DONDERDAG 16 APRIL 1942 DE LEIDSCHE COURANT 1 Hoofdredacteur: Th. Wilmer, Lelden. Red. Buitenland: Mr. H. Geise, Leiden. Red. Stad en Sport: M. Zonderop, Leiden. Red. Omgeving: L. Roozen, Lelden. Red. Letteren en Kunst: Fr. Schneiders, Lelden. WEERBERICHT ZONS OP- EN ONDERGANG. Zon onder 8.38 uur Donderdagavond. Zon op 6.41 uur Vrijdagochtend. Tusschen deze tijden moet worden ver duisterd. MAANSTANDEN. 16 April: De maan komt Donderdagmor gen om 7.27 uur op en gaat Donderdag avond om 9.34 uur onder. 17 April: De maan komt Vrijdagmorgen om 7.53 uur op en gaat Vrijdagavond om 10.38 uur onder. 18 April: De maan komt Zaterdagmorgen om 8.22 uur op en gaat Zaterdagavond om 11,38 uur onder. 19 April: De maan komt Zondagmorgen om 8.56 uur op en gaat Maandagnacht om 0 35 uur onder. 20 April: De maan komt Maandagmorgen om 9.34 uur op en gaat Dinsdagnacht om 1 28 uur onder. 21 April: De maan komt Dinsdagmorgen om 10.18 uur op en gaat Woensdagnacht om 2.15 onder. HET NEERSCHIETEN VAN OVERSTE MUSSERT Doodstraf geëischt tegen officier En twintig jaar tegen den reserve-kapitein De chaos in de oorlogsdagen ten .gevolge van de verraad-legende. In een zitting, die ruim zeven uren duur de, heeft het Vredegerechtshof te Den Haag Dinsdag de zaak behandeld tegen den reserve-kapitein A. J. C. Bom en den luitenant-adjudant A. Kruithof, \Vien ten laste is gelegd feitelijke insubordinatie in tyd van oorlog, den dood van den kanton- nementskomimandant van Dordrecht, overste Mussert, ten gevolge hebbend. Evenals de vorige week stond het Hof onder leiding van mr. dr. Carp en trad prof. mr. dr. van Genechten als procureur- generaal op. Nadat niet minder dan 32 getuigen wa ren gehoord, eischte de procureur-generaal tegen den reserve-luitenant Kruithof de doodstraf en tegen den reserve-kapitein Bom 20 jaren gevangenisstraf. Concrete feiten ontbraken. Allereerst werden de beide artsen ge hoord, die overste Mussert ter plaatse van het misdrijf, het kantoor van het gemeente lijk electriciteitsbedrijf te Dordrecht, res pectievelijk in het ziekenhuis te Gorkum, hebben onderzocht. Beiden waren eenstem mig van oordeel, dat de vier geloste scho ten doodelijk zijn geweest. Vervolgens werden een groot aantal officieren ge hoord, waarmede overste Mussert samen gewerkt heeft, of beter gezegd, samen had moeten werken. Uit al deze verhooren bleek, dat van contact door de schuld van die officieren weinig of geen sprake is ge weest. Men wilde overste Mussert overal zoo veel mogelijk buiten houden, aange zien men hem niet vertrouwde. Dientenge volge was er zelfs geen geregeld overleg tusschen de chefs der militaire onderdee- len, hetgeen fatale gevolgen heeft gehad. In den ochtend van den 13den Mei kreeg de reserve-majoor den Boer van overste Mussert telefonisch bevel naar de pont te gaan en te zorgen, dat er niemand over heen kwam. Overste Mussert wilde Dordrecht tot het uiterste verdedigen. Daarop is getuige naar het kwartier van den overste gegaan om hem dringend aan te raden terug te trekken. Bij dit onder houd waren nog twee officieren aanwezig. Om 14 uur werd plotseling de deur geopend en stormde verdachte Bom mpt een revol ver in de vuist de kamer binnen. Na „han den omhoog" te hebben gesommeerd vroeg hij: „Wie is overste Mussert?" „Ik" antwoordde de overste, waarop Bom zei- de: „Ik arresteer u". Daarop volgde een hevige woordenwisseling, waarbij de over ste zich op de borst slaande den kapitein toeriep: „Ik laat mij niet arresteeren door een mindere, schiet me maar kapot, als je een kerel bent". Ook tusschen Kruithof en overste Mussert zijn nog enkele woorden gewisseld. Plotseling hoorde getuige scho len knallen, die uit de revolver van Kruit hof afkomstig waren. De overste zeeg in een en bleef doodelijk gewond liggen. Niets heeft getuige