DONDERDAG 16 APRIL 1942
DE LEIDSCHE COURANT
1
Hoofdredacteur: Th. Wilmer, Lelden.
Red. Buitenland: Mr. H. Geise, Leiden.
Red. Stad en Sport: M. Zonderop, Leiden.
Red. Omgeving: L. Roozen, Lelden.
Red. Letteren en Kunst: Fr. Schneiders, Lelden.
WEERBERICHT
ZONS OP- EN ONDERGANG.
Zon onder 8.38 uur Donderdagavond.
Zon op 6.41 uur Vrijdagochtend.
Tusschen deze tijden moet worden ver
duisterd.
MAANSTANDEN.
16 April: De maan komt Donderdagmor
gen om 7.27 uur op en gaat Donderdag
avond om 9.34 uur onder.
17 April: De maan komt Vrijdagmorgen
om 7.53 uur op en gaat Vrijdagavond om
10.38 uur onder.
18 April: De maan komt Zaterdagmorgen
om 8.22 uur op en gaat Zaterdagavond om
11,38 uur onder.
19 April: De maan komt Zondagmorgen
om 8.56 uur op en gaat Maandagnacht om
0 35 uur onder.
20 April: De maan komt Maandagmorgen
om 9.34 uur op en gaat Dinsdagnacht om
1 28 uur onder.
21 April: De maan komt Dinsdagmorgen
om 10.18 uur op en gaat Woensdagnacht
om 2.15 onder.
HET NEERSCHIETEN VAN
OVERSTE MUSSERT
Doodstraf geëischt tegen
officier
En twintig jaar tegen den
reserve-kapitein
De chaos in de oorlogsdagen ten .gevolge
van de verraad-legende.
In een zitting, die ruim zeven uren duur
de, heeft het Vredegerechtshof te Den
Haag Dinsdag de zaak behandeld tegen
den reserve-kapitein A. J. C. Bom en den
luitenant-adjudant A. Kruithof, \Vien ten
laste is gelegd feitelijke insubordinatie in
tyd van oorlog, den dood van den kanton-
nementskomimandant van Dordrecht,
overste Mussert, ten gevolge hebbend.
Evenals de vorige week stond het Hof
onder leiding van mr. dr. Carp en trad
prof. mr. dr. van Genechten als procureur-
generaal op.
Nadat niet minder dan 32 getuigen wa
ren gehoord, eischte de procureur-generaal
tegen den reserve-luitenant Kruithof de
doodstraf en tegen den reserve-kapitein
Bom 20 jaren gevangenisstraf.
Concrete feiten ontbraken.
Allereerst werden de beide artsen ge
hoord, die overste Mussert ter plaatse van
het misdrijf, het kantoor van het gemeente
lijk electriciteitsbedrijf te Dordrecht, res
pectievelijk in het ziekenhuis te Gorkum,
hebben onderzocht. Beiden waren eenstem
mig van oordeel, dat de vier geloste scho
ten doodelijk zijn geweest. Vervolgens
werden een groot aantal officieren ge
hoord, waarmede overste Mussert samen
gewerkt heeft, of beter gezegd, samen had
moeten werken. Uit al deze verhooren
bleek, dat van contact door de schuld van
die officieren weinig of geen sprake is ge
weest. Men wilde overste Mussert overal
zoo veel mogelijk buiten houden, aange
zien men hem niet vertrouwde. Dientenge
volge was er zelfs geen geregeld overleg
tusschen de chefs der militaire onderdee-
len, hetgeen fatale gevolgen heeft gehad.
In den ochtend van den 13den Mei kreeg
de reserve-majoor den Boer van overste
Mussert telefonisch bevel naar de pont te
gaan en te zorgen, dat er niemand over
heen kwam. Overste Mussert wilde
Dordrecht tot het uiterste verdedigen.
Daarop is getuige naar het kwartier van
den overste gegaan om hem dringend aan
te raden terug te trekken. Bij dit onder
houd waren nog twee officieren aanwezig.
