Buitenlandsch Nieuws. deelen. Columbus met gevolg. Vasco da Gama en togtgenoo- ten. Een deputatie Amerikaansche wilden. 8®. Allegorische voorstelling van het ontstaan der vrijheid van denken. Heden Maandag had de aangekondigde installatie plaats van den heer Mr. W. C. D. Olivier als rechterplaatsvervan- ger in de arr.-rechtbank te Leiden. De openbare zitting, die door advocaten, procureurs en notarissen werd bijgewoond, door den fungerenden Voorzitter, Mr. J. van Outeren geopend zijnde, werd de nieuw benoemde rechter-plaatsvervanger door den griffier binnengeleiddie voor de tafel plaats nam. De officier van Justitie, Mr. F. Pont, requireerde de voorlezing der acte van benoeming en eedsaflegging door den griffier en ver volgens de plegtige installatie, waaraan voldaan zijnde nam de Voorzitter het woord, om de plegtigheid te laten voorafgaan door de opmerking, dat sedert de laatste twintig jaren door den dood geen der leden van de rechtbank, der ambtenaren van het parquet en van de griffie waren weggenomen- maai de onderscheiden veranderingen zich kenmerkten door het openen van ruimer en hooger werkkring voor hendie hun nen plaatsen aan anderen hadden ingeruimd. Met leedwezen vermeldde de fung. Voorzitter, dat de President Mr. C. J. Luzac door ongesteldheid gedurende een tweetal maanden verhinderd was zijne gewigtige betrekking waartenemen maar betuigde zijn blijde hoop, dat weldra de Voorzittersstoel door hem weder zou worden ingenomen. Vervolgens het woord rig- tende tot den nieuw benoemde, prees hij hem als een kundig en onafhankelijk man, verzekerde hem van de vriendschap der leden en verklaarde te rekenen op zijne bereidwilligheid, om wanneer het noodig was zijn bijstand te verleenen, - waarop die heer werd verklaard plegtig te zijn geïnstalleerd. De heer Olivier gaf daarop de verzekering van zijn ernstige zucht, om de hem opgedragen taak naar eisch te vervullen schetste het ge- wigt van het rechterambt en beval zich aan in de vriendschap der leden- waarna de zitting werd opgeheven. Het Bataviaasch Handelblad behelst het volgende berigt: Omtrent de gevolgen der overstroomingen op Java zijn thans nadere bijzonderheden bekend geworden, waarvan men zeggen kan, dat zij geruststellend zijn, in vergelijking van wat men vreesde. Het verlies aan menschenlevens is zeker ^eer grootmaar er is reden te verwachtendat de bevolking zich van de geleden rampen in betrekkelijk korten tijd zal herstellen. Om een mogelijk gebrek te voorkomen, heeft de Regering de rijst gedurende dit jaar van invoerrechten vrij gesteld terwijl de Gouvernements-commissaris verschillende maatregelen heeft genomen om in de geteisterde landstreken den kleinen man de gelegenheid te geven tot verbetering van zijn lot. Zoo zal het herstel der bruggen en andere werken, die door het water verwoest of beschadigd geworden zijn tegen betaling geschieden en niet bij wijze van onbetaalde heeren- dienst. Trouwens, dit laatste ware het toppunt van onrecht vaardigheid geweest. Mogten deze maatregelen blaken onvol doende te zijn, dan zal het gouvernement zijn pligtom in den nood dezer ongelukkigen te voorzien, zeker niet verzui men. Want gelyk wij reeds vroeger opmerkten, waar een re gering aan de ingezetenen van een land van de vruchten huns arbeids slechts zooveel laat behoudenals zij strikt noodig hebben om in hunne eerste levensbehoeften te voorzienis zij ongetwijfeld verpligthun dat strikt noodige te waarbor gen, wanneer zij het door rampen van hoogerhand hebben verloren. De Thermometer van Fahrenheit teekende alhier Zatnr- dag namiddag te 5 uur 65°, te 8 uur 58°, te 10 uur 58°, Zondag morgen te 6 uur 58®, te 8 uur 64°, te 12 uur 68°. 