HAVERMOUT. Slaötoxate (baeuen ffityfreCi&zitig, ZATERDAG 21 FEBRUARI 1942 DE I.RH>«rHE COURANT TWEEDE BLAD - PAG. 5 VASTENBRIEF der Nederlandsche Bisschoppen DE AARTSBISSCHOP EN DE BISSCHOPPEN VAN NEDERLAND Aan de hun toevertrouwde geestelijkheid en geloovigen (Vervolg) Dierbare geloovigen, bezinnen wij ons in dezen heiligen Vastentijd, op ons zelf Stellen wij ons ernstig de vraag: Hebben wij tot dusver wel uit het geloof geleefd? Hebben wij de geboden onderhouden? Heb ben wij vurig gebeden en Gods genade af gesmeekt? Hebben wij niet alleen uiter lijk, maar ook innerlijk als ware Christe nen geleefd? En als dit niet zoo mocht ge weest zijn hebben wij dan wel zooveel re den om ons te beklagen over de beproe vingen, die over ons komen? Het is zoo ■gemakkelijk de schuld op anderen te wer pen en God te danken, dat wij niet zijn zooals zij. Neen, als de tollenaar moeten wij op de borst slaan en terugkeeren tot God en Hem bidden: O, God, wees mij, zondaar, genadig. Wij weten het, beminde geloovigen, dat dit alles zware offers van u kan vragen. „Ten allen tijde", zegt St. Paulus. „dra gen wij Jezus' doodslijden in het lichaam rond, opdat ook Jezus leven door ons li dhaam wordt geopenbaard" 26). Doch Christus weet het ook: „Het rijk der hemelen wordt met geweld bestormd en slechts de sterken nemen 'het in". 27). En omdat Hij het weet en van den anderen kant onze zwakheid kent, biedt Hij ons hiulp. Hij noodiigt ons zelf uit; „Komt al len tot Mij, die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u verkwikkenDan vindt gij rust, voor uw zielen". 28). En „God is ge trouw, Hij zal niet toelaten, dat gij boven uw krachten bekoord wordt, maar met de bekoring zal Hij ook het middel geven, om ze te kunnen doorstaan". 29). Dat mid del is de genade, die Hij niemand weigert. En „tot alles ben ik in staat door Hem, die mij sterkt". 30). Dan is het vervullen van onze Christenplichten niet overmatig zwaar. „Want", zegt Christus, „Mijn juk is zacht, Mijn last is licht". 31). Ziedaar, beminde geloovigen, ons chris telijk leven ideaal: verzakend aan de we- reldsche begeerlijkheid, ingetogen, recht schapen, godvruchtig te leven in deze we reld. Dan is ons leven niet waardeloos. Zonder ideaal is het leven leeg en ijdel. Doch is er een hooger ideaal dan God te dienen, onzen naaste wel te doen, ons zielf in ieder opzicht te vervolmaken? Dan vervullen wij ook als burgers on zen plicht. Immers, zooals de latere Pau sen zoo dikwijls verklaard hebben en nog onlangs de H. Vader in zyn Kerstbood schap: alleen het Christendom met zijn ge loof aan een persoonlijken God en een vaste, door Go- gesanctionneerde zeden wet, met zijn dringende geboden van recht vaardigheid en naastenliefde, bezit de waarborgen voor een gezonde maatschap pelijke orde. „Wie gelooft in Christus, in Zijn wet, in Zijn werk van liefde en broe derschap tusschen de menschen, zal kost bare bouwsteenen bijdragen voor den so cialen opbouw". De Christenen leiden ook niet een som ber en treurig leven, als zij verzaken aan de wereldsche begeerlijkheid. Gelijk .reeds in de eerste eeuwen, wordt dit ook nu nog dikwijls beweerd. Maar het is niet zoo. Het christelijk leven zou somber zijn, als Ihet ware geluk bestond in zich uitleven, in het toegeven aan hetgeen de lagere zin nen vragen. Wie zal dit in ernst durven beweren? Wereldsche vermaken kunnen een tijdlang verstrooiing bieden, zij vullen het leven niet: zij geven geen innerlijke bevrediging. En hoe spoedig komt de ont nuchtering en na eenige jaren de ouder dom en daarna de onverbiddelijke dood. „Wat baat het den mensch, zoo hij de heele wereld wint, doch schade lijdt aan zijn ziel?" 32). Een christelijk leven ontneemt ons niet het natuurlijk geluk van het aardsche be staan. Ons geloof overstraalt alles met een hoogeren, een bovennatuurlijken glans. De Christen weet daardoor, dat dit aard sche leven een opgang is tot God. Beproe vingen kunnen ons treffen, doch „God leidt alles ten goede voor hen, die Hem lief hebben". 