toto#
ww
DONDERDAG 9 APRIL 1942
f)E LEIUSCHt EUUKAN1
2
Hoofdredacteur: Th. Wilmer, Lelden.
Red. Buitenland: Mr. H. Geise, Leiden.
Red. Stad en Sport: M. Zonderop, Lelden.
Red. Omgeving: L. Roozen, Leiden.
Red. Letteren en Kunst: Fr. Schneiders, Lelden.
Abonnementsprijs, voor Leiden 20
cent per week, 2.63 per kwartaal.
Bij onze agenten 21 cent per week,
2.73 per kwartaal. Franco per post
3.10 per kwartaal. Losse nummers
6 cent.
Advertentiën 115 m.M. f 2.30, elke
m.M. meer 15 cent. Ingezonden mede-
deelingen dubbel tarief. Telefoontjes
hoogstens 30 woorden: Dienstaanbie
dingen en dienstaanvragen ƒ0.60 per
plaatsing, alle andere 0.72 bij voor
uitbetaling alléén Woensdag en Zater
dag.
WEERBERICHT
ZONS OP. EN ONDERGANG.
Zon onder 8.26 uur Donderdagavxond.
Zon op 6.56 uur Vrijdagochtend.
Tusschen deze tijden moet worden ver
duisterd.
MAANSTANDEN.
9 April: De maan komt Donderdagnacht
om 4.12 uur op en gaat Donderdagmiddag
om 1.33 uur onder.
10 April: De maan komt Vrijdagnacht
om 4.50 uur op en gaat Vrijdagmiddag om
2.43 uur onder.
11 April: De maan komt Zaterdagoch
tend om 5.22 uur op en gaat Zaterdagmid-
dam om 3.54 uur onder.
12 April: De maan komt Zondagochtend
om 5.49 uur op en gaat Zondagnamiddag
om 5.05 uur onder.
13 April: De maan komt Maandagochtend
oin 6.14 uur op en gaat Maandagavond om
6.14 uur onder.
14 April: De maan komt Dinsdagmorgen
om 6.38 uur op en gaat Dinsdagavond om
7.22 uur onder. (Nieuwe maan).
De weduwe Vermeer verklaarde, dat zij
reeds 's morgens om half zes in de nabij
heid van het huis van de gebr. Van Dijk
had hooren schieten. Zij had ook lichtko-
gels gezieri, die in verschillende kleuren in
den tuin van Van Dijk neerdaalden, hoe
wel ze van veel verder vandaan kwamen.
Welken vorm deze lichtkogels hadden, wist
zij niet. Overigens had zij haar ontdekkin
gen eerst later alleen aan haar huisgenoo-
ten medegedeeld.
Getuige Breen, reserve le luitenant, was
de man, die in het huis van de gebr. Van
Dijk huiszoeking heeft verricht. Enkele be
scheiden van de N.S.B. werden gevonden,
een doosje met .schouderbedekkingen", die
later uitrustingsstukken van de N. S. B.-
uniform bleken te zijn, N.S.B.-insignes, een
portefeuille met Duitsch geld (uit den in
flatietijd) en een uit de courant geknipt
portret van den Führer. Wapens noch mu
nitie werden gevonden. Wel een doosje met
lichtkogels''.
Getuige erkent, dat op 't doosje „Luft-
kugeln" stond gedrukt-en de twaalf pa
troontjes, die er in zaten, inderdaad van
zeer klein kaliber waren.
Verdachte*, verklaarde, dat het pakket
met gevonden voorwerpen tijdens de huis
zoeking, hem niet tegelijk met de gebr. Van
Dijk heeft bereikt. Later, na den oorlog
heeft hij het eerst gevonden. In dit pakket
trof verdacht een doosje aan, dat vermoe
delijk lichtkogeltjes bevatte.
