toto# ww DONDERDAG 9 APRIL 1942 f)E LEIUSCHt EUUKAN1 2 Hoofdredacteur: Th. Wilmer, Lelden. Red. Buitenland: Mr. H. Geise, Leiden. Red. Stad en Sport: M. Zonderop, Lelden. Red. Omgeving: L. Roozen, Leiden. Red. Letteren en Kunst: Fr. Schneiders, Lelden. Abonnementsprijs, voor Leiden 20 cent per week, 2.63 per kwartaal. Bij onze agenten 21 cent per week, 2.73 per kwartaal. Franco per post 3.10 per kwartaal. Losse nummers 6 cent. Advertentiën 115 m.M. f 2.30, elke m.M. meer 15 cent. Ingezonden mede- deelingen dubbel tarief. Telefoontjes hoogstens 30 woorden: Dienstaanbie dingen en dienstaanvragen ƒ0.60 per plaatsing, alle andere 0.72 bij voor uitbetaling alléén Woensdag en Zater dag. WEERBERICHT ZONS OP. EN ONDERGANG. Zon onder 8.26 uur Donderdagavxond. Zon op 6.56 uur Vrijdagochtend. Tusschen deze tijden moet worden ver duisterd. MAANSTANDEN. 9 April: De maan komt Donderdagnacht om 4.12 uur op en gaat Donderdagmiddag om 1.33 uur onder. 10 April: De maan komt Vrijdagnacht om 4.50 uur op en gaat Vrijdagmiddag om 2.43 uur onder. 11 April: De maan komt Zaterdagoch tend om 5.22 uur op en gaat Zaterdagmid- dam om 3.54 uur onder. 12 April: De maan komt Zondagochtend om 5.49 uur op en gaat Zondagnamiddag om 5.05 uur onder. 13 April: De maan komt Maandagochtend oin 6.14 uur op en gaat Maandagavond om 6.14 uur onder. 14 April: De maan komt Dinsdagmorgen om 6.38 uur op en gaat Dinsdagavond om 7.22 uur onder. (Nieuwe maan). De weduwe Vermeer verklaarde, dat zij reeds 's morgens om half zes in de nabij heid van het huis van de gebr. Van Dijk had hooren schieten. Zij had ook lichtko- gels gezieri, die in verschillende kleuren in den tuin van Van Dijk neerdaalden, hoe wel ze van veel verder vandaan kwamen. Welken vorm deze lichtkogels hadden, wist zij niet. Overigens had zij haar ontdekkin gen eerst later alleen aan haar huisgenoo- ten medegedeeld. Getuige Breen, reserve le luitenant, was de man, die in het huis van de gebr. Van Dijk huiszoeking heeft verricht. Enkele be scheiden van de N.S.B. werden gevonden, een doosje met .schouderbedekkingen", die later uitrustingsstukken van de N. S. B.- uniform bleken te zijn, N.S.B.-insignes, een portefeuille met Duitsch geld (uit den in flatietijd) en een uit de courant geknipt portret van den Führer. Wapens noch mu nitie werden gevonden. Wel een doosje met lichtkogels''. Getuige erkent, dat op 't doosje „Luft- kugeln" stond gedrukt-en de twaalf pa troontjes, die er in zaten, inderdaad van zeer klein kaliber waren. Verdachte*, verklaarde, dat het pakket met gevonden voorwerpen tijdens de huis zoeking, hem niet tegelijk met de gebr. Van Dijk heeft bereikt. Later, na den oorlog heeft hij het eerst gevonden. In dit pakket trof verdacht een doosje aan, dat vermoe delijk lichtkogeltjes bevatte. De president wijst verdachte er op, dat hij hier kennelijk onwaarheid spreekt, om dat het eenige doosje, dat bij huiszoeking werd aangetroffen, volgens verklaring van It. Van der Valk is opgeborgen in een P.A.G.-trekker, terwijl de overige voor werpen in een pakket zijn geborgen. Het is dus uitgesloten, dat dit doosje, dat bo vendien volgens getuige van der Valk luchtkogeltjes bevatte, in bedoeld pakket terecht zou zijn gekomen, en dan nog wel in oorlogstijd. Verschillende andere getuigen worden dan nog gehoord. Mevr. Van Dijk meent, dat de gevon den luchtkogeltjes nergens anders voor be stemd kunnen zijn geweest dan voor een windbuks, die haar overleden echtgenoot langen tijd in bezit heeft gehad. Nimmer is haar een instrument bekend geweest, waar mede lichtsignalen kunnen worden gege ven. In een oude rommelkist heeft haar zwager later iets dergelijks gevonden, al thans, dat dacht zij. Onder den indruk van de praatjes, die ook na den dood van haar