn, heeft aan allen dezelfde verpligting opge
legd, om behulpzaam te zijn in de ontdekking der waarheid.
Tegenwoordig wordt het dag over den staat van godsdienstig
heid of ongodsdienstigheid van ieder land. Niet alleen vertoo-
nen zich daar verschillende godsdienstbelijdenissen maar
lijk leggen ook burgers of personen belijdenis af vanJ^jinse-