De president wijst verdachte er op, dat
hij hier kennelijk onwaarheid spreekt, om
dat het eenige doosje, dat bij huiszoeking
werd aangetroffen, volgens verklaring van
It. Van der Valk is opgeborgen in een
P.A.G.-trekker, terwijl de overige voor
werpen in een pakket zijn geborgen. Het
is dus uitgesloten, dat dit doosje, dat bo
vendien volgens getuige van der Valk
luchtkogeltjes bevatte, in bedoeld pakket
terecht zou zijn gekomen, en dan nog wel
in oorlogstijd.
Verschillende andere getuigen worden
dan nog gehoord.
Mevr. Van Dijk meent, dat de gevon
den luchtkogeltjes nergens anders voor be
stemd kunnen zijn geweest dan voor een
windbuks, die haar overleden echtgenoot
langen tijd in bezit heeft gehad. Nimmer is
haar een instrument bekend geweest, waar
mede lichtsignalen kunnen worden gege
ven. In een oude rommelkist heeft haar
zwager later iets dergelijks gevonden, al
thans, dat dacht zij. Onder den indruk van
de praatjes, die ook na den dood van haar
man in Dordrecht nog de ronde bleven
doen, is zij zelf achterdochtig geworden en
heeft in haar wanhoop het betreffende in
strument begraven. Later, nadat het in
strument weer was-opgegraven en door een
politie-deskundige was onderzocht, is ge
bleken, dat het een zoogenaamd „Stakkel-
licht" is geweest, dat gebruikt wordt voor
het geven van noodsignalen op schepen.
Daar de vader van haar overleden man
een scheepswerf heeft gehad, behoeft het
niet te verwonderen, dat bedoeld instru
ment tusschen anderen ouden rommel in
een kist terecht is gekomen.
VERHOOR VAN VERDACHTE.
Verdachte beriep zich op de per radio
overgebrachte lastgeving van het Neder-
landsche oppedbevel, volgens welke alle
mannelijke personen boven de zestien jaar,
die uit huizen werden gehaald waaruit ge
schoten werd, zonder vorm van proces
moesten worden gefusilleerd. Hij erkent op
de desbetreffende vraag van den presi
dent, dat dan toch eerst de schuld van de
onder verdenking van schieten staande
burgers moest worden vastgesteld.
Dit was naar zijn meening hier het ge
val. Als commandant, die bovendien met
zijn troepen in gevecht was gewikkeld,
moest hij zonder meer op de rapporten
van zijn mannen vertrouwen.
Procureur-gen.: „Houdt u uw verhaal
van vanmorgen over die lichtkogels vol?"
Verdachte: „Ik weet alleen zeker dat 't
geen luchtdrukpatroontjes waren; ik heb
het slechts vluchtig bekeken. Wat mijn
daad zelf betreft kan ik slechts zeggen,
dat ik overtuigd was van de schuld van
de gebroeders Van Dijk en door hen te la-*
ten fusilleeren mijn plicht te doen jegens
het vaderland."
REQUISITOIR.
Prof. mr. dr. Van Genechten begint zijn
requisitoir met het memoreeren van de
ten laste legging, die naar zijn meening
overtuigend is bewezen, zoodat verdachte
zal moeten worden veroordeeld. Dit mis
drijf is, volgens spr., een van de afzichte
lijkste gebeurtenissen, die zich in de oor
logsdagen hebben afgespeeld. In werkelijk
heid is er niets gebeurd. Alleen door de
systematische ophitsing konden deze exces
sen tegen de nationaal-socialisten voorko
men.
Door een samenloop van omstandighe
den heeft Johanna Vermeer 's morgens om
half zes een schot gehoord. Zij zegt: dat
komt uit de richting van het huis van de
gebroeders Van Dijk. Een van deze ge
broeders, een stil man, is een nationaal-
socialist. Zijn broer, die bij hem in huis
woont, is tegenstander. Maar wat doet dat
er toe. Daar woont een N.S.B.-er, dus zal
het daar wel vandaan komen!
Terzelfdertijd schijnt Mannessen te zijn
opgetreden. Er blijkt van zijn verhaal geen
woord waar te zijn.
Bij de huiszoeking vindt men slechts een
paar insignes, wat verouderd Duitsch bank
papier en een doosje waarop staat Luft-
kugeln, geen wapen, geen munitie.