33). Zoo weten wij ons veilig in de handen van God, onzen hemelschen Va der en dat geeft ons een gevoel van rust en vrede. Van dien vrede, „die alle begrip te boven gaat", 34) die de wereld niet ge ven kan en dien de Goddelijke Zaligmaker zoo dikwijls zijn leerlingen heeft toege- wenscht. En een gevolg van dien vrede, eveneens een der vruchten van den H. Geest, is de blijdschap der kinderen Góds, „Verblijdt u altijd in den Heer; ik herhaal het: verblijdt u". 35). Veel zullen wij moe ten ontberen „gaudium vestrum nemo a vobis tollet", deze vreugde zal niemand u ontnemen". 36). Dit christelijk gelof ten slotte, beminde geloovigen, het plechtanker van onze hoop, de bron van onze bovennatuurlijke liefde, vrede en blijdschap, de grondslag van de maatschappelijke orde, moeten wij ook naar buiten uitdragen. Dit kunnen wij doen op verschillende manieren: maar allen kunnen en moeten wij het doen alleen reeds door ons christelijk leven zelf, door ons voorbeeld. Op de eerste plaats nemen wij dan de vooroordeelen weg, die zoo veelvuldig om trent het Christendom heerschen. Reeds St. Petrus vermaande de geloovigen van zijn tijd: ..Leidt onder de heidenen een voor beeldig leven, opdat zij uw wandel, waar over zij u thans als boosdoeners lasteren, uit uw goede werken zullen leeren kennen op den dag der bezoeking en dan glorie zullen brengen aan God". 37). Door ons voorbeeld toonen wij vervol gens, welke macht ten goede van het Chris tendom uitgaat, toonen wij, dat ook heden nog „ons geloof de overwinning is, die ze gepraalt over de wereld". 38). Daarom zegt de Goddelijke Zaligmaker: „Zoo schij- ne uw licht voor de menschen, opdat zij uw goede werken zien en uw Vader ver heerlijken, die in den hemel is" 39). Door het zien dus van onze goede werken moe ten onze medemenschen er toe gebracht worden, om ook zelf God te kennen en te verheerlijken. Ons voorbeeld is een mach tige apologie. Onze dogma's en cerenoniën kunnen de andersdenkenden niet zoo ge makkelijk begrijpen. Doch onze deugden en goede werken zien zij; daarover kunnen zij niet van meening verschillen, die moe ten tot hen spreken. Het goede voorbeeld was de kracht der oude Christenen. Aan een wereld, die zich onbeheerscht aan het genot der zin nen overgaf, legden zij een strenge zeden wet op. Zij verkondigden de leer van een gekruisigden God, „voor de Joden een er gernis en voor de heidenen een dwaas heid". 40). Drie eeuwen lang werden zij met al de machtsmiddelen van een hei- denscben staat als aanhangers van een ver boden godsdienst onderdrukt, meestal uit gesloten van het openbare leven, herhaal delijk bloedig vervolgd. En toch overwon nen zij ondanks al die tegenwerking uit innerlijke kracht de heidensche wereld. Keizer Constantijn erkende dit en verleen de hun in 313 vrijheid van godsdienst en gelijkberechtiging met de heidenen. En toen keizer Julianus de Afvallige een hal ve eeuw later het vervallen heidendom tot een nieuw leven wilde opwekken, moest hij stervend erkennen: „Galileër, gij hebt overwonnen". En de Christenen wa ren tot dit alles in staat, omdat zij leefden volgens hun geloof, wat op de heidenen een onweerstaanbaren indruk maakte en omdat zij den moed hadden offers te bren gen voor hiun geloof en desnoods er voor te sterven. Zij hebben God liefgehad boven alles, trouw tot in den dood. De Handelingen der Apostelen verhalen ons, waarin de Christenen de kracht von den te leven uit hun geloof. „Zij bleven volharden in de leer der Apostelen en de onderlinge gemeenschap, in het breken des broods en in het gebed". 