man in Dordrecht nog de ronde bleven doen, is zij zelf achterdochtig geworden en heeft in haar wanhoop het betreffende in strument begraven. Later, nadat het in strument weer was-opgegraven en door een politie-deskundige was onderzocht, is ge bleken, dat het een zoogenaamd „Stakkel- licht" is geweest, dat gebruikt wordt voor het geven van noodsignalen op schepen. Daar de vader van haar overleden man een scheepswerf heeft gehad, behoeft het niet te verwonderen, dat bedoeld instru ment tusschen anderen ouden rommel in een kist terecht is gekomen. VERHOOR VAN VERDACHTE. Verdachte beriep zich op de per radio overgebrachte lastgeving van het Neder- landsche oppedbevel, volgens welke alle mannelijke personen boven de zestien jaar, die uit huizen werden gehaald waaruit ge schoten werd, zonder vorm van proces moesten worden gefusilleerd. Hij erkent op de desbetreffende vraag van den presi dent, dat dan toch eerst de schuld van de onder verdenking van schieten staande burgers moest worden vastgesteld. Dit was naar zijn meening hier het ge val. Als commandant, die bovendien met zijn troepen in gevecht was gewikkeld, moest hij zonder meer op de rapporten van zijn mannen vertrouwen. Procureur-gen.: „Houdt u uw verhaal van vanmorgen over die lichtkogels vol?" Verdachte: „Ik weet alleen zeker dat 't geen luchtdrukpatroontjes waren; ik heb het slechts vluchtig bekeken. Wat mijn daad zelf betreft kan ik slechts zeggen, dat ik overtuigd was van de schuld van de gebroeders Van Dijk en door hen te la-* ten fusilleeren mijn plicht te doen jegens het vaderland." REQUISITOIR. Prof. mr. dr. Van Genechten begint zijn requisitoir met het memoreeren van de ten laste legging, die naar zijn meening overtuigend is bewezen, zoodat verdachte zal moeten worden veroordeeld. Dit mis drijf is, volgens spr., een van de afzichte lijkste gebeurtenissen, die zich in de oor logsdagen hebben afgespeeld. In werkelijk heid is er niets gebeurd. Alleen door de systematische ophitsing konden deze exces sen tegen de nationaal-socialisten voorko men. Door een samenloop van omstandighe den heeft Johanna Vermeer 's morgens om half zes een schot gehoord. Zij zegt: dat komt uit de richting van het huis van de gebroeders Van Dijk. Een van deze ge broeders, een stil man, is een nationaal- socialist. Zijn broer, die bij hem in huis woont, is tegenstander. Maar wat doet dat er toe. Daar woont een N.S.B.-er, dus zal het daar wel vandaan komen! Terzelfdertijd schijnt Mannessen te zijn opgetreden. Er blijkt van zijn verhaal geen woord waar te zijn. Bij de huiszoeking vindt men slechts een paar insignes, wat verouderd Duitsch bank papier en een doosje waarop staat Luft- kugeln, geen wapen, geen munitie. Maar het drama nadert reeds het einde. Zij komen bij overste Mijsberg. Een ver klaring van een man als Mannessen, wiens laaghartige fantasieën volgens spr. hier duidelijk zijn komen vast te staan, is voor hem voldoende. Zonder zich te realiseeren, dat wel eens een onjuist bericht kon zijn gegeven, be sluit hij tot zy'n verschrikkelijke daad: schiet ze neer! Er zijn voor verdachte weinig verzach tende omstandigheden in het midden te brengen. Om twee redenen had ik echter bij mijzelf reeds overlegd, niet de maxi mumstraf te eischen, ten eerste, omdat hij in de war was gebracht dooh een misda dige propaganda, en waarachtig niet de eenige officier was, die zijn zenuwen niet meer de baas was. Ten tweede, omdat ik tot vanochtend meende, dat hij, hoewel uiterst lichtzinnig handelend, zijn eer niet had ge kwetst. Het spijt mij oprecht, van meening te zijn veranderd. Hij verwerpt datgene, wat wij allen, ook wanneer wij schuldig zijn, nog kunnen redden. Want dat hij een doos je gevonden zou hebben met den door hem genoemden