Maar het drama nadert reeds het einde.
Zij komen bij overste Mijsberg. Een ver
klaring van een man als Mannessen, wiens
laaghartige fantasieën volgens spr. hier
duidelijk zijn komen vast te staan, is voor
hem voldoende.
Zonder zich te realiseeren, dat wel eens
een onjuist bericht kon zijn gegeven, be
sluit hij tot zy'n verschrikkelijke daad:
schiet ze neer!
Er zijn voor verdachte weinig verzach
tende omstandigheden in het midden te
brengen. Om twee redenen had ik echter
bij mijzelf reeds overlegd, niet de maxi
mumstraf te eischen, ten eerste, omdat hij
in de war was gebracht dooh een misda
dige propaganda, en waarachtig niet de
eenige officier was, die zijn zenuwen niet
meer de baas was. Ten tweede, omdat ik tot
vanochtend meende, dat hij, hoewel uiterst
lichtzinnig handelend, zijn eer niet had ge
kwetst.
Het spijt mij oprecht, van meening te
zijn veranderd. Hij verwerpt datgene, wat
wij allen, ook wanneer wij schuldig zijn,
nog kunnen redden. Want dat hij een doos
je gevonden zou hebben met den door hem
genoemden inhoud, gelooft het Hof niet en
niemand die dit proces heeft bijgewoond.
Onomstootelijk is komen vast te staan, al
dus spr., dat het doosje Luftkugeln bevatte,
een woord, dat hij zelf dezen ochtend hier
heeft gebruikt. Thans poogt hij er om heen
te draaien en door nu nog de gedachtenis
van de gebroeders Van Dijk te besmeuren,
nadat hij deze familie ongelukkig heeft ge
maakt en den dood van twee mannen op
zijn geweten heeft, zichzelf het veege lijf
te redden.
Zou ik anders hebbén volstaan met tien
jaar, thans eisch ik de maximum-straf van
twintig jaren.
PLEIDOOI.
Na het requisitoir van den procureur-ge
neraal was het woord aan den verdediger
van verdachte, mr. J. H. Rolandes Hage-
doorn, die zijn pleidooi in een zevental pun
ten samenvatte. Achtereenvolgens besprak
hij o.a. de situatie in de oorlogsdagen, de
lastgeving van het opperbevel, het zonder
vorm van proces fusileeren, waarvan ver
schillende voorbeelden in de oorlogsge-
schiednis te vinden zijn, de vraag of deze
zaak voor het Vredesgerechtshof behan
deld diende te worden, en dan vooral de
houding van de slachtoffers. Hij noemde
deze onlogisch en onverklaarbaar, zulks
nog temeer, omdat immers één hunner ver
re van een N.S.B.-er te zijn, veeleer een
fel tegenstander van het nationaal-socia-
Morgen nieuws over
de wijze, waarop vitamine F
uitkomst brengt
lisme moest worden genoemd.
Door zyn deelneming te betuigen met de
achtergebleven weduwe, zou verdachte
Mijsbr.rg in feit hebben erkend, dat hij on
juist heeft gehandeld, terwijl hij zelf er
van overtuigd is, slechts te hebben ge
daan wat het oogenblik van hem als offi
cier, die in den strijd gewikkeld was,
eischte.
Indien overste Mijsberg schuldig moet
worden geacht, dan is hij toch nog slechts
een schakel in de keten van schuldigen.
Hetzelfde wetsartikel dat de karabjjnschut-
ters, die de executie voltrokken, vrijuit doet
gaan, omdat zij slechts een bevel opvolg
den. hun door een meerdere gegeven, is
dan ook van toepassing op overste Mijs
berg die op z;in beurt eveneens een bevel
van zy'n meerdere, in casu het opperbevel,
uitvoerde i
Pleiter bracht hulde aan den president
die blijk heeft gegeveri dit proces cot in de
kleinste details volkomen te beheersen en.
Vol vertrouwen zeide hij de uitspraak van
het-hof tegemoet te zien, die naar zijn mee
ning geen andere dan een vrijspraak zal
kunnen zijn.