41). Dit zijn ook voor ons nog altijd de mid delen „Volharden in de leer der Aposte len": de leiding volgen van de opvolgens der Apostelen, den Paus en de Bisschop pen, „die de H. Geest als bewakers gesteld heeft, om Gods Kerk te besturen". 42). Volharden in het „breken des broods": Ihet bijwonen der H. Mis en het waardig ontvingen van het H. Sacrament des Al taars. Volharden in het gebed: doen wij den hemel geweld aan. Meermalen hebben Wij u er reeds op gewezen: steeds krach tiger wordt de propaganda van stroom in- gen en strevingen, die een ernstige bedrei ging vormen voor het christelijk geloof en de christelijke zeden; steeds sterker wordt de druk, die op ons wordt uitgeoefend, ter wijl ons vele middelen ontnomen worden om het geloof te verspreiden, te verdiepen en te verdedigen. En wederom roepen Wij u toe de woorden van St. Paulus: „Broe ders, zoekt uw sterkte in den Heer en in Zijn alvermogende krachtGrijpt daarom naar de wapenrusting Gods, om weerstand te kunnen bieden op den kwa den dag en in volle uitrusting pal te staan. Houdt u dus gereed, de lendenen omgord met de waarheid, gestoken in het pantser der gerechtigheid en de voeten geschoeid met bereidwilligheid voor het evangelie des vredes. Blijft bidden in den Geest te allen tyde met gebed en smeeking. Bidt op de eerste plaats voor onzen H. Vader, den Paus, en de nooden der Kerk. Bidt voor Ons, Uwe Bisschoppen. Met den Apostel vraagt ieder van Óns: Bidt ook voor mij", dat mij het rechte woord gege ven wordt, wanneer ik mijn mond ga ope nen, om vrijmoedig het geheim van het Evangelie te verkondigenBidt, dat ik vrijmoedig daarover blijf spreken, zooals het mijn plicht is". 43). Bidden wij ook voor ons dierbaar va derland; bidden wij voor elkander en voor geheel de arme lijdende menschheid. Roepen wij vooral ook de voorspraak in van de Moeder van Barmhartigheid, de Koningin van den vrede. Dierbare geloovigen. De H. Petrus noemt de Christenen „een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterdom". 44) „Wan delt dan overeenkomstig uw roeping". 45). De tijden zijn somber. „Als ons oog niet hooger blikte dan de stof en het vleesch, zou het nauwelyks een reden van bemoe diging vinden", zegt de H. Vader. Maar wij blikken hooger. Wij weten, dat de god delijke Voorzienigheid alles leidt en be stuurt. Al begrijpen wij thans niet, hoe Zij uitkomst zal geven, omdat wij nog slechts zien „als in een spiegel en in een raad sel", 46) wij weten, dat wij zijn in Gods hand. Hij' weet beter, wat goed voor ons is dan wij zelf en Hij weet altijd, hoe het moet. „Weest dan niet bekommerd over den dag van morgen. Want de dag van morgen zal bezorgd zijn voor zich zelf: iedere dag heeft genoeg aan zijn eigen leed". 47) „Werpt op Hem al uw bekom mernis; want Hij draagt 'zorg voor u". 48) St. Paulus, die het christelijk levenspro gram ons teekende, toont ons ook het chris telijk perspectief: „Wij worden dus niet kleinmoedig; maar al gaat onze uitwendi ge mensch ook ten onder, onze inwendige herstelt zich iederen dag. Want de tijde lijke lichte verdrukking verwerft ons een onovertroffen eeuwig gewicht van heer lijkheid. En zoo geven wij geen acht op het zichtbare, maar op het onzichtbare: het zichtbare toch is tijdelijk, maar het onzioht- bare eeuwig'. 49). En zal dit Ons gezamelijk herdelijk schrijven op Zondag Quinquagesima in alle tot Onze kerkprovincie behoorende kerken en in alle kapelen, waarover een Rector is aangesteld, onder alle vastgestelde H.H. Missen op de gebruikelijke wijze worden voorgelezen. Gegeven te Utrecht op St. Paulus5 Be keering, den 25sten Januari van het jaar 1942. t Dr. J. DE JONG, Aartsbisschop van Utrecht, t P. A. W. HOPMANS, Bisschop van Breda, t A. F. DIEPEN, Bisschop van 's-Hertogenbosch Dr. J. H. G. LEMMENS, Bisschop van Roermond, t J. P. HUIBERS, Bisschop van Haarlem. 