's namiddags te 2 uur 70°, te 5 uur 67", 's avonds te 8 uur 63, te 10 uur 58°. Heden Maandag, 's morgens te 6 uur 49", te 8 uur 59°, te 12 uur 63°, 's middags te 2 uur 65® te 4 uur 64. Diplomatieke berigten te Parijs ontvangen behelzen dat de Russische regering zich genoodzaakt ziet hare troe pen die zij in Polen had geconcentreerdvan daar terug te ontbieden, omdat zij die in de Russische binnenlanden wegens de beweging onder de boereu noodig heelt. Men begon ook te Warschau eenige verzachting in de strenge maatregelen optemerken. De Engelsche dagbladen bevatten een depêche van den vorigen gezant der Unie te Parijs, den heer Faulkner, aan den Minister van Buitenl. Zaken te Washingtonbetreffende een onderhouddat hij nopens de erkenning der afgescheiden staten heeft gehad nret den heer Thouvenel. Uit dat stuk blijktdat de heer Thouvenelgevraagd naar Frankrijks voor nemen ten aanzien dezer aangelegenheid, heeft verklaard, dat de Fransche regering in dergelijke kwestien nimmer met voor barigheid te werk gaat en dat zij het behoud der Unie zoowel wenschelijk acht voor het Noorden en het Zuiden als in het bij zonder belang van Frankrijk, maar dat evenwel niet uit het oog mag worden verlorendat het volkenrecht thans als beginsel heeft aangenomendat de nieuwe regeringen recht hebben op erkenning, wanneer de vereischte voorwaarden tot die erken ning aanwezig zijn. Hieruit kan men dus zien, dat de Fran sche regering tot erkenning overhelt. Het orgaan der Engelsche regering behelst eene schets van de gedragslijn die Engeland behoort te volgen ten aan zien der vraag over de erkenning der Zuidelijke confederatie van Amerika. Die erkenning is in het handelsbelang van En geland daar het Zuiden den vrijen handel en de onzijdigheid van de Mississippi aanbiedt, voordeelen welke niet gering te schatten zijn, vooral als men in aanmerking neemtdat daarte genover staat het beperkend handelstarief van Noord-Amerika, Maar er zijn nog hoogere belangen dan die van den handel het zijn die der menschheid en deze verzetten zich tegen de erkenning der Zuidelijke coufederatieomdat alle de ge varen, waarmede ze de slavernij bedreigd waande, haar tot de scheuring bewogen. Het Zuiden verklaart in zijne organieke wetten de slaven voor niets meer dan lastdieren en bij ge volg ongeschikt om maatschappelijke en staatkundige rechten uitteoefenen. Dit stelsel nu wil het Zuiden niet alleen duur zaam makenmaar ook verder uitbreiden en zoo iets stuit de Engelsche Natie al te zeer tegen de borst. De erkenning der Engelsche regering zou dus de Natie onwaardig zijn. Ongeveer 15 jaren geleden verloor zekere dame X. te Parijs, die tot eene zeer goede familie behoorde, een aan zienlijk fortuin bezat en bij groote schoonheid een zeer ont wikkelden geest hadharen echtgenoot dien zij vuriglijk be minde. Van dat oogenblik vatte zij een vreemd besluit, dat zij tot het einde toe volhield met eene standvastigheid, die haar vastberaden karakter genoegzaam deed blijken. Zij zon derde zich namelijk vrijwillig van de wereld af en sloot zich in hare slaapkamer op, die in eene cel was herschapen. Zij liet zich haar voedsel, kleederen en wat zij verder behoefde in eene kleine voorkamer brengenvan waar zij ze dan haalde, Aan hare cel, die op den boulevard Saint Martin uitkwam, had zij een tralievenstertje laten makenwaardoor zij met hare bedienden kon spreken. Waarschijnlijk met het doel om het contrast met hare afzondering nog grooter te maken, hield zij een talrijk personeel bedienden en een allerprachtigst ge meubeld vertrek. Een intendant had het bestuur over het huis en alles ging zijn gang even alsof de meesteres er zelve was, Even dikwijls als vroeger hadden er receptien plaats en even keurige gastmalen werden den genoodigden aangeboden. Mevr. X.correspondeerde dan met hen door het tralievenster, in formeerde naar hunne gezondheid en toonde belangstelling in alles wat hen betrof. Wanneer zij op schrift het een of ander vroegverlangde zij dat men haar briefje steeds tegelijk met haar antwoord teruggaf. Zij gebruikte het soberste voedsel sliep op een schamel bed en reinigde zelve hare cel. En toch had zij eene kamenier, doch de betrekking van deze was slechts eene sinecure; nog nooit had zij hare meesteres gezien en eerst na het overlijden van deze zag zij haar gelaat. Hoewel me vrouw X. genoegzame helderheid van geest scheen te bezitten was er toch zeker eene verwarring in hare geestvermogens, daar zij zich verbeelde dat zij afschuwelijk leelijk was gewor den en dat haar eene oog veel grooter was dan het andere» terwijl zij, integendeel, ondanks haren hoogen leeftijd, een schoon gelaat had behouden. Intusschen is nu het oogenblik gekomen, waarop de ijze ren wil van Mevr. X. moest bukken voor de verveling van een zoo langdurige afzondering. Sedert 48 uren had zij geen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1861 | | pagina 2