Om 14 uur werd plotseling de deur geopend
en stormde verdachte Bom mpt een revol
ver in de vuist de kamer binnen. Na „han
den omhoog" te hebben gesommeerd
vroeg hij: „Wie is overste Mussert?" „Ik"
antwoordde de overste, waarop Bom zei-
de: „Ik arresteer u". Daarop volgde een
hevige woordenwisseling, waarbij de over
ste zich op de borst slaande den kapitein
toeriep: „Ik laat mij niet arresteeren door
een mindere, schiet me maar kapot, als je
een kerel bent". Ook tusschen Kruithof en
overste Mussert zijn nog enkele woorden
gewisseld. Plotseling hoorde getuige scho
len knallen, die uit de revolver van Kruit
hof afkomstig waren. De overste zeeg in
een en bleef doodelijk gewond liggen.
Niets heeft getuige kunnen ontdekken,
dat in strijd zou zyn met de krijgsmanseer
van den verslagene. Integendeel was hij
geïmponeerd door de kordate houding, die
overste Mussert tegen zijn belagers aan
nam. Hij werd echter door velen als een
verrader gebrandmerkt.
De leiding van de lichte divisie sprak de
verdachtmakingen tegen overste Mussert
niet tegen, integendeel zelf uit. Uitlatingen
als „het is maar goed, dat hij dood is, an
ders moesten wij hem nog van kant ma
ken" kenschetst voldoende de stemming
onder officieren en manschappen jegens
overste Mussert. De fatale berichtgeving
van het algemeen hoofdkwartier, gebrek
aan militaire opvoeding, de geruchten
stroom en het ontbreken van voldoende
wapenen hebben er daarenboven in niet
geringe mate toe bijgedragen den toestand
uiterst gespannen te maken.
Een incident.
De kapitein-adjudant van den verslage
ne, getuige van der Mark, is bij het drama
tegenwoordig geweest. Hij schetst den
overste als een onberekenbaar mensch.
Wantrouwen ten opzichte van de gezind
heid van overste Mussert bestond bij ge
tuige niet, wel echter ten aanzien van zijn
geschiktheid als militair aanvoerder, hoe
wel hij daarin niet achterstond bij de ove
rige officieren.
President: Heeft de overste zich lijdelijk
verzet en naar zijn vuurwapen gegrepen?
Getuige: Dat heb ik niet kunnen waar
nemen.
Procureur-generaal: Hebt u achter den
rug van den overste om, moeite gedaan
hem afgezet te krijgen als kantonnements-
commandant?
Getuige: Neen.
Procureur-generaal: Maar dat er wan
trouwen tegen hem bestond, hebt u wel
overgebracht aan het commando de
groep Kil!
Getuige: Ik had niet veel tijd om na te
denken, en meende mijn plicht te doen.
Procureur-generaalWaarom schoot u
niet terug ten einde het leven van een hoo-
ger officier, waaraan u als adjudant was
toegevoegd, tegen muiters te verdedigen?
Getuige: Ik had er geen gelegenheid toe.
Procureur-generaal: Zegt u liever, dat u
er geen moed toe had. U bent trouwens
nog verdêr gegaan en hebt na den aanslag
gezegd: „Het is jammer, maar er is een
groote zorg van mij afgenomen".
Getuige: Ja.
Proc.-gen.: Vindt u dat in overeenstem
ming met uw eer als officier en hebt u er
nooit over nagedacht, dat er ook nu nog
maar één oplossing is in overeenstemming
met die eer? Of hebt u daar soms ook nog
geen tijd voor gehad?
De verdediger, mr. Zegers: Deze getuige
draait het meest van allen.
Wanneer de verdediger hem vraagt of hij
op 12 Mei den kapitein Calmeijer van den
generalen staf gezegd heeft, dat in Dor
drecht een chaotische toestand heerscht,
overste Mussert geen leiding gaf, niemand
hem vertrouwde en getuige het niet meer
uit kon houden indien overste Mussert niet
zou worden afgezet, zakt getuige in elkaar
en moet ondersteund door toegeschoten
veldwachters uit den zaal worden geleid.