inhoud, gelooft het Hof niet en niemand die dit proces heeft bijgewoond. Onomstootelijk is komen vast te staan, al dus spr., dat het doosje Luftkugeln bevatte, een woord, dat hij zelf dezen ochtend hier heeft gebruikt. Thans poogt hij er om heen te draaien en door nu nog de gedachtenis van de gebroeders Van Dijk te besmeuren, nadat hij deze familie ongelukkig heeft ge maakt en den dood van twee mannen op zijn geweten heeft, zichzelf het veege lijf te redden. Zou ik anders hebbén volstaan met tien jaar, thans eisch ik de maximum-straf van twintig jaren. PLEIDOOI. Na het requisitoir van den procureur-ge neraal was het woord aan den verdediger van verdachte, mr. J. H. Rolandes Hage- doorn, die zijn pleidooi in een zevental pun ten samenvatte. Achtereenvolgens besprak hij o.a. de situatie in de oorlogsdagen, de lastgeving van het opperbevel, het zonder vorm van proces fusileeren, waarvan ver schillende voorbeelden in de oorlogsge- schiednis te vinden zijn, de vraag of deze zaak voor het Vredesgerechtshof behan deld diende te worden, en dan vooral de houding van de slachtoffers. Hij noemde deze onlogisch en onverklaarbaar, zulks nog temeer, omdat immers één hunner ver re van een N.S.B.-er te zijn, veeleer een fel tegenstander van het nationaal-socia- Morgen nieuws over de wijze, waarop vitamine F uitkomst brengt lisme moest worden genoemd. Door zyn deelneming te betuigen met de achtergebleven weduwe, zou verdachte Mijsbr.rg in feit hebben erkend, dat hij on juist heeft gehandeld, terwijl hij zelf er van overtuigd is, slechts te hebben ge daan wat het oogenblik van hem als offi cier, die in den strijd gewikkeld was, eischte. Indien overste Mijsberg schuldig moet worden geacht, dan is hij toch nog slechts een schakel in de keten van schuldigen. Hetzelfde wetsartikel dat de karabjjnschut- ters, die de executie voltrokken, vrijuit doet gaan, omdat zij slechts een bevel opvolg den. hun door een meerdere gegeven, is dan ook van toepassing op overste Mijs berg die op z;in beurt eveneens een bevel van zy'n meerdere, in casu het opperbevel, uitvoerde i Pleiter bracht hulde aan den president die blijk heeft gegeveri dit proces cot in de kleinste details volkomen te beheersen en. Vol vertrouwen zeide hij de uitspraak van het-hof tegemoet te zien, die naar zijn mee ning geen andere dan een vrijspraak zal kunnen zijn. Daarmede zou ook voldaan worden aan den wensch van de achtergebleven moe der, die met haar mede-familieleden op clementie voor den verdachte heeft aan gedrongen. In een korte repliek wees prof. Van Ge nechten er nog op, dat de reactie onder de omstandigheden als waarin de gebroeders Van Dijk waren komen te verkeeren, bij verschillende menschen zeer uiteenloopend is. Hij kon hier spreken uit eigen erva ring tijdens de oorlogsdagen, toen hem en zijn mede-geinterneerden steeds de bajo net in den rug werd gezet, wanneer aan een dikwijls onuitgesproken bevel van de bewakers niet werd voldaan en tegenspraak met den dood bedreigd werd. Verdachte ten slotte het laatste woord krijgend, verzekerde nogmaals naar beste weten zijn plicht te hebben gedaan. Hoe wel begaan met het lot van de achterblij- venden,vermocht hij zijn schuld niet in te zien. Het Vredegerechtshof zal Dinsdag 21 April des voormiddags te tien uur uit spraak doen. HAAGSCH GERECHTSHOF. Zijn zoontje uit stelen gestuurd. P. L. te Leiden, had zijn zoontje er op uit gestuurd om kolen te gaan stelen, op een terrein van de gemeente Leiden. De Politierechter had hem daarvoor ver oordeeld tot drie weken gevangenisstraf. In hooger beroep had de Procureur-Gene raal deze straf verminderd tot een week gevangenisstraf. Het Hof maakte het nog beter met verdachte, want hij kwam er af met een geldboete van 15 subs. 15 