kunnen ontdekken, dat in strijd zou zyn met de krijgsmanseer van den verslagene. Integendeel was hij geïmponeerd door de kordate houding, die overste Mussert tegen zijn belagers aan nam. Hij werd echter door velen als een verrader gebrandmerkt. De leiding van de lichte divisie sprak de verdachtmakingen tegen overste Mussert niet tegen, integendeel zelf uit. Uitlatingen als „het is maar goed, dat hij dood is, an ders moesten wij hem nog van kant ma ken" kenschetst voldoende de stemming onder officieren en manschappen jegens overste Mussert. De fatale berichtgeving van het algemeen hoofdkwartier, gebrek aan militaire opvoeding, de geruchten stroom en het ontbreken van voldoende wapenen hebben er daarenboven in niet geringe mate toe bijgedragen den toestand uiterst gespannen te maken. Een incident. De kapitein-adjudant van den verslage ne, getuige van der Mark, is bij het drama tegenwoordig geweest. Hij schetst den overste als een onberekenbaar mensch. Wantrouwen ten opzichte van de gezind heid van overste Mussert bestond bij ge tuige niet, wel echter ten aanzien van zijn geschiktheid als militair aanvoerder, hoe wel hij daarin niet achterstond bij de ove rige officieren. President: Heeft de overste zich lijdelijk verzet en naar zijn vuurwapen gegrepen? Getuige: Dat heb ik niet kunnen waar nemen. Procureur-generaal: Hebt u achter den rug van den overste om, moeite gedaan hem afgezet te krijgen als kantonnements- commandant? Getuige: Neen. Procureur-generaal: Maar dat er wan trouwen tegen hem bestond, hebt u wel overgebracht aan het commando de groep Kil! Getuige: Ik had niet veel tijd om na te denken, en meende mijn plicht te doen. Procureur-generaalWaarom schoot u niet terug ten einde het leven van een hoo- ger officier, waaraan u als adjudant was toegevoegd, tegen muiters te verdedigen? Getuige: Ik had er geen gelegenheid toe. Procureur-generaal: Zegt u liever, dat u er geen moed toe had. U bent trouwens nog verdêr gegaan en hebt na den aanslag gezegd: „Het is jammer, maar er is een groote zorg van mij afgenomen". Getuige: Ja. Proc.-gen.: Vindt u dat in overeenstem ming met uw eer als officier en hebt u er nooit over nagedacht, dat er ook nu nog maar één oplossing is in overeenstemming met die eer? Of hebt u daar soms ook nog geen tijd voor gehad? De verdediger, mr. Zegers: Deze getuige draait het meest van allen. Wanneer de verdediger hem vraagt of hij op 12 Mei den kapitein Calmeijer van den generalen staf gezegd heeft, dat in Dor drecht een chaotische toestand heerscht, overste Mussert geen leiding gaf, niemand hem vertrouwde en getuige het niet meer uit kon houden indien overste Mussert niet zou worden afgezet, zakt getuige in elkaar en moet ondersteund door toegeschoten veldwachters uit den zaal worden geleid. Uit het verhoor van den agent van poli tie de Roon blijkt, dat verdachte Bom in antwoord op de uitlating van overste Mus sert: „Als je een kerel bent, schiet je me kapot" gezegd heeft: „Ik wil niet dood schieten". Generaal van Andel als getuige. De commandant van de vesting Holland, generaal van Andel, als getuige gehoord, verklaart op 10 Mei overste Mussert het commando over alle troepen in het kan- tonnement Dordrecht te hebben opgedra gen. Toen hem telefonisch bericht werd, dat het commando groep-Kil overste Mus sert had afgezet, op grond van de aan klacht, die zijn adjudant tegen hem had ingebracht, heeft hij onmiddellijk bevel gegeven, overste Mussert in zijn functie te herstellen, aangezien hem nimmer iets van verraad of ongeschiktheid gebleken is- en hy dit ook voor uitgesloten hield. Deze getuige heeft overste Mussert 4e mededeeling gedaan, dat Fransche en Ne- derlandsche pantserwagens ter versterking voor Dordrecht in aantocht waren. Redenen waarom hij ten volle kon billijken, dat