Uit het verhoor van den agent van poli
tie de Roon blijkt, dat verdachte Bom in
antwoord op de uitlating van overste Mus
sert: „Als je een kerel bent, schiet je me
kapot" gezegd heeft: „Ik wil niet dood
schieten".
Generaal van Andel als getuige.
De commandant van de vesting Holland,
generaal van Andel, als getuige gehoord,
verklaart op 10 Mei overste Mussert het
commando over alle troepen in het kan-
tonnement Dordrecht te hebben opgedra
gen. Toen hem telefonisch bericht werd,
dat het commando groep-Kil overste Mus
sert had afgezet, op grond van de aan
klacht, die zijn adjudant tegen hem had
ingebracht, heeft hij onmiddellijk bevel
gegeven, overste Mussert in zijn functie te
herstellen, aangezien hem nimmer iets van
verraad of ongeschiktheid gebleken is- en
hy dit ook voor uitgesloten hield.
Deze getuige heeft overste Mussert 4e
mededeeling gedaan, dat Fransche en Ne-
derlandsche pantserwagens ter versterking
voor Dordrecht in aantocht waren. Redenen
waarom hij ten volle kon billijken, dat de
overste de toegangswegen naar Dordrecht
niet had laten versperren. Ook de comman
dant van de lichte divisie, kolonel van der
Bijl, noch de reserve-majoor Stoppelaar en
van verraad gemerkt.
Majoor de Bie verklaarde, dat op 13 Mei
om 16 uur twee vijandelijke pantserwagens
buiten gevecht waren gesteld. Enkele
oogenblikken later kwam overste Mussert
op zijn commandopost om hem te spreken.
Hij gaf hem bevel de z.g. K-rollen, die wa
ren uitgelegd om de pantserwagens tegen
te houden, op te ruimen, aangezien deze
ook het eigen verkeer belemmerden. Ook
dit wekte achterdocht op. Op weg met den
overste naar diens eigen comamndopost in
het postkantoor, bemerkte getuige, dat zij
gevolgd werden door zijn officieren, die
met de revolver in den aanslag liepen.
Reeds hoorde hij mompelen: „Doodschie
ten", waarop getuige hen met de hand be
duidde, dit niet te doen.
President: Vond u de gedachte van over
ste Mussert, dat die K-rollen het eigen ver
keer belemmerden, reden om hem te wan
trouwen?
Getuige: Vlak daarvoor waren twee
Duitsche pantserwagens buiten gevecht
gesteld. De overste heeft dit moeten hoo-
ren en eigen verkeer was er overigens
niet.
Raadsheer Sluyterman: Was het u niet
De teint van duizenden vrouwen wordt
bedreigd door gebrek aan vitamine F,
een te lang onbekend 6choonheidseuvel!
Juist het vitamine F moet de huid gezond
houden en doen opleven!
Wacht niet, tot een droge, saaie huid het
vitamine F-gebrek reeds verraadt. Thans
is mogelijk, wat nog nooit mogelijk was.
Ge kunt uw huid rijkelijk voeden met
vitamine F door middel van unieke schoon-
heidscrêmes: Dobbelman's Castella Crè
mes. Tweeduizend eenheden vitamine F
per tube
(lil 111! till D.^BBELM^N HOüOtll
bekend, dat er juist van de zijde waar de
K-rollen lagen, Fransche pantserwagens
werden verwacht?
Getuige: Neen, ik had alleen naar
Duitsche gezien.
President: Hier ziet u tot welke gevol
gen het leidt, wanneer er geen contact is
tuschen de leiders. Overste Mussert wist
dit wel. Hij had deze mededeeling van
den commandant van de vesting Holland,
generaal van Andel.
Getuige: Wij wisten, dat er Duitsche
pantserwagens in aantocht waren.
President: Waarom hebt u dat den over
ste dan niet gemeld?