26) II Kor. IV, 7. 27) Matth. XI, 12. 28) Matth. XI, 28, 29. 29) I Kor. X, 13. 30) Fil. IV, 13. 31) Matth. XI, 30. 32) Matth. XVI, 26. 33) Rom. VIII, 28. 34) Fillip. IV, 7. 35) Fillip. IV, 4. 36) Joh. XVI, 22. 37) I Petr. II, 12. 38) I Joh. IV, 4. 39) Matth. V, 16. 40) I. Kor. I, 23. 41) Hand. II, 42. 42) Hand. XX, 28. 43) Ef. VI, 10—20. 44) I Petr. II, 9. 45) Ef. IV, 1. 46) I. Kor. III, 12. 47) Matth. VI, 34. 48) I Petr. V, 7. 49) II Kor. IV, 16—18. Met gebruik Tan KRISP wordt Uw haver mout verdubbeld. 4539 KRISP bevat Vitamine A., B. en E. KRISP kan ook puur gebruikt worden, p. bus 68 ct. en zonder bon. Drogisterij J. VRIJENHOEK HAARLEMMERSTRAAT 119 EEN CHRISTEN STERFT De vale asch, die jongstleden Woensdag op uw keurig gescheiden brillantine-glanzen- de haar is uitgestrooid of onder het scheve hoedje op het voorhoofd is geduimd (de tegenwoordige dracht werkt daartoe beter mede dan de omgekeerde bloempotten- mode van een tiental jaren geleden) is een ieder jaar weerkeerende vermaning en herinnering van de H. Kerk, dat ge eens, over korten of langeren tijd sterven moet. Iedereen moest sterven; -y vinden het zelf even normaal als eten en drinken, en toch ligt er iets ontzettend-benauwends in, dat wij, hoe gezond en krachtig wij ons ook voelen en hoe warmpjes we er ook bij zitten, wij eens machteloos en met verlies van al ons aardsche bezit zullen uitgele verd worden aan de klamme dood. Thomas More vergelijkt de wereld met een gevan genis van ter dood-veroordeelden. Het is een prachtige, ruime gevangenis met weel de en vertier, met lekker eten en zacht slapen, maar er is geen schijn van kans, dat iemand eruit ontsnapt. De gevangenen mogen zich nog zoo leuk amuseeren, hun lei is beslist; op een goeden dag worden zij weggehaald en om hals gebracht. Wanneer je de wereld lang zoo bekijkt, is dat smorend voor alle vreugde en toch valt er tegen deze voorstelling van 's werelds beloop niets in te brengen. Wij zijn ten-doode-opgeschevenen. En wij zou den zoo graag blijven leven, en vagen het iedere dag dichterbijkomende dood vonnis liefst weg in de wazige schemering van een onbestemde toekomst. Daarom is het goed., dat de Kerk ons ieder jaar weer op de schouders tikt, ons hoofd vol ijdele plannen bestrooid met asch en ons aan spreekt: „Gedenk o mensch, dat gij stof zijt en dat gij tot stof zult wederkeeren". Dat wederkeeren tot stof gaat bij de meeste menschen met groote rampen ge paard, ziekte, pijn, benauwheid. De mensch is een wereld in 't klein, en zijn dood is de ondergang van deze mini at uur wereld en tegelijkertijd de komst van Christus met groote macht en majesteit. Vorigen keer hebben wij al gezien, hoe de Kerk haar kinderen in die schokkende uren krachtig ter zijde staat door al het gewicht van haar voorspraak als de Bruid van Christus in de weegschaal te werpen. De Kerk gaat voort en doet een gevoelvol beroep op het goddelijk mededoogen: „Om deze ziel toch zijt Gij barmhartig tot de aarde afgedaald", en voegt er een smeekbe de aan toe: „de vroegere misslagen en ver keerdheden niet te gedenken": Hij (zij) moge dan al gezondigd heb ben, den Vader, den Zoon en den Hei ligen Geest heeft hij niet verloochend, maar geloofd; ijver voor God bezat hij en trouw heeft hij den God aanbeden, die alles heeft gemaakt. Wij bidden U, wil de misslagen en onwetendheid van zijn jeugd niet ge denken, maar wees hem volgens Uw .groote barmhartigheid indachtig