de overste de toegangswegen naar Dordrecht niet had laten versperren. Ook de comman dant van de lichte divisie, kolonel van der Bijl, noch de reserve-majoor Stoppelaar en van verraad gemerkt. Majoor de Bie verklaarde, dat op 13 Mei om 16 uur twee vijandelijke pantserwagens buiten gevecht waren gesteld. Enkele oogenblikken later kwam overste Mussert op zijn commandopost om hem te spreken. Hij gaf hem bevel de z.g. K-rollen, die wa ren uitgelegd om de pantserwagens tegen te houden, op te ruimen, aangezien deze ook het eigen verkeer belemmerden. Ook dit wekte achterdocht op. Op weg met den overste naar diens eigen comamndopost in het postkantoor, bemerkte getuige, dat zij gevolgd werden door zijn officieren, die met de revolver in den aanslag liepen. Reeds hoorde hij mompelen: „Doodschie ten", waarop getuige hen met de hand be duidde, dit niet te doen. President: Vond u de gedachte van over ste Mussert, dat die K-rollen het eigen ver keer belemmerden, reden om hem te wan trouwen? Getuige: Vlak daarvoor waren twee Duitsche pantserwagens buiten gevecht gesteld. De overste heeft dit moeten hoo- ren en eigen verkeer was er overigens niet. Raadsheer Sluyterman: Was het u niet De teint van duizenden vrouwen wordt bedreigd door gebrek aan vitamine F, een te lang onbekend 6choonheidseuvel! Juist het vitamine F moet de huid gezond houden en doen opleven! Wacht niet, tot een droge, saaie huid het vitamine F-gebrek reeds verraadt. Thans is mogelijk, wat nog nooit mogelijk was. Ge kunt uw huid rijkelijk voeden met vitamine F door middel van unieke schoon- heidscrêmes: Dobbelman's Castella Crè mes. Tweeduizend eenheden vitamine F per tube (lil 111! till D.^BBELM^N HOüOtll bekend, dat er juist van de zijde waar de K-rollen lagen, Fransche pantserwagens werden verwacht? Getuige: Neen, ik had alleen naar Duitsche gezien. President: Hier ziet u tot welke gevol gen het leidt, wanneer er geen contact is tuschen de leiders. Overste Mussert wist dit wel. Hij had deze mededeeling van den commandant van de vesting Holland, generaal van Andel. Getuige: Wij wisten, dat er Duitsche pantserwagens in aantocht waren. President: Waarom hebt u dat den over ste dan niet gemeld? Getuige: Ik heb het overste Mijsberg ge meld in de veronderstelling, dat deze het door zou geven aan overste Mussert. Gen. Seyffardt: Wanneer u bevelen krijgt van meerderen en u meent, dat die bevelen niet juist zijn, voert u ze dan niet uit en legt u ze dan maar naast u neer? Getuige: Ik dacht het niet. ik wist, dat ze onjuist waren! Ook overste Mijsberg, de verdachte in de zaak gebr. van Dijk, werd in deze zaak als getuige gehoord. Hem had het bevreemd, dat overste Mussert hem opbelde met de mededeeling, dat hij onder zijn bevelen stond, hetgeen voor getuige van zelf sprak. Echter heeft hij zich niet aan diens beve len gestoord, omdat hij van oordeel was reeds zeer gunstige stellingen in te nemen. Kolonel van Andel, die als commandant van de groep-Kil, overste Mussert van zijn functie had ontheven, op grond van het feit, dat diens adjudant had gezegd, dat hij absoluut geen leiding gaf, wenschte te be nadrukken, dat hij absoluut geen wantrou wen koesterde ter zake de gezindheid van overste Mussert. Hij had echter een tech nische opleiding gehad en geen tactische. Zoodoende was hij minder goed opgewas sen tegen de taak waarvoor hij zich gesteld zag. De kapitein van den generalen staf Cal meijer, is eveneens afgegaan op de stellige mededeelingen van den adjudant van den overste, van der Mark. Op verzoek van den verdediger zet getuige voorts uiteen, dat militair-juridisch kapitein Bom, in het vak waar hij overste Mussert op aanwijzing van luitenant Kruithof had aangetroffen, de meerdere was van den overste. Luite nant Davidson werd als stellingcomman