Getuige: Ik heb het overste Mijsberg ge
meld in de veronderstelling, dat deze het
door zou geven aan overste Mussert.
Gen. Seyffardt: Wanneer u bevelen
krijgt van meerderen en u meent, dat die
bevelen niet juist zijn, voert u ze dan niet
uit en legt u ze dan maar naast u neer?
Getuige: Ik dacht het niet. ik wist,
dat ze onjuist waren!
Ook overste Mijsberg, de verdachte in de
zaak gebr. van Dijk, werd in deze zaak als
getuige gehoord. Hem had het bevreemd,
dat overste Mussert hem opbelde met de
mededeeling, dat hij onder zijn bevelen
stond, hetgeen voor getuige van zelf sprak.
Echter heeft hij zich niet aan diens beve
len gestoord, omdat hij van oordeel was
reeds zeer gunstige stellingen in te nemen.
Kolonel van Andel, die als commandant
van de groep-Kil, overste Mussert van zijn
functie had ontheven, op grond van het
feit, dat diens adjudant had gezegd, dat hij
absoluut geen leiding gaf, wenschte te be
nadrukken, dat hij absoluut geen wantrou
wen koesterde ter zake de gezindheid van
overste Mussert. Hij had echter een tech
nische opleiding gehad en geen tactische.
Zoodoende was hij minder goed opgewas
sen tegen de taak waarvoor hij zich gesteld
zag.
De kapitein van den generalen staf Cal
meijer, is eveneens afgegaan op de stellige
mededeelingen van den adjudant van den
overste, van der Mark. Op verzoek van den
verdediger zet getuige voorts uiteen, dat
militair-juridisch kapitein Bom, in het vak
waar hij overste Mussert op aanwijzing
van luitenant Kruithof had aangetroffen,
de meerdere was van den overste. Luite
nant Davidson werd als stellingcomman
dant verrast door Duitsche pantserwagens,
die het vuur op zijn mannen openden. Het
werd een wilde vlucht, maar later be
vreemdde het hem, dat overste Mussert
bevel had gegeven, de K-rollen tegen pant
serwagens weer op te rollen, omdat deze
het verkeer zouden belemmeren. Met deze
mededeeling had hij zich naar verschillen
de hoogere chefs begeven, die hem echter
telkens een ander aanwezen, zoodat hij ein
delijk bij het algemeen hoofdkwartier be
landde, waar, juist toen hij daar was, een
telexbericht binnenkwam, dat overste Mus
sert verraad had gepleegd en heulde met
den vijand. Juffrouw Simons, als typiste
op het A.H.K. werkzaam, heeft dit telex
bericht ook gezien, maar weet niet van
waar het afkomstig is, evenmin als een der
andere officieren.
Ds. Bronsgeest was er niet....
Dominee Bronsgeest was ziek, en derhal
ve niet ter zitting aanwezig. Daardoor kon
geen klaarheid worden geschapen terzake
de zeer belastende verklaring, die de ge
tuige Luttik aflegde, n.l., dat deze predi
kant, blijkbaar als afschrikwekkend voor
beeld voor de kinderen van Luttik, die zich
aangetrokken gevoelden tot de.N.SB., ver
telde, dat overste Mussert. terwijl hij ster
vende was aan de doodelijke schoten op
hem gelost, tegen den Velser dominee zou
hebben gezegd: „Ik ben een verrader en
heb mijn verdiende loon gekregen". Ook
mevrouw Essink-Vlek, heeft ds. Brons
geest aan een patiënt, die naast haar lag
in het ziekenhuis, hooren zeggen, dat de
beschuldiging van verraad aan het adres
van overste Mussert op waarheid berustte.
Ds. Bronsgeest ontkent blijkens een
schriftelijke verklaring een en ander ten
stelligste. In ieder geval is vast komen
te staan, dat deze dienaar des woords in
het geheel niet bij het sterven van overste
Mussert tegenwoordig is geweest!
