LEIDSCH DAGBLAD.
N°. 21.
Zalurdag 24 Maart.
A°. 1860.
Het Dagblad kost in de 3 maanden 1.95. Afzonderlijke Nommers 3 Cents.
Spoortreinen van Leiden naar 's Gravenhage, Delft en Rotterdam ten 10 u. 6 m.; 1 u.; 6 u. 9 m.; 9 u. 8 m.
Naar Haarlem en Amsterdam ten 8 u. 57 m.; 1 n. 4 m.; 4 u. 57 m.; 7 u. 57 m.
Postbusligiingen aan de Lakenhal, aan do Katoenfabriek en op de Nicnwstraat: 'smorgeDS ten 7 ure 30 min.,
's middags ten 12 ure, 'snamiddags ten 3 ure 45 min., 'savonds ten 8 ure 15 min.
Zittingen van het Gemeentebestuur. Gemeenteraad op onbepaalde, tijden. Burgemeester en Wethouders
Maandag en Donderdag 11 ure. Commissie van Fabricage, Dingsdag 12 ure. Burgemeesterdagelijks ten
10 ure. Bureau der Plaatselijke Secretarie is open dagelijks van 104 ure. Zon- en Feestdagen uitgezon
derd. Thesauriedagelijks van 102 ure. Be Gemeente-Architect is te spreken te zijnen huize op den
Ouden Singel, Wijk V, N°. 328, 's morgens van 910 ure.
Kantoor der Plaatselijke Accijnsen, dagelijks van 81 ure en van 3 G ure.
Kantoor van 'sRijks Directe Belastingen, Maandag, Dingsdag, Woensdag en Donderdag van 9—2 ure.
Kantoor van Zegel, Registratie dagelijks van 84, van het Kadaster en de Hypothekenvan 94 ure.
Middelbaar onderwijs.
Na het in werking brengen der wet, rege
lende het lager onderwijs, doet zich hoe langer
zoo meer de behoefte gevoelen aan eene wette
lijke regeling van het middelbaar onderwijs.
Nu de grenzen voor het gewoon en meer uit
gebreid lager onderwijs zijn gesteld, moet des
te meer uitkomen de noodzakelijkheiddat
door de wetgeving bepaald wordewat men
londer middelbaar onderwijs moet begrijpen.
[Zeer onvolledig en onvoldoende zijn de ver
ordeningen, die daartoe betrekking hebben en
nog van kracht zijn. Het voortgezet en meer
uitgebreid en ontwikkeld onderwijs in de vak
ken waarvan de beginselen tot de taak der
lagere scholen zijn gebragtwordt niet ge-
[noemd in het organiek besluit van 1815, dat
als middelbaar onderwijs hoofdzakelijk erkent de
beoefening der oude talen en alleen betrekking
heefr tot de latijnsche scholen of de instellingen
tol opleiding en vorming voor het hooger onder
wijs; maar niets bepaalt ten aanzien der inrig-
fiugen van onzen tijd, de gymnasia.
0<>k de geldelijke aangelegenheden vorderen
eene wettelijke regeling. De grondwettige ver-
pligting, dat van rijkswege overal voor voldoend
lager onderwijs wordt gezorgd, strekt zich niet
uit lot het middelbaar onderwijs; maar daar**
nieile wordt niet uitgesloten de taak om voor
behpefie aan middelbaar onderwijs de schat
kist ie openen. Was er reeds twijfel, of de ge
meenten met de kosten van het openbaar lager
ouderwijs konden worden belast, zij vindt geen
den minsten grond, wanneer men het Kijk ont
heven zou willen achten van den last, om de
kosten van het middelbaar onderwijs zoo niet
geheel ten minste grootendeels voor zijne reke-
ing te nemen. Niet in elke gemeente kan
daartoe eene instelling worden gestichtevenmin
kan aan het goeddunken der gemeentebesturen
worden overgelaten, die al dan niet te vestigen,
maar veelmin kan het Rijk enkele gemeenten
aanwijzen, die met zulk een last worden be
zwaard.
Op die gronden van bloot geldelijk belang
steunt ons gevoelendat het voorde gemeenten,
die gymnasia bezitten, voordeelig is, om die
plaatselijke instellingen niet enkel te behouden,
maar op eene voldoende wijze in te riglen en
zoo noodig uit te breiden, 't Kan niet anders,
of bij eene aanstaande wettelijke regeling
van het middelbaar onderwijs, moet de Rege
ring de hand aan zulke gymnasia reiken of des
begeerende haar overnemen; want dat strookt
geheel en al met het belang der Schatkist en
met het hoofddoel der wet, hoe ook hare overige
beginselen mogen zijn. Er komen bovendien nu
reeds op de Staatsbegrootingen sommen voor,
die uitsluitend tot onderhoud van bestaande la
tijnsche scholen strekken en niet kunnen weg
vallen zonder schade voor het middelbaar onder
wijs in de oorden des Rijks, waar die instellingen
bestaan.
Er is evenwel nog een ander dan bloot gel
delijk belang hieraan verbonden. Het middelbaar
onderwijs is n de voortzetting van het door de
wet geregelde lager onderwijs en moet de jon
gelieden opvoeren tot die mate van ontwik
keling des geestes, welke bij den tegenwoordi-
gen toestand der maatschappij vereischt wordt
bij elk lid van den beschaafden stand in het
algemeen en in het bijzonder bij al degenen
die zich zoowel op de wetenschappelijke beoefe
ning van eenig beroep, als op eenig vak van
geleerdheid wenschen toe te leggen." Het Leidsch
gymnasium, wat men er ook tegen inbrenge,
staat bekend in de wetenschappelijke wereld als
eene uitstekende instelling en menig vader, die
het welzijn van zijne kinderen beoogt en hun