in den luister van Uw heerlijkheid. Dat de hemelen voor hem geopend worden en de engelen zich met hem verheugen. Ontvang hem, Heer, in Uw rijk. De Aartsengel Michael, en de de engelen, de apostelen Petrus, Paulus en Johannes en de overige apostelen „aan wien door den Heer de macht van te binden en te ont binden is gegeven", alle heiligen en uitver korenen van God worden opgeroepen den stervende tegemoet te treden en daarna wordt de tusschenkomst van Maria inge roepen: De allergoedertierenste Maagd en Moeder van God, Maria, de teedere troosteres der bedrukten, bevele de ziel van dezen dienaar N. haar Zoon aan: opdat hij dank zij die moederlijke tusschenkomst de verschrikking niet vreezen van den dood, maar zich on der haar geleide vol VT:ugde naar het 'begeerde verblijf in het hemelsch va derland begeve. Tot besluit van de gebeden der sterven den wordt aan St. Joseph „de ziel van de zen dienaar, nu deze den laatsten dood strijd uitstrijdt", allerdringendst aanbe volen. Zoo ligt ge dan, christenziel, te hijgen en te steunen in de wateren des doods, ter wijl u den heiligen naam van Jezus her haalde malen wordt toegeroepen, als even zoovele noodschreeuwen van de omstan ders op den oever, om u aan die laatste redplank vast te grijpen. Jezus' naam hoort gij van verre tot u komen boven uw eigen doodsgerochel uit. Jezus' naam verneemt ge fluisterend als ge wegzinkt in de dood en de wateren u overstroomen. Het is gebeurd. Maar nóg laat de Kerk van Jezus u niet los. Zij' bidt en smeekt om hulp voor de ziel, die het lichaam gaat verlaten, en dringt op spoed aan: Heiligen van God, snelt hem te hulp; engelen des Heeren, snelt hem tege moet, neemt zijn ziel en brengt haar voor het aanschijn van den Aller hoogste. Dat Christus u ontvange, Hij, die u geroepen heeft, en dat de engelen u leiden in den schoot van Abraham. Het „Onze Vader" en eenige aanroepin gen worden gebeden en tot slot: Heer, wij bevelen U aan de ziel van Uw dienaar (dienares) N., opdat hij, voor de wereld gestorven, voor U leve; wat hij door de zwakheid van het menschelijk leven aan zonden heeft bedreven, wisCh dat uit door de kwijt schelding van Uw barmhartigste liefde. Door Christus, onzen Heer. Amen. Terwijl de omstanders zwijgend bidden, aangegrepen door 'het drama van een mensch, die sterven moest, ligt het lichaam dood en geel tegen de kussens, een loos hulsel, waaruit de ziel is weggevloden, zooals een vlinder zich aan het winter- spinsel ontworstelt om zomer en zonne schijn binnen te wieken. De dood is bitter, soms vreeselijk bitter, en wie zou niet verlangen, dat een moe derlijk zachte hand hem den overgang van schijn naar wezen verlichtte? Die zachte hand wordt den christen toegereikt door die Kerk van Christué, Zijn Bruid en onze Moeder. Onder haar .geleide kunnen wij veilig den grooten sprong wagen. PASTOOR. door prof. P. Stammeyer 52e week 2228 Februari. Brief aan de Efesiërs 5:21einde. Brief aan de Filippenzen 1:130. De epistelles uit de huwelijksmis krijgt een nog dieper inhoud, wanneer wij haar 'besohouwen in den samenhang van den Efcsenbrief. Krachtens de goddelijke in stelling heeft het huwelijk een grootsche beteeken is als instrument in Gods hand ter voortzetting van Zijn scheppingswerk. Reeds in het Oud Verbond heeft God aan de verhouding tussohen de gehuwden een diepere beteekenis gegeven, wanneer Hij onder het beeld van een huwelijk Zijn ver houding teekent tot het uitverkoren volk: „Zooals een jongeman zijn meisje trouwt, zal Hij, die u opbouwt, u huwen; en zoo- als een bruidegom zich verheugt in zijn 'bruid, zal uw God zich verheugen in u" (Isaias 62:5). Maar Paulus is de prediker van het geheim, dat van eeuwigheid was verborgen en nu