geadstrueerd door zijnen advokaatden heer Mr.
A. de Pinto, die de volgende, vier middelen van
cassatie heeft voorgedragen en ontwikkeld.'
1°. Schending van art. 430 van het Wetb.
van Strafv., omdat het Hof geweigerd heeft de
door den req. opgeroepen en ter teregtzitting
tegenwoordige deskundigen te hooren en hem
daardoor feitelijk heeft belet een geoorloofd te
genbewijs te leveren tegen de aangevoerde be
wijzen van schuld
2°. Schending van hetzelfde artikelin ver
band met de artt. 185 en 380 eodemmitsga
ders regtsweigering en overschrijding van regts-
magtomdat het Hof den req. heeft belet en
geweigerd om aan de deskundigendoor tus-
schenkomst van den presidentde vragen voor
te stellen, die hij in het belang zijner verde
diging noodig achtte.
3°. Schending van de artt. 427, 428 en 438
in verband met de artt. 50, 98 en art. 183
eodem, omdat het Hof den req. heeft schuldig
verklaard, onder anderen en hoofdzakelijk op
grond van verklaringen van deskundigen die
niet eens beëedigd zijnen alzoo op onwettig
bewijs.
4°. Schending van de artt. 206222223
227 en 247 eodem, omdat de req. bij het be
klaagde arrest is veroordeeld wegens een ander
feit dan dat, waarvan hij bij de oorspronkelijke
dagvaarding in eersten aanleg is aangeklaagd.
Den 29en dezer zal de heer adv.-gen. Karse-
boom zijne conclusie in deze zaak voordragen.
Vervolgens is behandeld de zaak van Hen
drik Koopmanreq. van cassatie tegen een ar
rest van het Provinciaal geregtshof in Drenthe,
waarbij hijter zake van moedwilligen doodslag,
is veroordeeld tot eene tuchthuisstraf van vijf
tien jaren.
Vermits de memoriehoudende des requirants-
middelen van cassatie, is ingediend na verloop
van den termijn bij de wet bepaalden er ove
rigens aan den heer adv.-gen. Karseboom geene
gronden zijn voorgekomenwaarop het beklaagde
arrest zou behooren te worden vernietigdis
door hem adv.-generaal geconcludeerd tot ver
werping der voorziening met verwijzing van den
requirant in de kosten. De uitspraak is bepaald
op 5 Junij aanstaande.
Voor den Hoogen Raad der Nederlanden
(Kamer van Strafzaken) is Donderdag behandeld
de zaak van Jan Veldman, die zich in cassatie
voorzien had tegen een arrest van het Provin
ciaal Geregtshof van Overijssel. Deze zaak is,
èn wat den vorm èn wat het regtstpunt ten prin
cipale betreft, niet van belang ontbloot. Den
beklaagde was bij introductieve dagvaarding te
laste gelegddat hij den 3en December van het
afgeloopen jaar, ter gelegenheid van eene door
Burg. en Wethouders der Gemeente Hasselt
gehoudene verkooping van boomen en met het
oog op den tijd en wijze waarop die verkooping
door die ambtenaren werd gehoudenhun be-
leedigeude woorden te hebben toegevoegd. Nu
heeft het Hof van Overijssel (het vonnis der
regtbank, waarbij de beklaagde tot eene gevan
genisstraf voor den tijd van ééne maand veroor
deeld was, bevestigende) wat den vorm betreft,
beslist, dat overtuigend en wettig gebleken is,
dat .door den bekl. op den tijd en bij de ge
legenheid, als in de dagvaarding zijn omschre
ven uitdrukkingen zijn gebezigdzoo niet ge
heel, dan toch, wat betreft de strekking, over
eenkomende met diewelke daarbij aan hem
ten laste gelegd zijnterwijl het Hof om
trent de zaak au fond beslist heeft, dat, water
ook zij van de bevoegdheid van Burgemeester
en Wethouders om openbare verkoopingen te
houden van mobilaire goederen, waarvan de ge
meente zich wil ontdoen, Burg. en Weth. in
allen gevalle, blijkens een besluit van den ge
meenteraad van Hasselt tot het verkoopen van de
boomen gemagtigd zijnde, in het uitvoeren van
die magtiging, volgens de gemeentewet, waren
in de uitoefening hunner functiën.
Mr. J. Léonals verdediger van den requi
rant optredende, deed uitkomen vooreerst, dat
het Hof, door niet te beslissen en uitspraak te
doen omtrent het al dan niet bewezene van de
in de dagvaarding geïmputeerde woorden de artt.
206 en 211 Wetb. van Strafv. geschonden heeft,
en in de tweede plaats dat Burg. en Weth. niet
bevoegd zijn om te hunnen overstaan tot den
verkoop van roerende goederen over te gaan;
dat volgens de wet van 22 Pluviose an VII de
verkoop van roerende goederen (en in art. 1
van die wet wordenwat de formaliteiten van
den verkoop betreft, boomen met roerende goe
deren gelijk gesteld) behoort tot het ministerie
van de griffiers, notarissen en deurwaarders;
dat men dus niet kon zeggendat Burg. en
Weth. toen hun de beleediging zou zijn aange
daan in de uitoefening van hunne functiën
waren. Verder betoogde de verdediger, dat Burg.
en Weth. in casu ook niet handelden ter uit
voering van een raadsbesluit, omdat hun wel is
opgedragen de voorbereidende maatregelen te
nemen, ten einde de raadsbesluiten ter executie
te leggen, d. i. daartoe in overleg te treden,
met een van die ambtenaren, maar geenszins
om zelve den verkoop te doendat zij daar toe
vallig tegenwoordig zijnde, niet kunnen geacht
worden in hunne kwaliteit te zijn geweest, maar
gelijk stonden met ieder ander privaat persoon,
die bij den verkoop tegenwoordig was, en uit
dien hoofde art. 222 C. P. ten onregte toege
past is. De adv.-generaal, de heer Romer,
zal den 30en dezei zijne conclusie nemen.
Beroepen bij de Hervormde Gemeente te
Klundert Ds. A. J. Molenaar te Harderwijk,
Harderwijkdie echter voor dat beroep heeft
bedankt.
De erfgenamen van Gerard Casper Born
te Langeraar zijn met de mede-crediteuren van
Richard MuilmanTrench Chiswell en Henry