Daarmede zou ook voldaan worden aan
den wensch van de achtergebleven moe
der, die met haar mede-familieleden op
clementie voor den verdachte heeft aan
gedrongen.
In een korte repliek wees prof. Van Ge
nechten er nog op, dat de reactie onder de
omstandigheden als waarin de gebroeders
Van Dijk waren komen te verkeeren, bij
verschillende menschen zeer uiteenloopend
is. Hij kon hier spreken uit eigen erva
ring tijdens de oorlogsdagen, toen hem en
zijn mede-geinterneerden steeds de bajo
net in den rug werd gezet, wanneer aan
een dikwijls onuitgesproken bevel van de
bewakers niet werd voldaan en tegenspraak
met den dood bedreigd werd.
Verdachte ten slotte het laatste woord
krijgend, verzekerde nogmaals naar beste
weten zijn plicht te hebben gedaan. Hoe
wel begaan met het lot van de achterblij-
venden,vermocht hij zijn schuld niet in
te zien.
Het Vredegerechtshof zal Dinsdag 21
April des voormiddags te tien uur uit
spraak doen.
HAAGSCH GERECHTSHOF.
Zijn zoontje uit stelen gestuurd.
P. L. te Leiden, had zijn zoontje er
op uit gestuurd om kolen te gaan stelen,
op een terrein van de gemeente Leiden.
De Politierechter had hem daarvoor ver
oordeeld tot drie weken gevangenisstraf.
In hooger beroep had de Procureur-Gene
raal deze straf verminderd tot een week
gevangenisstraf. Het Hof maakte het nog
beter met verdachte, want hij kwam er af
met een geldboete van 15 subs. 15 dagen.
Het gouden hangertje.
Mej. A. v. d. G. te A1 p h e n a. d. R ij n,
had op een slaapkamer in het huis waar
zij diende, een gouden hangertje gevonden
en dit niet terug gegeven. De Politierech
ter had haar daarvoor een maand gevan-
ENGELSCH VLIEGTUIG
AFGESCHOTEN.
Een Enigelsch vliegtuig is tijdens zijn
vlucht boven het Kanaal afgeschoten, en
de inzittenden hebben zich voorloopig in
veiligheid weten te stellen met behulp van
een rubberbootje. Lang zal dit echter niet
kunnen duren, want na eeniigen tijd zul
len zie uitgeput raken en ndet meer in staat
zijn, zich aan het wankele vaartuigje vast
te klemmen. Doch reeds cirkelt een Duitsch
Roode-Kruis-vliegtuig boven hen en na
eeni'gen tijd strijkt het toestel op de gol
ven neer. Het duurt niet lang of de zoo
goed als uitgeputte bemanning is in vei
ligheid gebracht
Zoo werkt het Roode Kriiis in oorlogs
tijd. Het ziet niet naar vriend of vijand,
doch het ziet slecht naar den mensch in
doodsnood.
Zoo zal ook straks de Nederlandsche
Ambulance aan het Oostfront haar taak
opvatten. Wat'kan u dan nog weerhouden
dieze 'hulpexpeditie te steunen? Niets zal
u daartoe in den'weg staan.
Hier is het gironummer:
8 7 6 0 0
Nederlandsche Ambulance,
Koninginnegracht 22, 's-Gravenhage.
genisstraf opgelegd. Het Hof halveerde
deze straf, zoodat het werd twee weken
gevangenisstraf.
HAAGSCHE RECHTBANK.
Diefstal van binnen- en
buitenbanden.
A. van B. afkomstig uit K a t w ij k a. Z.
had zich schuldig gemaakt aan diefstal van
een zestal rijwiel-binnen- en buitenban
den, ten nadeele van het bedrijfsleven,
waar hij werkzaam was. Hij bekende het
feit en zeide ongeveer f 30 van de op
brengst gekregen te hebben van dengene,
die de banden verkocht had. Het ingewon
nen rapport luidde gunstig en de Officier
wilde daar eenigszins rekening mee hou
den, waardoor de eisch werd zes maanden
gevangenisstraf met dien verstande, dat
het vonnis niet ten uitvoer gelegd zal wor
den, alvorens op een in te dienen gratie
verzoek zal zijn. Uitspraak over 14 dagen.
