LEIDSCH DAGBLAD. ISo. 10. Maandag 12 Maart. A0. 18G0. Het Dagblad kost in de 3 maanden 1.95. Afzonderlijke Nommers 3 Cents. Spoortreinen van Leiden naar 's GravenhageDelft en Rotterdam ten 10 u. 6 m.; 1 u.; 6 u. 9 in.; 9 u. 8 m. Naar Haarlem en Amsterdam ten 8 u. 57 m.; 1 u. 4 m.; 4 u. 57 m.; 7 u. 57 m. Postbusligtingen aan de Lakenhal, aan de Katoenfabriek en op de Nieuwstraat: 'smorgens ten 7 ure 30 min., 'smiddags ten 12 ure, 'snamiddags ten 3 ure 45 min., 'savonds ten 8 ure 15 min. Zittingen van het Gemeentebestuur. Gemeenteraad op onbepaalde tijden.Burgemeester en Wethouders Maandag en Donderdag 11 ure. Commissie van FabricageDingsdag 12 ure. Burgemeesterdagelijks ten 10 ure. Bureau der Plaatselijke Secretarie is open dagelijks van 10—4 ure. Zon- en Feestdagen uitgezon derd. Thesauriedagelijks van 10—2 ure. Be Gemeente-Architect is te spreken te zijnen huize op den Ouden Singel, Wijk V, N°. 328, 'smorgens van 910 ure. Kantoor der Plaatselijke Aocijnsen, dagelijks van 81 ure en van 3-6 ure. Kantoor van 'sRijks Directe Belastingen, Maandag, Dingsdag, Woensdag en Donderdag van 92 ure. Kantoor van Zegel, Registratie dagelijks van 84, van het Kadaster en de Hypotheken van 94 ure. Weigering Tan den Eed. qMr. A. J. Nieuwenhuis meldde zich den 2,January 1856 ter Griffie van liet Provinciaal Gferegtshof in Noord Holland aan en ontving denzelfden dag eene oproeping, om den daarop volgenden ochtend voor dit Geregtshof te ver schijnen ten einde in de zitting voor burger lijke zaken, volgens de wet, den eed of de be lofte als advocaat af te leggen. Op requisitoir van het openbaar ministerie, waargenomen door den Advocaat-Generaal Mr. F. F. Karseboom, strekkende tot toelating, na alvorens den, bij het reglement gevorderden eed of de belofte op de wijze zijner godsdienstige gezindheid te hebben afgelegd, liet de President door den Griffier voorlezen den eed, voorgeschreven bij het regle goedgekeurd bij koninklijk besluit van 14 September 1838 (Staatsblad N°. 36,) en verzocht daarop den heer Nieuwenhuis met het opsteken der beide voorste vingers van zijn reg- terhand hem na te zeggenzoo waarlijk enz." Nadat de heer Nieuwenhuis onder het opsteken lier vingers gezegd had, //dit beloof ik," werd Hem gevraagdof hij tot de Doopsgezinde ge- behoorde, hetgeen hij ontkennend be- ten gevolge waarvan hem werd te iennen gegeven, dat hij dan het gewone for- inulier van den eed diende op te zeggen, of an- door het Hof niet ais advocaat zou kun- aen worden toegelaten. Nadat gemelde Heer had te kennen gegeven ;ot geene der godsdienstige gezindheden te be- looren en alleen volgens de wet gehouden te iijn naar zijne godsdienstige overtuiging eene jelofte af te leggen, heeft het Iiof, op de daar- oe strekkende conclusie van het openbaar mini- teriegemeend den heer Nieuwenhuis te moeten fwijzenzoo hij niet het gewone formulier van lien eed wilde afleggenwaarop dezezich hou dende aan het door hem bereids voorgedragene, zich heeft verwijderd. Den 9 February daaraanvolgende werd bij verzoekschrift aan den Hoogen Raad der Ne derlanden beweerd, dat door die beschikking de wet was geschonden en verkeerd toegepast, na melijk: 1°. van de artt. 164 en 166 der grond wet; 2°. van de artt. 1 en 5 van het boven aangehaalde reglement. Als gronden van dit beweren werd aangevoerddat de wet zwijgt van godsdienstige geziudheid en iedere formule vermijdt, maar dat hare woorden zijnik zwere (belove.)" Het gebruik alleen verlangt bij de eedsaflegging het uitspreken der woorden;» Zoo waarlijk enz." Daar nu leden van onderschei dene kerkgenootschappen zweren en de Mennoniet belooft, meent het Provinciaal Geregtshof van Noord-Hollanddat men Mennoniet moet zijn om te mogen beloven. Bij eerbiediging van ieders godsdienstige meeningen heeft de wetgever den eed willen heiligen, door die te verbinden aan de godsdienst; van daar dat men ieder laat zweren en den Mennoniet doet beloven; op den zelfden grond moet hijdie tot. geene gezindte behoort, den eed afleggen zonder bijvormen van eenig kerkgenootschap. Geen lid van eenige gezindte zijnde, laat noch de wet, noch zelfs het gebruik toe van Mr. A. J. Nieuwenhuis den eed te vorderen, met bijvoeging van den vorm van eenig kerk genootschap. De Hooge Raad heeft, bij arrest van 11 Maart daaraanvolgendehet verzoek in cassatie verwor pen, op grond, dat o. a. uit art. 83 der Grondwet en 183 van het Wetboek van Strafvordering blijkt, dat de wet van hen, die volgens hunne godsdienstige gezindheid worden verhinderd eenen eigenlijk gezegden eed af te leggen, alleen eene belofte vordert; dat in dienzelfden gebrui- kelijken zin moeten worden opgevat de in het

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1860 | | pagina 1