dant verrast door Duitsche pantserwagens, die het vuur op zijn mannen openden. Het werd een wilde vlucht, maar later be vreemdde het hem, dat overste Mussert bevel had gegeven, de K-rollen tegen pant serwagens weer op te rollen, omdat deze het verkeer zouden belemmeren. Met deze mededeeling had hij zich naar verschillen de hoogere chefs begeven, die hem echter telkens een ander aanwezen, zoodat hij ein delijk bij het algemeen hoofdkwartier be landde, waar, juist toen hij daar was, een telexbericht binnenkwam, dat overste Mus sert verraad had gepleegd en heulde met den vijand. Juffrouw Simons, als typiste op het A.H.K. werkzaam, heeft dit telex bericht ook gezien, maar weet niet van waar het afkomstig is, evenmin als een der andere officieren. Ds. Bronsgeest was er niet.... Dominee Bronsgeest was ziek, en derhal ve niet ter zitting aanwezig. Daardoor kon geen klaarheid worden geschapen terzake de zeer belastende verklaring, die de ge tuige Luttik aflegde, n.l., dat deze predi kant, blijkbaar als afschrikwekkend voor beeld voor de kinderen van Luttik, die zich aangetrokken gevoelden tot de.N.SB., ver telde, dat overste Mussert. terwijl hij ster vende was aan de doodelijke schoten op hem gelost, tegen den Velser dominee zou hebben gezegd: „Ik ben een verrader en heb mijn verdiende loon gekregen". Ook mevrouw Essink-Vlek, heeft ds. Brons geest aan een patiënt, die naast haar lag in het ziekenhuis, hooren zeggen, dat de beschuldiging van verraad aan het adres van overste Mussert op waarheid berustte. Ds. Bronsgeest ontkent blijkens een schriftelijke verklaring een en ander ten stelligste. In ieder geval is vast komen te staan, dat deze dienaar des woords in het geheel niet bij het sterven van overste Mussert tegenwoordig is geweest! Enkele getuigen a décharge verklaren tenslotte, dat zij als officier, hoewel be- hoorende tot het onderdeel van overste Mussert. op 10 Mei van hem geen belang rijke orders hebben ontvangen. De laatste getuige, Slob, zelf lid der N. S.B. zijnde, legt de verklaring af, dat ver dachte Bom in zijn woonülaats bekend heeft gestaan als nation aal-socialist. Te genover hem heeft hij zich op minachten de wijze uitgelaten over de wijze, waarop in het le^er nationaal-socialistisch georiën teerde officieren werden genegeerd en be handeld. Zijn vrouw en moeder zijn bei den lid van de N.S.B. en Bom zelf stond alles behalve onsympathiek tegenover deze beweging. Het verhoor van de verdachten Stap voor stap gaat de president daarna eerst met verdachte Bom, dan met ver dachte Kruithof het verloop van het drama na. Bom zegt slechts zorg te hebben ge kend voor de menschen, die aan zijn hoede waren toevertrouwd en voorts ge kweld te zijn geworden door de vraag, of zijn eigen vrouw en moeder niet zouden worden weggevoerd, zooals hij in zijn om geving vele nationaal-socialisten reeds weg had zien voeren. Zijn daad was een gevolg van een impuls, mede bepaald door de vele geruchten, die over overste Mussert de ronde deden, bevelen die hem onbegrijpe lijk voorkwamen en tenslotte de mede deeling van luitenant Kruithof: „Oyerste Mussert, die in Dordrecht de boel in de war heeft gestuurd, verblijft in uw vak". Daarop reageerde hij met een „dan arres teeren". De bedoeling om overste Mussert neer te schieten, heeft hij niet gehad. Verdachte Kruithof verklaart eveneens geen enkele persoonlijke ervaring te. heb ben ten aanzien van het „verraad" van overste Mussert. Nochtans was hij van oor deel, dat diens arrestatie een gebiedende eisch was, eenerzijds op grond van de ge ruchten, anderzijds op grond van de door overste Mussert gegeven bevelen. Hij heeft de doodelijke schoten gelost, omdat Anders overste Musert zijn revolver zou hebben getrokken en op hen zou hebben ge schoten. Requisitoir. Prof. mr. dr. van