Enkele getuigen a décharge verklaren
tenslotte, dat zij als officier, hoewel be-
hoorende tot het onderdeel van overste
Mussert. op 10 Mei van hem geen belang
rijke orders hebben ontvangen.
De laatste getuige, Slob, zelf lid der N.
S.B. zijnde, legt de verklaring af, dat ver
dachte Bom in zijn woonülaats bekend
heeft gestaan als nation aal-socialist. Te
genover hem heeft hij zich op minachten
de wijze uitgelaten over de wijze, waarop
in het le^er nationaal-socialistisch georiën
teerde officieren werden genegeerd en be
handeld. Zijn vrouw en moeder zijn bei
den lid van de N.S.B. en Bom zelf stond
alles behalve onsympathiek tegenover deze
beweging.
Het verhoor van de verdachten
Stap voor stap gaat de president daarna
eerst met verdachte Bom, dan met ver
dachte Kruithof het verloop van het drama
na. Bom zegt slechts zorg te hebben ge
kend voor de menschen, die aan zijn
hoede waren toevertrouwd en voorts ge
kweld te zijn geworden door de vraag, of
zijn eigen vrouw en moeder niet zouden
worden weggevoerd, zooals hij in zijn om
geving vele nationaal-socialisten reeds weg
had zien voeren. Zijn daad was een gevolg
van een impuls, mede bepaald door de vele
geruchten, die over overste Mussert de
ronde deden, bevelen die hem onbegrijpe
lijk voorkwamen en tenslotte de mede
deeling van luitenant Kruithof: „Oyerste
Mussert, die in Dordrecht de boel in de
war heeft gestuurd, verblijft in uw vak".
Daarop reageerde hij met een „dan arres
teeren". De bedoeling om overste Mussert
neer te schieten, heeft hij niet gehad.
Verdachte Kruithof verklaart eveneens
geen enkele persoonlijke ervaring te. heb
ben ten aanzien van het „verraad" van
overste Mussert. Nochtans was hij van oor
deel, dat diens arrestatie een gebiedende
eisch was, eenerzijds op grond van de ge
ruchten, anderzijds op grond van de door
overste Mussert gegeven bevelen. Hij heeft
de doodelijke schoten gelost, omdat Anders
overste Musert zijn revolver zou hebben
getrokken en op hen zou hebben ge
schoten.
Requisitoir.
Prof. mr. dr. van Genechten ving zijn
requisitoir aan met een uitvoerig historisch
overzicht van het ontstaan, de verbreiding
en gevolgen van de kunstmatig in het leven
geroepen „verraad"-legende. Want de
roode draad van het drama, dat uw hof te
berechten heeft, begint maanden voor het
drama zelf, en is gesponnen door hen, die
ook nu nog, vanuit hun schuilplaatsen, tot
nieuwe moorden ophitsen.
Overste Mussert was een officier van den
ouden stempel, met zorg het wanbeheer
van het parlementaire stelsel aanschou
wend. In hart en nieren militair, weigerde
hij een politieke positie in te nemen, en
waakte er zelfs angstvallig voor, zijn
broeder, die leider is van de N.S.B. zelfs
maar bij familie te ontmoeten. Het oude
regime eischte echter juist verpolitiekte
officieren, bereid het systeem in zijn anti-
Duitsche gezindheid te schragen.
Eenmaal komt de dag, dat ook zij voor
uw hof terecht zullen staan, om gestraft te
worden voor hetgeen zij aan ons volk heb
ben bedreven.
Uitvoerig stond spreker stil bij de ver
schillende pogingen, de nationaal-socialis
ten in een zoo slecht mogelijk daglicht te
stellen. Spr. herinnerde in dit verband aan
de roemruchte lichtkogel-affaire, waarvoor
prof. Gerbrandy nimmer een afdoende
verklaring heeft gegevenen, hoewel hij
wist, en het ook in het parlement ver
klaarde, dat het kwajongenswerk was.
