7 Welk doendeenz. Binnenlandsch Nieuws. die voor menig industrieel onmisbaar is; de voorwerpen vau eerste levensbehoefte voor den werkman, die door lands- en plaatselijke accijnsen in prijs verhoogen en het loon van den han denarbeid, waaraan de Nijverheid behoefte heeft, in gelijke verhouding doet stijgen. De industrieel wordt ook dan, wanneer de geldelijke last eenigermate gewijzigd en minder drukkend wordt gelegdbe zwaard met een tal van formaliteitenvan regel op regel en van gebod op gebod, die hem gelijk stelt met een onbezoldigd rijksambtenaar, waardoor in het belang van 's Eijks schatkist menige opoffering onvermijdelijk wordt, eene verantwoordelijk heid op hem geladen, meerder kapitalen vereischt, en tot ver zekering van 's Eijks regten een last opgelegd wordt, die in meerdere of mindere mate ondragelijk is voor ieder indus- triëel, die het belang inziet van eene vrije ontwikkeling en be weging der industriewaarbij ook het geheim van het vernuft wordt bewaard. Zoolang de Eegering de Nationale Nijverheid en de daar mede zoo naauw in verband staande takken van handel niet ontlast van het juk, dat zij torscht en dat hare vrije beweging en ontwikkeling belemmert, mag er wel geen sprake zijn om haar de bescherming te ontnemenwaarop zij dubbel aanspraak heeft. 6. Hoe verschillend en uiteenloopend ook het gevoelen zij over den omvang der verpligtingen van den Staat, - dit is zeker, dat de verpligting van den Staat om te zorgen voor voldoend onderwijs door niemand meer wordt in twijfel getrokken. De Nijverheid heeft behoefte aan wel onderwezene werklie den - maar, zoolang de wet tot regeling van het lager onder wijs niet overal met evenveel kracht en klem in werking getreden, gehandhaafd en toegepast is, zoekt men nog te ver geefs naar gewenschte vruchten van het lager onderwijs tot maatschappelijke vorming en tot opleiding voor maatschappe lijke en christelijke deugden. De Nijverheid eischt meer; zij heeft behoefte aan vorming van bekwame werklieden op goedingerigte industrie- en am bachtscholen bij welks bezit de buitenlander een uitnemend middel van concurrentie bezit op het gebied van fabriek- en handwerknijverheid. De opleiding tot wetenschappelijk gevormde industriëelen is in Nederland nog in een onvoldoenden en ge- brekkigen toestandbij vergelijking van hetgeen op Staats kosten buiten onze grenzen in naburige rijken bestaat. Zoo lang de Nederlandsche Staat aan dien billijken eisch niet heeft voldaan, kan van de Nationale Nijverheid niet wor den verwacht, dat zij met de buitenlandsche wedijvert. c. //De beginselen, reeds door de Tweede Kamer bij het vorig wetsontwerp goedgekeurdliggen ook aan de tegenwoor dige voordragt ten grondslag. Heffing naar de waarde, 5 pCt. als bedrag der invoerregtenvrijstelling van grondstoffeneen regt van 2'/j a 3 pCt. voor fabriecaten, die als grondstoffen worden gebruikt en afschaffing van de meeste uitvoerregten - worden ook door dit ontwerp gehuldigd." - 't Ligt niet op den weg der Afdeeling, om die beginselen te verdedigen of te bestrijden, - want zij meent, dat aan de toepassing van die beginselen moet voorafgaan, wat zij tot nu toe heeft beweerd, dat nog moest worden uit den weg geruimd of in het leven geroepen, terwijl dan nog te gelijker tijd de billijke eisch kan worden gedaandat de ons omringende Natiën dezelfde be ginselen huldigen en in toepassing brengen. Ook aan het spreekwoordgoed voorgaan doet goed volgen, is eene voor waarde gesteld, dat voor onvoorzichtig vooruitsnellen behoed zaamheid leert. Voorzeker, het reciprociteitsstelsel is van ver- derfelijken aard als het ten grondslag heeft slechts het eigen belang te bevorderen; - maar, wanneer er van onderlinge welwillendheid en wederkeerig dienstbetoon sprake is, mag wel als eerste voorwaarde gelden, dat de toenadering van weerszijde op ge'ijken voet plaats