Genechten ving zijn requisitoir aan met een uitvoerig historisch overzicht van het ontstaan, de verbreiding en gevolgen van de kunstmatig in het leven geroepen „verraad"-legende. Want de roode draad van het drama, dat uw hof te berechten heeft, begint maanden voor het drama zelf, en is gesponnen door hen, die ook nu nog, vanuit hun schuilplaatsen, tot nieuwe moorden ophitsen. Overste Mussert was een officier van den ouden stempel, met zorg het wanbeheer van het parlementaire stelsel aanschou wend. In hart en nieren militair, weigerde hij een politieke positie in te nemen, en waakte er zelfs angstvallig voor, zijn broeder, die leider is van de N.S.B. zelfs maar bij familie te ontmoeten. Het oude regime eischte echter juist verpolitiekte officieren, bereid het systeem in zijn anti- Duitsche gezindheid te schragen. Eenmaal komt de dag, dat ook zij voor uw hof terecht zullen staan, om gestraft te worden voor hetgeen zij aan ons volk heb ben bedreven. Uitvoerig stond spreker stil bij de ver schillende pogingen, de nationaal-socialis ten in een zoo slecht mogelijk daglicht te stellen. Spr. herinnerde in dit verband aan de roemruchte lichtkogel-affaire, waarvoor prof. Gerbrandy nimmer een afdoende verklaring heeft gegevenen, hoewel hij wist, en het ook in het parlement ver klaarde, dat het kwajongenswerk was. Voorts wees spr. op de honderden gezinnen in Nederland waar huiszoeking is verricht in verband met de nationaal-socialistische gezindheid. Nooit is er iets gevonden, maar ook nog nooit heeft de regeering haar vuile beschuldiging en verdachtmaking inge trokken. 'Eer ging haar niet aan. Even voor den oorlog werden 21 Neder landers geinterneerd, door den heer de Geer rechtstreeks van landverraad be schuldigd. Nog nimmer is bekend gemaakt, waarop deze beschuldiging in concreto be rust.'Het ligt in mijn bedoeling, minister de Geer in de gelegenheid te stellen, zich hier te verantwoorden. Sedert hij als ver geten burger toch weer laat merken, dat hij geen vergeten burger wil zijn, zal hij dit ongetwijfeld aangenaam vinden. Met tal wan citaten uit de dag- en week bladen toonde spr. aan, hoe ons volk in de pers propagandistisch rijp is gemaakt voor den oorlog en vooral voor een bloed bruiloft tegen de Nederlandsche nationaal- socialisten. Nadat géneraal Reynders in verband met de defensieplannen ontslag had genomen, kwam generaal Winkelman. Onder deze leiding is het Nederlandsche volk den oorlog ingedreven. Het is waar achtig niet verbazingwekkend, dat het na vier en een halven dag strijd reeds afge- loopen was. De beide verdachten zijn de voltrekkers geworden van een noodlot, dat anderen in hun bekrompen haatgevoelens en onver stand ontketend hebben. Nochtans moeten er voorbeelden gesteld worden, wil men dit kwaad den kop indrukken. Ten aanzien van de verdachten kan vastgesteld worden, dat er verschil is tus schen Bom en Kruithof. Van Bom is niet bewezen, dat hij heeft willen dooden, al heeft hij zich ook aan feitelijke insubordi natie schuldig gemaakt. Tegen hem meen ik te kunnen volstaan met een gevangenis straf te eisch en van twintig jaar. Voor Kruithof spreekt niets, alles pleit tegen hem. Wanneer hij niet de zwaarste straf krijgt, is dit een vrijbrief voor alle verdere moordenaars, die speculeeren op een over winning van Engeland en het bolsjewisme. Indien uw hof bereid is, dit hoogste vonnis te vellen, beteekent dit nog niet, dat het in zijn volle zwaarte voltrokken behoeft te worden. Immers, wanneer zou blijken aan de vijand van bet Nederlandsche volk, dat de nationaal-socialistische staat met hen die de gemeenschap bedreigen en den wederopbouw van ons volk willen belet ten, afdoende weet te handelen, dan is het misschien niet noodig, de doodstraf te vol trekken, die ik voor verdachte Kruithof