Voorts wees spr. op de honderden gezinnen
in Nederland waar huiszoeking is verricht
in verband met de nationaal-socialistische
gezindheid. Nooit is er iets gevonden, maar
ook nog nooit heeft de regeering haar vuile
beschuldiging en verdachtmaking inge
trokken. 'Eer ging haar niet aan.
Even voor den oorlog werden 21 Neder
landers geinterneerd, door den heer de
Geer rechtstreeks van landverraad be
schuldigd. Nog nimmer is bekend gemaakt,
waarop deze beschuldiging in concreto be
rust.'Het ligt in mijn bedoeling, minister
de Geer in de gelegenheid te stellen, zich
hier te verantwoorden. Sedert hij als ver
geten burger toch weer laat merken, dat
hij geen vergeten burger wil zijn, zal hij
dit ongetwijfeld aangenaam vinden.
Met tal wan citaten uit de dag- en week
bladen toonde spr. aan, hoe ons volk in de
pers propagandistisch rijp is gemaakt voor
den oorlog en vooral voor een bloed
bruiloft tegen de Nederlandsche nationaal-
socialisten.
Nadat géneraal Reynders in verband met
de defensieplannen ontslag had genomen,
kwam generaal Winkelman.
Onder deze leiding is het Nederlandsche
volk den oorlog ingedreven. Het is waar
achtig niet verbazingwekkend, dat het na
vier en een halven dag strijd reeds afge-
loopen was.
De beide verdachten zijn de voltrekkers
geworden van een noodlot, dat anderen in
hun bekrompen haatgevoelens en onver
stand ontketend hebben. Nochtans moeten
er voorbeelden gesteld worden, wil men dit
kwaad den kop indrukken.
Ten aanzien van de verdachten kan
vastgesteld worden, dat er verschil is tus
schen Bom en Kruithof. Van Bom is niet
bewezen, dat hij heeft willen dooden, al
heeft hij zich ook aan feitelijke insubordi
natie schuldig gemaakt. Tegen hem meen
ik te kunnen volstaan met een gevangenis
straf te eisch en van twintig jaar. Voor
Kruithof spreekt niets, alles pleit tegen
hem. Wanneer hij niet de zwaarste straf
krijgt, is dit een vrijbrief voor alle verdere
moordenaars, die speculeeren op een over
winning van Engeland en het bolsjewisme.
Indien uw hof bereid is, dit hoogste vonnis
te vellen, beteekent dit nog niet, dat het
in zijn volle zwaarte voltrokken behoeft te
worden. Immers, wanneer zou blijken aan
de vijand van bet Nederlandsche volk, dat
de nationaal-socialistische staat met hen
die de gemeenschap bedreigen en den
wederopbouw van ons volk willen belet
ten, afdoende weet te handelen, dan is het
misschien niet noodig, de doodstraf te vol
trekken, die ik voor verdachte Kruithof
moet eischen.
Deze man heeft zich aan het ernstigste
schuldig gemaakt, waaraan een soldaat zich
schuldig kan maken. Wanneer wij een fat
soenlijk leger hadden gehad, zou bij geen
vijf minuten na zijn misdaad meer hebben
geleefd. Wij begrijpen nu waarom dit is
geschied: degenen die hem hadden moeten
straffen, waren geestelijk medeplichtig
tegen hem kan slechts één straf worden
uitgesproken en die is het, die ik van uw
hof eisch.
Pleidooi.
De verdediger van de beide verdachten,
mr. W. F. H. Zegers, zeide verheugd te
zijn, dat de krijgsmanseer van overste Mus
sert onbezoedeld is. Dat hij nochtans de
verdachten verdedigt, komt, omdat hij in
hen de slachtoffers ziet van datgene, wat
door den procureur-generaal zoo uitvoerig
is getoogd. Spr. wijt het gebeurde met
overste Mussert aan een ongelukkigen
samenloop van omstandigheden. Hij was
een eerlijk soldaat, daar heb ik, die hem
van nabij ook als soldaat heb leeren ken
nen, nooit aan getwijfeld. Hij was ook een
knap technicus, maar had geen tactische
opleiding gehad. Zoo rijst de vraag, of hij
in Dordrecht wel op zijn plaats was. Bo
vendien had hij een moeilijk karakter,
waardoor samenwerking niet gemakkelijk
werd. De roddelpraatjes en het feit, dat
er in en rondom Dordrecht te weinig wa
penen voorhanden waren, hadden den toe
stand zeer gespannen gemaakt. De werke
lijke daders zijn buiten bereik. Dat spijt
mij niet minder dan den procureur-gene
raal.