dagen. Het gouden hangertje. Mej. A. v. d. G. te A1 p h e n a. d. R ij n, had op een slaapkamer in het huis waar zij diende, een gouden hangertje gevonden en dit niet terug gegeven. De Politierech ter had haar daarvoor een maand gevan- ENGELSCH VLIEGTUIG AFGESCHOTEN. Een Enigelsch vliegtuig is tijdens zijn vlucht boven het Kanaal afgeschoten, en de inzittenden hebben zich voorloopig in veiligheid weten te stellen met behulp van een rubberbootje. Lang zal dit echter niet kunnen duren, want na eeniigen tijd zul len zie uitgeput raken en ndet meer in staat zijn, zich aan het wankele vaartuigje vast te klemmen. Doch reeds cirkelt een Duitsch Roode-Kruis-vliegtuig boven hen en na eeni'gen tijd strijkt het toestel op de gol ven neer. Het duurt niet lang of de zoo goed als uitgeputte bemanning is in vei ligheid gebracht Zoo werkt het Roode Kriiis in oorlogs tijd. Het ziet niet naar vriend of vijand, doch het ziet slecht naar den mensch in doodsnood. Zoo zal ook straks de Nederlandsche Ambulance aan het Oostfront haar taak opvatten. Wat'kan u dan nog weerhouden dieze 'hulpexpeditie te steunen? Niets zal u daartoe in den'weg staan. Hier is het gironummer: 8 7 6 0 0 Nederlandsche Ambulance, Koninginnegracht 22, 's-Gravenhage. genisstraf opgelegd. Het Hof halveerde deze straf, zoodat het werd twee weken gevangenisstraf. HAAGSCHE RECHTBANK. Diefstal van binnen- en buitenbanden. A. van B. afkomstig uit K a t w ij k a. Z. had zich schuldig gemaakt aan diefstal van een zestal rijwiel-binnen- en buitenban den, ten nadeele van het bedrijfsleven, waar hij werkzaam was. Hij bekende het feit en zeide ongeveer f 30 van de op brengst gekregen te hebben van dengene, die de banden verkocht had. Het ingewon nen rapport luidde gunstig en de Officier wilde daar eenigszins rekening mee hou den, waardoor de eisch werd zes maanden gevangenisstraf met dien verstande, dat het vonnis niet ten uitvoer gelegd zal wor den, alvorens op een in te dienen gratie verzoek zal zijn. Uitspraak over 14 dagen. Diefstal van veldgewassen en vee uit de weide. L. P. en W. V. beidien uit Zoeter- m e e r hadden zich aan een groot aantal diefstallen schuldig gemaakt. Zoo hadden zij te veld staande tarwe gestolen, tot drie maal toe aardappelen wegiggenomen, ze ven zakken spruit/kool meegenomen en, wat het ergste was, een schaap uit de wei de 'gestolen en geslacht. De officier vond levenstmdddelendiefstal- len in dezen tijd zeer ernstig en het stelen van vee uit de weide een ergerlijk misdrijf. De eisch werd dan ook tegen elk een jaar gevangenisstraf. Uitspraak over 14 dagen. Allerlei voorwerpen gestolen. De 49-jarige landarbeider A van L. uit Leiden had te Voorschoten de meest uiteenloopende artikelen gestolen o. a. twee paar schoenen, negen kippen en een haan, planken, eenden en een fiets. Eisch 1 jaar. Uitspraak 5 mnd. gevangenisstraf. Ladelichter. P. F. had te Voorschoten zich schul dig gemaakt aan ladelichterij, twee maal gepleegd. Aangezien hij voor dergelijke feiten reeds vijftien maapden gevangenis straf uitzit, werd volstaan met het opleg gen van een maand gevangenisstraf. Het werd niet geloofd. De koopman A. den H. had voor zijn collega J. K. uit Leiden eenige coupons stof moeten verkoopen. Hij had ze uit het raam van den trein geworpen, zeide hij, toen hij ze kwijt was geraakt. Wegens Verduistering werd hij veroordeeld tot een maand gevangenisstraf. HAAGSCHE POLITIERECHTER. De inwonende schoonmoeder. De schoonmoeder van J. L. uit Leiden woonde bij haar dochter en schoonzoon in huis. En aangezien de schoonmama zich overal mee bemoeide, ontstonden er strub belingen. Als schoonzoon uit wilde gaan, vond „zij" zulks niet goed en zei er iets van. „Ik zee, dat gaat niet", vertelde zij Schoonzoon vond evenwel, dat