moet eischen. Deze man heeft zich aan het ernstigste schuldig gemaakt, waaraan een soldaat zich schuldig kan maken. Wanneer wij een fat soenlijk leger hadden gehad, zou bij geen vijf minuten na zijn misdaad meer hebben geleefd. Wij begrijpen nu waarom dit is geschied: degenen die hem hadden moeten straffen, waren geestelijk medeplichtig tegen hem kan slechts één straf worden uitgesproken en die is het, die ik van uw hof eisch. Pleidooi. De verdediger van de beide verdachten, mr. W. F. H. Zegers, zeide verheugd te zijn, dat de krijgsmanseer van overste Mus sert onbezoedeld is. Dat hij nochtans de verdachten verdedigt, komt, omdat hij in hen de slachtoffers ziet van datgene, wat door den procureur-generaal zoo uitvoerig is getoogd. Spr. wijt het gebeurde met overste Mussert aan een ongelukkigen samenloop van omstandigheden. Hij was een eerlijk soldaat, daar heb ik, die hem van nabij ook als soldaat heb leeren ken nen, nooit aan getwijfeld. Hij was ook een knap technicus, maar had geen tactische opleiding gehad. Zoo rijst de vraag, of hij in Dordrecht wel op zijn plaats was. Bo vendien had hij een moeilijk karakter, waardoor samenwerking niet gemakkelijk werd. De roddelpraatjes en het feit, dat er in en rondom Dordrecht te weinig wa penen voorhanden waren, hadden den toe stand zeer gespannen gemaakt. De werke lijke daders zijn buiten bereik. Dat spijt mij niet minder dan den procureur-gene raal. Intusschen is wel komen vast te staan tijdens deze procedure, welke motieven er toe hebben geleid, dat de beide verdachten tot hun vreeselijke daad zijn gekomen. De verwarde omstandigheden in aanmerking genomen, wordt hun daad verklaarbaar; zij zelf meenen dan ook niets anders dan hun plicht te hebben gedaan. Om na twee jaar de doodstraf te eischen acht spreker voor geheel het Nederland sche volk onaanvaardbaar; men vergist zich wanneer men meent daarmede de be langen van de N.S.B. te dienen. Boven dien staat op muiterij tijdens den oorlogs toestand niet de doodstraf, aldus spr., en kan dus ook in dit geval niet geëischt wor den. Resumeerende concludeerde spr. voor beide verdachten tot vrijspraak of gevan genisstraf voor den duur der voorloopige hechtenis. Het Vredegerechtshbf zal over veertien dagen vonnis wijzen. ÉüuAyie. VRIJDAG 17 April. Mis v. d. H. Anice- tus, Paus en Martelaar: Protexisti. 2e ge bed Concede; 3e voor Kerk of Paus; 4e voor den vrede. Kleur: Rood. FEUILLETON 5kte taade ótxep&i door GERT HARTENAU—THIEL. 51) Ik voelde iets van een rilling door mij heen gaan, maar ik wachtte er mij wel voor te laten blijken, dat zijn woorden zoo veel indruk op mij maakten. „Je liegt", schreeuwde ik daarom tegen beter weten in. Maar wederom schudde hij langzaam het hoofd, terwijl een fijn lachje om zijn blauwroode lippen speelde. „Nee, heer, ik spreek de waarheid. Ik wist, dat u mij een leugenaar zoudt noemen, want u, een on- geloovige, is het nu éénmaal niet gegeven, goddelijke wonderen te begrijpen. Daarom heb ik een bewijs meegenomen om u te overtuigen." Verdwaasd staarde ik hem aan. „Een be wijs?" Saja, heer, een bewijs! U schreef van morgen een soerat (brief) om een moorde naar aan te klagen en ik stond naast u, toen u vele papieren met wonderlijke schriftteekens bedekte. En toen u gereed was, hebt u het papier gevouwen en in eer lederen tasch gestoken, welke u daarna op slot hebt gedaan. Was het zoo, toean commandant?" Ik knikte, stom van verbazing. Wederom speelde een zelfbewust: glim lach, welke bewees, dat hij zich mijn meer dere voelde, om zijn lippen. ,.Maar toen uw hand den brief in de tasch had gestoken, nam ik hem snel ónder uw oogen weer daaruit en toch hebt u niets van den diefstal bemerkt." Hü tastte in de plooien van zijn kleeren. „Hier, toean, hebt u den brief!" Met een diepe buiging