Intusschen is wel komen vast te staan
tijdens deze procedure, welke motieven er
toe hebben geleid, dat de beide verdachten
tot hun vreeselijke daad zijn gekomen. De
verwarde omstandigheden in aanmerking
genomen, wordt hun daad verklaarbaar;
zij zelf meenen dan ook niets anders dan
hun plicht te hebben gedaan.
Om na twee jaar de doodstraf te eischen
acht spreker voor geheel het Nederland
sche volk onaanvaardbaar; men vergist
zich wanneer men meent daarmede de be
langen van de N.S.B. te dienen. Boven
dien staat op muiterij tijdens den oorlogs
toestand niet de doodstraf, aldus spr., en
kan dus ook in dit geval niet geëischt wor
den.
Resumeerende concludeerde spr. voor
beide verdachten tot vrijspraak of gevan
genisstraf voor den duur der voorloopige
hechtenis.
Het Vredegerechtshbf zal over veertien
dagen vonnis wijzen.
ÉüuAyie.
VRIJDAG 17 April. Mis v. d. H. Anice-
tus, Paus en Martelaar: Protexisti. 2e ge
bed Concede; 3e voor Kerk of Paus; 4e
voor den vrede. Kleur: Rood.
FEUILLETON
5kte taade ótxep&i
door
GERT HARTENAU—THIEL.
51)
Ik voelde iets van een rilling door mij
heen gaan, maar ik wachtte er mij wel
voor te laten blijken, dat zijn woorden zoo
veel indruk op mij maakten.
„Je liegt", schreeuwde ik daarom tegen
beter weten in.
Maar wederom schudde hij langzaam
het hoofd, terwijl een fijn lachje om zijn
blauwroode lippen speelde. „Nee, heer, ik
spreek de waarheid. Ik wist, dat u mij een
leugenaar zoudt noemen, want u, een on-
geloovige, is het nu éénmaal niet gegeven,
goddelijke wonderen te begrijpen. Daarom
heb ik een bewijs meegenomen om u te
overtuigen."
Verdwaasd staarde ik hem aan. „Een be
wijs?"
Saja, heer, een bewijs! U schreef van
morgen een soerat (brief) om een moorde
naar aan te klagen en ik stond naast u,
toen u vele papieren met wonderlijke
schriftteekens bedekte. En toen u gereed
was, hebt u het papier gevouwen en in eer
lederen tasch gestoken, welke u daarna op
slot hebt gedaan. Was het zoo, toean
commandant?"
Ik knikte, stom van verbazing.
Wederom speelde een zelfbewust: glim
lach, welke bewees, dat hij zich mijn meer
dere voelde, om zijn lippen. ,.Maar toen uw
hand den brief in de tasch had gestoken,
nam ik hem snel ónder uw oogen
weer daaruit en toch hebt u niets van den
diefstal bemerkt." Hü tastte in de plooien
van zijn kleeren. „Hier, toean, hebt u den
brief!" Met een diepe buiging overhandig
de hij mij het proces-verbaal waaraan ik
dezen ochtend zoo naarstig had gewerkt.
Met een abrupt .ebaar greep ik het cou
vert, dat ik mechanisch om en om draai
de, terwijl ik mij overtuigde, dat het wer
kelijk het verbaal tegen Van der Trijs was,
dat ik rfog geen uur geleden zorgvuldig in
mijn actetasch had geborgen. En hoewel
mijn nuchter verstand zich daartegen
trachtte te verzetten, moest ik toch toe
geven, hier voor een van die Oostersche
raadselen te staan, welke een Europeaan
niet vermag te doorgronden.