Diefstal van veldgewassen en vee
uit de weide.
L. P. en W. V. beidien uit Zoeter-
m e e r hadden zich aan een groot aantal
diefstallen schuldig gemaakt. Zoo hadden
zij te veld staande tarwe gestolen, tot drie
maal toe aardappelen wegiggenomen, ze
ven zakken spruit/kool meegenomen en,
wat het ergste was, een schaap uit de wei
de 'gestolen en geslacht.
De officier vond levenstmdddelendiefstal-
len in dezen tijd zeer ernstig en het stelen
van vee uit de weide een ergerlijk misdrijf.
De eisch werd dan ook tegen elk een jaar
gevangenisstraf. Uitspraak over 14 dagen.
Allerlei voorwerpen gestolen.
De 49-jarige landarbeider A van L. uit
Leiden had te Voorschoten de meest
uiteenloopende artikelen gestolen o. a.
twee paar schoenen, negen kippen en een
haan, planken, eenden en een fiets. Eisch
1 jaar. Uitspraak 5 mnd. gevangenisstraf.
Ladelichter.
P. F. had te Voorschoten zich schul
dig gemaakt aan ladelichterij, twee maal
gepleegd. Aangezien hij voor dergelijke
feiten reeds vijftien maapden gevangenis
straf uitzit, werd volstaan met het opleg
gen van een maand gevangenisstraf.
Het werd niet geloofd.
De koopman A. den H. had voor zijn
collega J. K. uit Leiden eenige coupons
stof moeten verkoopen. Hij had ze uit het
raam van den trein geworpen, zeide hij,
toen hij ze kwijt was geraakt. Wegens
Verduistering werd hij veroordeeld tot
een maand gevangenisstraf.
HAAGSCHE POLITIERECHTER.
De inwonende schoonmoeder.
De schoonmoeder van J. L. uit Leiden
woonde bij haar dochter en schoonzoon in
huis. En aangezien de schoonmama zich
overal mee bemoeide, ontstonden er strub
belingen. Als schoonzoon uit wilde gaan,
vond „zij" zulks niet goed en zei er iets
van. „Ik zee, dat gaat niet", vertelde zij
Schoonzoon vond evenwel, dat het wel
ging en om zulks te bewijzen knetterde hij
zijn schoonmoeder door middel van een
trap in de gootsteen. Via deze gootsteen
kwam zij in een bed in het ziekenhuis te
recht. En de schoonzoon komt thans we
gens mishandeling in 'èen celletje terecht
en wel voor den tijd van zes weken.
£ituïgie
VRIJDAG 10 April: Mis v. d. Vrijdag v.
d. Paaschweek: Eduxit. Gebeden als op
Woensdag.
In de kerken van de E.E. P.P. Franciscanen.
VRIJDAG: 2e gebed v. d. Z. Marcus Fan-
tuzzi, Belijder; 3e voor den vrede.
BEZIT VAN SCHRIFTELIJKE AANSTEL
LING OF VAN SCHRIFTELIJKE AR
BEIDSOVEREENKOMST INGEVOLGE
DE PENSIOENWET 1922 (STAATSBLAD
No. 240) VEREISCHT.
Bij beschikking van dien secretaris-gene
raal van het departement van binnenland-
sche zaken van 31 Januari/2 Februari 1942
zijn eenige artikelen van de pensioenwet
1922 (Staatsblad no. 240) gewijzigd en
aangevuld.
Artikel 27 dier wet bepaalt thans, dat hiij,
doe in rechtstreeksoben- of zijdel mgsdben
dienst, vast of tijdelijk, een bezoldigde of
onbezoldigde betrekking bekleedt in dienst
van een der lichamen, genoemd in de ar
tikelen 3 en 4, een schriftelijke aanstelling
ontvangt. Ingeval de tewerkstelling op ar
beidsovereenkomst naar burgerlijk recht
heeft plaats gehad, geldt als zoodanig een
afschrift van die overeenkomst.