overhandig de hij mij het proces-verbaal waaraan ik dezen ochtend zoo naarstig had gewerkt. Met een abrupt .ebaar greep ik het cou vert, dat ik mechanisch om en om draai de, terwijl ik mij overtuigde, dat het wer kelijk het verbaal tegen Van der Trijs was, dat ik rfog geen uur geleden zorgvuldig in mijn actetasch had geborgen. En hoewel mijn nuchter verstand zich daartegen trachtte te verzetten, moest ik toch toe geven, hier voor een van die Oostersche raadselen te staan, welke een Europeaan niet vermag te doorgronden. Behoedzaam stak in den brief ir mijn borstzak. Al mijn bewondering voor de vin gervlugheid van den fakir ten spijt kwam het er op aan in geen geval te laten blij ken, dat ik mij geïmponeerd voelde. In elk geval gaf de zonderlinge handelwij ze van den Maleier mij voldoende aanlei ding voorzichtig te zijn en ik beval der halve Haito den man te boeien en hem in het arrestantenlokaal op te sluiten. De soldaat voldeed onmiddellijk aan de ze opdracht en merkwaardiger wijze liet Rasteromo zich gewillig de handen op den rug binden. Toen Haito echter aanstalten maakte, zich met zijn arrestant te verwij deren, wendde deze laatste zich nogmaals met fier opgeheven hoofd en een dreigen den blik tot mij, terwijl hij vroeg: Waarom gebeurt dit met mij een die naar van Allah?" „Omdat je je aan diefstal hebt schuldig gemaakt", zei ik zoo overtuigend mogelijk. „Aan diefstal?" gromde hij bitter. „Ik ben geen dief; ik gaf u slechts een bewijs van mijn macht, toean besar!" In mijn hart moest ik den man gelijk geven, maar de omstandigheden dwongen mij tot krachtig optreden. „Zwijg nu maar", gebood ik dus streng. „Je zult later wel gelegenheid krijgen, je te rechtvaardigen. Breng hem weg, Haïto!" De soldaat nam zijn paard bij den teu gel, greep met zijn andere hand den ge vangene bij het touw om diens polsen en trok hem met zich mee. Ongeveer twee uur later keerde ik van de plantage terug langs denzelfden weg, dien wij gekomen waren. Toen wij de plaats passeerde, waar wij den fakir tus schen het struikgewas hadden ontdekt, begonnen onze paarden luid te hinniken Dit laatste werd onmiddellijk beantwoord door een ander paard, dat zonder ruiter in galop op ons afrende en met hijgende flan ken bij onze dieren bleef staan. Onze ver bazing nam echter nog toe, toen wij het dier als dat van den soldaat Haïto her kenden, dien ik met het transport van den arrestant had belast. Het paard was met schuim overdekt, ge droeg zich buitengewoon onrustig en hief telkens weer een angstig gehinnik aan. Weinig goeds vermoedend, reden wij.^lang- zaam vergezeld en voor seen deel zelfs ge leid door het verlaten dier, verder. Reeds eenige honderden meters verder toonden onze paarden opnieuw teekenen van on rust en ditmaal behopf^n wii naar de oorzaak daarvan niet ver te zoeken, want dicht bij den weg, tegen een boom ge leund, ontdekten we Haïto. Star en onbeweeglijk, met wijd openge sperde oogen staarde hij naar den weg. Zijn ontstelde, niets ziende oogen in het aschgrauwe gelaat hadden iets angstwek kends. Aan zijn voeten lagen de touwan en riemen, waarmee de fakir gebonden was geweest. Deze zelf echter was.ver dwenen. Onmiddellijk sprongen wij van onze paarden om den man den noodigen bij stand te verleenen, maar welke pogingen wij ook aanwendden, om hem uit den hyo- natischen toestand, waarin hij verkeerde, te wekken, niets hielp. Hij hoorde en voel de niets en zelfs zijn polsslag scheen te hebben opgehouden. Toen al ons werk vruchteloos bleef heschen wij hem ten slotte op zijn paard, waarop wij hem zoo goed mogelijk vastbonden, teneinde hem zoo naar huis te kunnen brengen. Maar ook dat was nog niet, zoo eenvoudig, want zijn lichaam bleek zoo stijf als een plank. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1942 | | pagina 2