het wel ging en om zulks te bewijzen knetterde hij zijn schoonmoeder door middel van een trap in de gootsteen. Via deze gootsteen kwam zij in een bed in het ziekenhuis te recht. En de schoonzoon komt thans we gens mishandeling in 'èen celletje terecht en wel voor den tijd van zes weken. £ituïgie VRIJDAG 10 April: Mis v. d. Vrijdag v. d. Paaschweek: Eduxit. Gebeden als op Woensdag. In de kerken van de E.E. P.P. Franciscanen. VRIJDAG: 2e gebed v. d. Z. Marcus Fan- tuzzi, Belijder; 3e voor den vrede. BEZIT VAN SCHRIFTELIJKE AANSTEL LING OF VAN SCHRIFTELIJKE AR BEIDSOVEREENKOMST INGEVOLGE DE PENSIOENWET 1922 (STAATSBLAD No. 240) VEREISCHT. Bij beschikking van dien secretaris-gene raal van het departement van binnenland- sche zaken van 31 Januari/2 Februari 1942 zijn eenige artikelen van de pensioenwet 1922 (Staatsblad no. 240) gewijzigd en aangevuld. Artikel 27 dier wet bepaalt thans, dat hiij, doe in rechtstreeksoben- of zijdel mgsdben dienst, vast of tijdelijk, een bezoldigde of onbezoldigde betrekking bekleedt in dienst van een der lichamen, genoemd in de ar tikelen 3 en 4, een schriftelijke aanstelling ontvangt. Ingeval de tewerkstelling op ar beidsovereenkomst naar burgerlijk recht heeft plaats gehad, geldt als zoodanig een afschrift van die overeenkomst. Volgens artikel 30, tweede lid kan hdj, die is benoemd of tewerkgesteld op eeni- gerlei wijze als in artikel 27 bedoeld en te wiens opzichte dat artikel niet binnen zes maanden na den dag van ingang van zijn 'benoeming of tewerkstelling toepassing heeft gevonden, tenzij hij binnen negen maanden na even-genoemden dag hierop de aandacht van den pensioenraad heeft gevestigd, den diensttijd in betrekking, ten aanzien waarvan artikel 27 buiten toe passing is gebleven, niet voor pensioen in- koopen. De pensioenraad heeft zich op het stand punt gesteld, dat deze artikelen yoortaam streng zullen moeten worden toegepast. Aangezien voorts in voornoemde 'be schikking een overgangsbepaling ont breekt voor hen, die reeds voor 1 Maart 1942 zonder schrifelijke aanstelling of ar beidsovereenkomst werkzaam waren, ves tigt de pensioenraad er dé aandacht op, dat hij in principe heeft besloten goed te keuren, dat, mits in overeenstemming met den feitelijtoen toestand, thans alsnog zulk een stuk wordt uitgereikt, waardoor ook voor hen de mogelijkheid tot inkoop van hun diensttijd wordt geopend'. In verband met de bepaling in artikel 30, tweede lid vervat, heeft die pensioen raad besloten, dat zulk een schriftelijke aanstelling of Overeenkomst binnen negen maanden na 1 Maart 1942 dus voor 1 December a.s. zal moeten worden uit gereikt en dat dus inkoop van diensttijd niet mogelijk is, wanneer deze niet op een schriftelijke aanstelling heeft berust KERKNIEUWS In het St. Josef-ziekenhuis te Kerkrade is dézer dagen op 46-jarigen leeftijd overlèden de weleerw. Pater fr. Ranulphus Franssen O.F.M., uit het Minderbroedersklooster te Bleijer- heide. Woensdag werd onder groote belang stelling te Sittard dé plechtige uitvaart gehouden van wijlen den zeereerwaarden heer L. H. Timmermans, directeur van het Bisschoppelijk College te Sit tard. Biij de uitvaart waren zeer vele geestelijke en wereldlijke autoriteiten uit geheel Limburg aanwezig, waaronder Z. H. Exc. Mgr. G. Lemimens, bisschop van Roermond, verscheidene dekens, directeu ren der bisschoppelijke 'colleges in het bis dom Roermond en tal van vooraanstaan de personen op onderwijsgebied. In de ka pel van het bisschoppelijk college werd een plechtige H. Mis van Requiem opgedragen. Z. H. Exc. dé bisschop van Roermond ver richtte dé absoute. De teraardebestelling geschiedde beden in de gemboorteplaats van den overledene. Zijne Hoogwaardige Excellentie de Aartsbisschop van Utrecht