Volgens artikel 30, tweede lid kan hdj,
die is benoemd of tewerkgesteld op eeni-
gerlei wijze als in artikel 27 bedoeld en te
wiens opzichte dat artikel niet binnen zes
maanden na den dag van ingang van zijn
'benoeming of tewerkstelling toepassing
heeft gevonden, tenzij hij binnen negen
maanden na even-genoemden dag hierop
de aandacht van den pensioenraad heeft
gevestigd, den diensttijd in betrekking,
ten aanzien waarvan artikel 27 buiten toe
passing is gebleven, niet voor pensioen in-
koopen.
De pensioenraad heeft zich op het stand
punt gesteld, dat deze artikelen yoortaam
streng zullen moeten worden toegepast.
Aangezien voorts in voornoemde 'be
schikking een overgangsbepaling ont
breekt voor hen, die reeds voor 1 Maart
1942 zonder schrifelijke aanstelling of ar
beidsovereenkomst werkzaam waren, ves
tigt de pensioenraad er dé aandacht op,
dat hij in principe heeft besloten goed te
keuren, dat, mits in overeenstemming met
den feitelijtoen toestand, thans alsnog
zulk een stuk wordt uitgereikt, waardoor
ook voor hen de mogelijkheid tot inkoop
van hun diensttijd wordt geopend'.
In verband met de bepaling in artikel
30, tweede lid vervat, heeft die pensioen
raad besloten, dat zulk een schriftelijke
aanstelling of Overeenkomst binnen negen
maanden na 1 Maart 1942 dus voor 1
December a.s. zal moeten worden uit
gereikt en dat dus inkoop van diensttijd
niet mogelijk is, wanneer deze niet op een
schriftelijke aanstelling heeft berust
KERKNIEUWS
In het St. Josef-ziekenhuis te Kerkrade
is dézer dagen op 46-jarigen leeftijd
overlèden de weleerw. Pater fr.
Ranulphus Franssen O.F.M.,
uit het Minderbroedersklooster te Bleijer-
heide.
Woensdag werd onder groote belang
stelling te Sittard dé plechtige uitvaart
gehouden van wijlen den zeereerwaarden
heer L. H. Timmermans, directeur
van het Bisschoppelijk College te Sit
tard. Biij de uitvaart waren zeer vele
geestelijke en wereldlijke autoriteiten uit
geheel Limburg aanwezig, waaronder
Z. H. Exc. Mgr. G. Lemimens, bisschop van
Roermond, verscheidene dekens, directeu
ren der bisschoppelijke 'colleges in het bis
dom Roermond en tal van vooraanstaan
de personen op onderwijsgebied. In de ka
pel van het bisschoppelijk college werd een
plechtige H. Mis van Requiem opgedragen.
Z. H. Exc. dé bisschop van Roermond ver
richtte dé absoute. De teraardebestelling
geschiedde beden in de gemboorteplaats
van den overledene.
Zijne Hoogwaardige Excellentie de
Aartsbisschop van Utrecht
heeft benoemd tot kapelaan te Gro
ningen (H. Martinus) den weleerw. heer
H. Th. A. Wouters; tot kapelaan te Zwol
le (H. Joseph) den weleerw. heer J. G. Bo
mers; tot kapelaan te Blaricum den wel
eerw. heer J. G. Oosterbaan; op voordracht
van den Hoogeerwaarden Pater Provin
ciaal der Pater Carmelieten tot kapelaan
te Beek den weleerw. Pater A. P. J. Kers
ten O. Carm.;
tot kapelaan te Groningen (H. Franc, van
Aiss.) den weleerw heer J. G. Böckel, tot
kapelaan te Jutfaas den weleerw. heer H.
W. A. Sterenborg, op voordracht van den
Hoogeerwaarden Pater Provinciaal der Pa
ters Carmelieten tot kapelaan te Nijverdal
den weleerw. pater P. J. van Waterschoot
O. Carm.;
tot Rector van het Pensionaat „Mariën-
burg" te Bussum den weleerw. heer J. F.