Behoedzaam stak in den brief ir mijn
borstzak. Al mijn bewondering voor de vin
gervlugheid van den fakir ten spijt kwam
het er op aan in geen geval te laten blij
ken, dat ik mij geïmponeerd voelde. In
elk geval gaf de zonderlinge handelwij
ze van den Maleier mij voldoende aanlei
ding voorzichtig te zijn en ik beval der
halve Haito den man te boeien en hem
in het arrestantenlokaal op te sluiten.
De soldaat voldeed onmiddellijk aan de
ze opdracht en merkwaardiger wijze liet
Rasteromo zich gewillig de handen op den
rug binden. Toen Haito echter aanstalten
maakte, zich met zijn arrestant te verwij
deren, wendde deze laatste zich nogmaals
met fier opgeheven hoofd en een dreigen
den blik tot mij, terwijl hij vroeg:
Waarom gebeurt dit met mij een die
naar van Allah?"
„Omdat je je aan diefstal hebt schuldig
gemaakt", zei ik zoo overtuigend mogelijk.
„Aan diefstal?" gromde hij bitter. „Ik
ben geen dief; ik gaf u slechts een bewijs
van mijn macht, toean besar!"
In mijn hart moest ik den man gelijk
geven, maar de omstandigheden dwongen
mij tot krachtig optreden.
„Zwijg nu maar", gebood ik dus streng.
„Je zult later wel gelegenheid krijgen, je
te rechtvaardigen. Breng hem weg,
Haïto!"
De soldaat nam zijn paard bij den teu
gel, greep met zijn andere hand den ge
vangene bij het touw om diens polsen en
trok hem met zich mee.
Ongeveer twee uur later keerde ik van
de plantage terug langs denzelfden weg,
dien wij gekomen waren. Toen wij de
plaats passeerde, waar wij den fakir tus
schen het struikgewas hadden ontdekt,
begonnen onze paarden luid te hinniken
Dit laatste werd onmiddellijk beantwoord
door een ander paard, dat zonder ruiter in
galop op ons afrende en met hijgende flan
ken bij onze dieren bleef staan. Onze ver
bazing nam echter nog toe, toen wij het
dier als dat van den soldaat Haïto her
kenden, dien ik met het transport van den
arrestant had belast.
Het paard was met schuim overdekt, ge
droeg zich buitengewoon onrustig en hief
telkens weer een angstig gehinnik aan.
Weinig goeds vermoedend, reden wij.^lang-
zaam vergezeld en voor seen deel zelfs ge
leid door het verlaten dier, verder. Reeds
eenige honderden meters verder toonden
onze paarden opnieuw teekenen van on
rust en ditmaal behopf^n wii naar de
oorzaak daarvan niet ver te zoeken, want
dicht bij den weg, tegen een boom ge
leund, ontdekten we Haïto.
Star en onbeweeglijk, met wijd openge
sperde oogen staarde hij naar den weg.
Zijn ontstelde, niets ziende oogen in het
aschgrauwe gelaat hadden iets angstwek
kends. Aan zijn voeten lagen de touwan
en riemen, waarmee de fakir gebonden
was geweest. Deze zelf echter was.ver
dwenen.
Onmiddellijk sprongen wij van onze
paarden om den man den noodigen bij
stand te verleenen, maar welke pogingen
wij ook aanwendden, om hem uit den hyo-
natischen toestand, waarin hij verkeerde,
te wekken, niets hielp. Hij hoorde en voel
de niets en zelfs zijn polsslag scheen te
hebben opgehouden. Toen al ons werk
vruchteloos bleef heschen wij hem ten
slotte op zijn paard, waarop wij hem zoo
goed mogelijk vastbonden, teneinde hem
zoo naar huis te kunnen brengen. Maar
ook dat was nog niet, zoo eenvoudig, want
zijn lichaam bleek zoo stijf als een plank.
(Wordt vervolgd).