heeft benoemd tot kapelaan te Gro ningen (H. Martinus) den weleerw. heer H. Th. A. Wouters; tot kapelaan te Zwol le (H. Joseph) den weleerw. heer J. G. Bo mers; tot kapelaan te Blaricum den wel eerw. heer J. G. Oosterbaan; op voordracht van den Hoogeerwaarden Pater Provin ciaal der Pater Carmelieten tot kapelaan te Beek den weleerw. Pater A. P. J. Kers ten O. Carm.; tot kapelaan te Groningen (H. Franc, van Aiss.) den weleerw heer J. G. Böckel, tot kapelaan te Jutfaas den weleerw. heer H. W. A. Sterenborg, op voordracht van den Hoogeerwaarden Pater Provinciaal der Pa ters Carmelieten tot kapelaan te Nijverdal den weleerw. pater P. J. van Waterschoot O. Carm.; tot Rector van het Pensionaat „Mariën- burg" te Bussum den weleerw. heer J. F. M. A. Driessen, tot kapelaan te Hilversum (O. L. V. Onb(evl. Ontv.) den weleerw. heer F. L. Koning, tot kapelaan te Olden- zaal (H. Antonius) den weleerw. heer C. J. Ebskamp, op voordracht van den Hoog eerwaarden Pater Provinciaal der Paters Carmelieten tot kapelaan te Maarssen den weleerw. Pater G. J. P. van Duynihoven O. Carm.; op voordracht van den Hoogeerwaarden Pater Provinciaal der Paters Franciscanen tot Rector van het St. Vincentiusgestioht te Harreveld den weleer waaiden Pater J. L. Wolfkamp O.F.M. FEUILLETON %)üe wade óUepen door GERT HARTENAU—THIEL. 45) Het was dus begrijpelijk, dat mij de ambtelijke opdracht niet bijster toelachte, te minder, omdat de ongastvrijheid van den heer Van der Trijs mij meer dan eens ter oore was gekomen. Daarentegen echter was de fakir Si Mar- gaga, wien ik langzaam elk woord van het ambtelijke schrijven moest voorlezen, een en al belangstelling. Er scheen hem alles aan gelegen te zijn, tot het rijk van den zonderling te kunnen doordringen en hij wenschte mij dan ook in ieder geval te vergezellen. Sinds wij uit Negri Lama terug waren, was hij opvallend stil en in zich zelf gekeerd geweest, maar nu veranderde hij plotseling. a!s bij tooverslag. Hij werd •onrustig, spraakzaam en ongeduldig en ten slotte voelde ik mij tengevolge van dit' ongewone gedrag van den fakir door een zekere nerveuse onrust aangegrepen, zoo dat ik bevel gaf, de boot zoo spoedig moge- dijk onder stoom te brengen. Na een voorspoedige reis bereikten wij den steiger van de plantage. De sirene loeide om de eigenaar op onze aankomst opmerkzaam te maken, maar niemand scheen daarvan ook maar eenige notitie te nemen. Geen mensch' liet zich zien; de on derneming leek wel uitgestorven. Na eeni ge minuten begaven wij ons aan wal waar na wij rechtstreeks onze schreden richtten naar de bungalow van den planter, welke dicht bij de rivier lag. Op mijn aanwijzingen bleven de man schappen in den voortuin achter, terwijl de fakir, die mij als een schaduw volgde, en ik de krakende houten trap beklommen, welke toegang gaf tot de voorgalerij. De weinige meubels, welke hier een plaats hadden gevonden, waren ruw en uiterst primitief en zelfs de twee lange dekstoelen, welke ter weerszijden van een ouderwetsche ronde tafel stonden, maak ten een zoo bouwvalligen indruk, dat rten elk oogenblik kon verwachten, er doorheen te zullen zakken. Verwaarloosd, ongezellig en troosteloos zag alles er uit, niettegen staande het geheel toch een vrij ordelijken indruk maakte. Het ergste echter was de muffe, bedorven atmosfeer, welke hier heerschte; zoo walgelijk was de lucht, die ons onmiddellijk bij het betreden van de voorgalerij overviel, dat ik vreesde, het hier geen kwartier te zullen uithouden. De fakir scheen hiervan echter niet den minsten hinder te ondervinden. Soepel en elastisch als een kat sloop hij rond, elk vorwerp betastend en af en toe luisterend het hoofd opheffend, alsof hij gevaar rook. Zy'n koolzwarte oogen fonkelden zoo fa natiek en