M. A. Driessen, tot kapelaan te Hilversum
(O. L. V. Onb(evl. Ontv.) den weleerw.
heer F. L. Koning, tot kapelaan te Olden-
zaal (H. Antonius) den weleerw. heer C.
J. Ebskamp, op voordracht van den Hoog
eerwaarden Pater Provinciaal der Paters
Carmelieten tot kapelaan te Maarssen den
weleerw. Pater G. J. P. van Duynihoven
O. Carm.;
op voordracht van den Hoogeerwaarden
Pater Provinciaal der Paters Franciscanen
tot Rector van het St. Vincentiusgestioht
te Harreveld den weleer waaiden Pater J.
L. Wolfkamp O.F.M.
FEUILLETON
%)üe wade óUepen
door
GERT HARTENAU—THIEL.
45)
Het was dus begrijpelijk, dat mij de
ambtelijke opdracht niet bijster toelachte,
te minder, omdat de ongastvrijheid van
den heer Van der Trijs mij meer dan eens
ter oore was gekomen.
Daarentegen echter was de fakir Si Mar-
gaga, wien ik langzaam elk woord van het
ambtelijke schrijven moest voorlezen, een
en al belangstelling. Er scheen hem alles
aan gelegen te zijn, tot het rijk van den
zonderling te kunnen doordringen en hij
wenschte mij dan ook in ieder geval te
vergezellen. Sinds wij uit Negri Lama terug
waren, was hij opvallend stil en in zich
zelf gekeerd geweest, maar nu veranderde
hij plotseling. a!s bij tooverslag. Hij werd
•onrustig, spraakzaam en ongeduldig en
ten slotte voelde ik mij tengevolge van dit'
ongewone gedrag van den fakir door een
zekere nerveuse onrust aangegrepen, zoo
dat ik bevel gaf, de boot zoo spoedig moge-
dijk onder stoom te brengen.
Na een voorspoedige reis bereikten wij
den steiger van de plantage. De sirene
loeide om de eigenaar op onze aankomst
opmerkzaam te maken, maar niemand
scheen daarvan ook maar eenige notitie te
nemen. Geen mensch' liet zich zien; de on
derneming leek wel uitgestorven. Na eeni
ge minuten begaven wij ons aan wal waar
na wij rechtstreeks onze schreden richtten
naar de bungalow van den planter, welke
dicht bij de rivier lag.
Op mijn aanwijzingen bleven de man
schappen in den voortuin achter, terwijl
de fakir, die mij als een schaduw volgde,
en ik de krakende houten trap beklommen,
welke toegang gaf tot de voorgalerij.
De weinige meubels, welke hier een
plaats hadden gevonden, waren ruw en
uiterst primitief en zelfs de twee lange
dekstoelen, welke ter weerszijden van een
ouderwetsche ronde tafel stonden, maak
ten een zoo bouwvalligen indruk, dat rten
elk oogenblik kon verwachten, er doorheen
te zullen zakken. Verwaarloosd, ongezellig
en troosteloos zag alles er uit, niettegen
staande het geheel toch een vrij ordelijken
indruk maakte. Het ergste echter was de
muffe, bedorven atmosfeer, welke hier
heerschte; zoo walgelijk was de lucht, die
ons onmiddellijk bij het betreden van de
voorgalerij overviel, dat ik vreesde, het
hier geen kwartier te zullen uithouden.
De fakir scheen hiervan echter niet den
minsten hinder te ondervinden. Soepel en
elastisch als een kat sloop hij rond, elk
vorwerp betastend en af en toe luisterend
het hoofd opheffend, alsof hij gevaar rook.
Zy'n koolzwarte oogen fonkelden zoo fa
natiek en getuigden van zoo'n wilde vreug
de, dat ik my vrij onbehaaglijk voelde.
„Heer", fluisterde hij, voorzichtig om
heen glurend, „ik heb hem, ik heb hem!"
Er lag een onderdrukte juichtoon in zijn
stem. „Heer, wij zijn in het hol van den
rattenvorst!"