heeft. Op gelijken voet. Zoolang niet de tollinie, die ons rijk, nog meer dan de grenspalen, van andere rijken scheidtkan opgeheven wordenis het noodig dat de vreemdeling toch al3 de land genoot en deze laatste op gelijken voet als de vreemdeling wordt gesteld, zoodat niet anders dan de grensscheiding het verschil in toestand aanwijst. Van groot belang is bet dusdat daar aan de grenzen van ons grondgebied met strikte eerlijkheid en onpartijdigheid wordt toegezien op het overschrijden van den grens, die ei- ligt, tusschen verschillend grondgebied, 't Meest onberispelijk tarief kan groote nadeelen veroorzaken, als het niet eerlijk wordt toegepast en de Eegering met groote ligtvaardigheid of zonder behoorlijk onderzoek personen bevoegd verklaart, om den invoerder of ontbieder te vertegenwoordigen bij in- of uitklaringen. Ook hier komt het vooral aan op de eerlijkheid en trouw, waarmede het tarief wordt toegepast, zoolang ook in het belang der nijverheid nog beschermende regten worden geheventotdat bij vrijwillige overeenkomst de tollinie aan beide zijden opgeheven, Belgie met Nederland en Duitschland met Nederland gemeenschappelijk de douanen afschaft. De Leidsche Afdeeling heeft gemeend zich op het door haar ontwikkeld standpunt te moeten stellen en handhaven, opdat het ingediend wetsontwerp worde aangehoudentotdat de bestaande en aangewezene grieven geen hinderpaal meer stellen aan den zegepraal van beginselendie op zich zelf' be schouwd onberispelijk zijnmaar slechts wachten op eene on bekrompen toepassing, wanneer de abnormale toestand waarin de Nederlandsche industrie verkeertophoudt. Op die gronden vraagt de Leidsche Afdeeling voornoemd bescheiden, dat Z. M. door Uwe Vergadering wordt verzocht dit wetsontwerp in nadere overweging te nemen. Men verneemt, dat Maandag jl. te 's Gravenhage de ver loving heeft plaats gehad van den hertog van Mecklenburg Schwerin, zoon van H. D. H. de hertogin-moeder van Meck lenburg Schwerindie aldaar op het buitenverblijf de Paauw logeert, en Prinses Maria, dochter van HH. KK. HH. Prins en Prinses Frederik der Nederlanden. Er schijnt op nieuw sprake te zijn, dat Keizerin Eugenie op haar reize van Londen naar Parijs een bezoek aan het Nederlandsche Hof zal geven. In de Zitting der Eerste Kamer van 11. Dingsdag heeft de heer van Swinderen zijn meening te kennen gegevendat het wetsontwerp aangaande de rechterlijke inrigting door de artt. 54 en 95 niet volledig is en het onderzoek derhalve moet worden verschoventotdat de Staat wegens de rechtbanken en kantonge rechten door de Tweede Kamer is aangenomenwaarom hij voorstelde dat onderzoek tot dien tijd te verdagen. - Door on derscheiden leden werd dit voorstel bestredenmet het oog op de artt. 106 en 109 der Grondwet en omdat er geen ter men bestaan. Later is besloten het ontwerp naar de afdeelin- gen te verzenden. Bij de beraadslagingen over hoofdstuk IX B der Staats- begrooting voor 1861 hebben onderscheiden leden, zoo als de HH. Thorbecke, Dullert, van Hoëvell en van Zuylen van Nijevelt de redenen blootgelegdwaarom zij geen vertrouwen stellen in den Minister van Hall. - De HH. WesterhoffDirks, van Voorthuyzen, van Diggelen en Cool verklaarden hun stem te zullen geven in het belang van de uitvoering der Spoorwegwet. - De HH. van Lijnden en Mackay regelden hun stem naar den inhoud der begrooting, waartegen zij geen be zwaar hadden- De heer van Foreest verdedigde den Minister in zijn politieke richting en als Staatsman. - De Minister van Hall verklaarde op zijn post te zullen blijvenzoolang het belang van het Vaderland dit gebood, maar zijn ontslag te zullen nemen, z'oodra hij wist, dat het den Koning aangenaam en nuttig zou zijn. - Dit hoofdstuk is daarop aangenomen. De Tweede Kamer heeft in de avondzitting van Woens-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1860 | | pagina 2