getuigden van zoo'n wilde vreug de, dat ik my vrij onbehaaglijk voelde. „Heer", fluisterde hij, voorzichtig om heen glurend, „ik heb hem, ik heb hem!" Er lag een onderdrukte juichtoon in zijn stem. „Heer, wij zijn in het hol van den rattenvorst!" „Wat? Rattenvorst?" Verwonderd schudde ik het hoofd. Onzin, dacht ik, rat ten hebben we toch allemaal in huis. De een meer, de ander minder. Dat er echter ook een vorst over dit ongedierte zou be staan, wilde er bij mij niet in. „Je fantasie gaat er weer eens met je vandoor, Margaga", antwoordde ik, even eens fluisterend. „Wacht maar, wacht!" klonk het terug en als om het voorbeeld te geven, trok hij zich naar den uitersten hoek van de ve randa terug, waar hij met gekruiste bee- nen op den grond ging zitten. Na herhaald kloppen en roepen ver scheen eindelijk de oude bediende van den heer des huizes. Zijn zwarte oogen waren doordringend op mij gericht en slechts aar zelend boog hij zijn rug en kruiste hy zijn armen ten groet. „Tabé, toean comman dant", klonk het onvriendelijk een nauwe lijks verstaanbaar. ,/Tabé", bromde ik, zoo mogelijk nog stroever en geirriteerd door de vrij onheb belijke houding van den man. Zijn lange gestalte rekte zich en zijn blik bleef uitdagend. Ongetwijfeld was deze Britsch-Indiër, ondanks zijn vrij hoogen leeftijd, een imposante verschijning, waar van misschien ook wel iets sympathieks zou zijn uitgegaan, wanneer zijn loerende blik niet al het edele en temperamentvolle in zijn gelaatstrekken overheescht had. In tegenstelling met Maleische en Javaansche bedienden, die slechts een stevig geknoop- ten hoofddoek dragen, was zijn hoofd ge tooid met een lagen tulband, welke ook zijn voorhoofd bedekte. Hoewel de houding en het gedrag van den man van dien aard waren, dat ik hem het liefst eens flink door elkaar zou heb ben geschud, wist ik mij te beheerschen en schijnbaar rustig vroeg ik: „Mana toean besar?" (Waar is meneer?) „Tira tae (ik weet het niet), toean commandant", antwoordde hij aarzelend, terwijl zijn oogen onrustig over de man schappen in den voortuin dwaalden en daarna plotseling ontsteld op Margaga ge richt bleven. Als twee roofdieren, die zich voor den strijd geeed maakten, zoo boorden de blik ken van de beide Britsch-Indiërs zich in elkaar. „Je liegt, Montono", klonk het scherp uit den mond van den fakir. Doch de ander wendde zich kwasie onverschillig af, boog wederom en zei, zich weer geheel tot mij richtend, kalm en gedecideerd: „Heer, ik heb gesproken: ik weet het niet!" Ook mijn geduld was nu echter ten ein de. Ik begreep, dat er zoo niets met den man te beginnen was en daarom snauwde ik hem toe: „Loop dan onmiddellijk naai de plantage en zoek je meester!" Èn toen hij nog steeds geen aanstalten scheen te zullen maken hieraan te voldoen, liet ik mijn vuist met dreunenden slag op de ta fel neerkomen en schreeuwde: „Langkas! Anders zal ik je leeren loopen!" Eerst daarna boog de oude toestemmend om vervolgens tergend langzaam te veran da af te gaan. Op dit oogenblik werd de deur van een zijvertrek met een ruk geopend en ver scheen de planter op den drempel. Woe dend wierp hij de deur achter zich weer in het slot, terwijl hij mij met een dreigen den blik opnam. De forsche gestalte met het verweerde 'gelaat en den verwaarloos den, bijna geheel grijzen baard zou iets angstwekkends hebben gehad, wanneer het medelijden met dezen totaal vereenzaam den en ietwat gedegenereerden man niet sterker was geweest. „Hier beveel ik, kapitein", bromde hij. Ik knikte. „Dat spreekt vanzelf, meneer Van der Trijs. En daarom stelt het gou vernement ook u alleen aansprakelijk voor al hetgeen er op uw plantage gebeurt." (Wordt vervolgd)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1942 | | pagina 2