„Wat? Rattenvorst?" Verwonderd
schudde ik het hoofd. Onzin, dacht ik, rat
ten hebben we toch allemaal in huis. De
een meer, de ander minder. Dat er echter
ook een vorst over dit ongedierte zou be
staan, wilde er bij mij niet in.
„Je fantasie gaat er weer eens met je
vandoor, Margaga", antwoordde ik, even
eens fluisterend.
„Wacht maar, wacht!" klonk het terug
en als om het voorbeeld te geven, trok hij
zich naar den uitersten hoek van de ve
randa terug, waar hij met gekruiste bee-
nen op den grond ging zitten.
Na herhaald kloppen en roepen ver
scheen eindelijk de oude bediende van den
heer des huizes. Zijn zwarte oogen waren
doordringend op mij gericht en slechts aar
zelend boog hij zijn rug en kruiste hy zijn
armen ten groet. „Tabé, toean comman
dant", klonk het onvriendelijk een nauwe
lijks verstaanbaar.
,/Tabé", bromde ik, zoo mogelijk nog
stroever en geirriteerd door de vrij onheb
belijke houding van den man.
Zijn lange gestalte rekte zich en zijn blik
bleef uitdagend. Ongetwijfeld was deze
Britsch-Indiër, ondanks zijn vrij hoogen
leeftijd, een imposante verschijning, waar
van misschien ook wel iets sympathieks
zou zijn uitgegaan, wanneer zijn loerende
blik niet al het edele en temperamentvolle
in zijn gelaatstrekken overheescht had. In
tegenstelling met Maleische en Javaansche
bedienden, die slechts een stevig geknoop-
ten hoofddoek dragen, was zijn hoofd ge
tooid met een lagen tulband, welke ook
zijn voorhoofd bedekte.
Hoewel de houding en het gedrag van
den man van dien aard waren, dat ik hem
het liefst eens flink door elkaar zou heb
ben geschud, wist ik mij te beheerschen en
schijnbaar rustig vroeg ik: „Mana toean
besar?" (Waar is meneer?)
„Tira tae (ik weet het niet), toean
commandant", antwoordde hij aarzelend,
terwijl zijn oogen onrustig over de man
schappen in den voortuin dwaalden en
daarna plotseling ontsteld op Margaga ge
richt bleven.
Als twee roofdieren, die zich voor den
strijd geeed maakten, zoo boorden de blik
ken van de beide Britsch-Indiërs zich in
elkaar.
„Je liegt, Montono", klonk het scherp uit
den mond van den fakir. Doch de ander
wendde zich kwasie onverschillig af, boog
wederom en zei, zich weer geheel tot mij
richtend, kalm en gedecideerd: „Heer, ik
heb gesproken: ik weet het niet!"
Ook mijn geduld was nu echter ten ein
de. Ik begreep, dat er zoo niets met den
man te beginnen was en daarom snauwde
ik hem toe: „Loop dan onmiddellijk naai
de plantage en zoek je meester!" Èn toen
hij nog steeds geen aanstalten scheen te
zullen maken hieraan te voldoen, liet ik
mijn vuist met dreunenden slag op de ta
fel neerkomen en schreeuwde: „Langkas!
Anders zal ik je leeren loopen!"
Eerst daarna boog de oude toestemmend
om vervolgens tergend langzaam te veran
da af te gaan.
Op dit oogenblik werd de deur van een
zijvertrek met een ruk geopend en ver
scheen de planter op den drempel. Woe
dend wierp hij de deur achter zich weer
in het slot, terwijl hij mij met een dreigen
den blik opnam. De forsche gestalte met
het verweerde 'gelaat en den verwaarloos
den, bijna geheel grijzen baard zou iets
angstwekkends hebben gehad, wanneer het
medelijden met dezen totaal vereenzaam
den en ietwat gedegenereerden man niet
sterker was geweest.
„Hier beveel ik, kapitein", bromde hij.
Ik knikte. „Dat spreekt vanzelf, meneer
Van der Trijs. En daarom stelt het gou
vernement ook u alleen aansprakelijk voor
al hetgeen er op uw plantage gebeurt."
(Wordt vervolgd)