geopenbaard wordt: een onschatbare waarde krijgt het huwelijk als beeld en navolging van de band tussohen Christus en Zijn Kerk; waarlijk: dit ge heim is groot! Doch door de openbaring ervan, wordt duidelijk aangegeven de taak zoowel van den bruidegom als van de 'briud. Naar het voorbeeld van Christus moet de bruidegom als hoofd van de vrouw in oprechte liefde heersohen, in een liefde, die zichzelf geeft. Christus heeft-Zijn bruid gesierd met den ontzaggelijken rijkdom, dien Hij door Zijn verlossingswerk heeft verdiend en welke in het doopsel wordt toepast. De Apostel spreekt hier van het „Wa terbad" om de groote waarde, welke de Oosterlingen toekenden aan het „bruids- bad". Ook hierop vinden we reeds een toe speling in het Óude Testament: „Ik zwoer u trouw en sloot een verbond met u, zegt Jahwe, de Heer; zoo wordt gij de mijne! Ik wiesch u met water, spoelde het bloed van u af en zalfde u met olie. Ik deed u bonte kleeren aan, enz." (Ezekiël 16:814). De liefde van Christus is het gevolg van onze uitverkiezing om in een eenheid van leven met Hem vereenigd te zij.n als lede maten met het hoofd. Zoo moet het chris telijk huwelijk vormen een heilige en hei ligende eenheid, hetgeen slechts moge lijk is door de genade, in het Sacrament geschonken. Een mooie verhandeling over dit gedeelte vindt ge in de Encycliek van Paus Pius XI over het Christelijk Huwe lijk. (Zondag). In zijn andere vermaningen .geeft Pau lus vrijwel hetzelfde als in Kol. 3:2025. Heeft God in het Oud Verbond Zijn volk tot Zich getrokken door de belofte van aardsche belooningen, in de vervolmaking van het Nieuw Verbond moet dit worden verstaan van „geestelijke zegeningen" (6:23); alleen op deze wijze krijgt de christelijke deugd een volledige belooning. Sprekend tot de slaven laat Paulus weder om sterk uitkomen, dat alle gezag van God komt en iedere onderwerping aan het ge zag dus gelijk staat met een zich onder werpen aan God. (Maandag). In een laatste vermaning wijst Paulus op het karakter van den strijd. De krach tige vijand is ons nabij (I Petr. 5:8; zie de Joodsche opvatting Efes. 2:2) en we kun nen alleen met Gods hulp slagen. Daarom i is vooral noodig een krachtig gebed voor allen. Ook Paulus heeft die genade noo dig en beveelt zich in hun gebeden aan. Met een mededeeling over Tuohicus en een I laatste wensch besluit de Apostel zyn i WILT U IETS WETEN? Vraag: omtrent den inhoud van art. 22 van Verordening 138/1941. Antwoord: Dit is een lang artikel, dat wij bezwaarlijk in zijn geheel kunnen af drukken. Hierin wordt bepaald: le. Van het voornemen van oprichting van een niet commercieele vereeniging moet mededeeling gedaan worden aan den procureur-generaal; 2e. Wat een niet-commercieele vereeni ging is; 3e. Wat de or.der le bedoelde mededee ling moet bevatten, zooals naam, doel, sta tuten der vereeneiging, bestuursleden en oprichters; 4e. Wanneer de p.g. niet binnen 10 weken verklaart, dat de oprichting in strijd is met de openbare orde of de veiligheid kan de vereeniging haar werkzaamheeid beginnen; 5e. Na die termijn kan de vereeniging een verzoek om rechtspersoonlijkheid in dienen; 6e. Bij iedere statuten wijziging moet op nieuw mededeeling worden gedaan; 7e. De procureur-generaal kan bestaande vereenigingen ontbinden of schorsen en hun vermogen verbeurd verklaren. a 3 a ^aar *s veiligheidsmuseum in Amsterdam? Wanneer is het geopend en hoeveel is de toegangsprijs? Moet het van te voren aangevraagd worden om een geleide mede te krijgen? Kosten? Antwoord: Het Veiligheidsmuseum is voor het publiek geopend lederen werk dag van 104 uur en des Zondags van 1 4 uur. De toegangsprijs bedraagt 10 cent per persoon; voor collectieve bezoeken van meer dan 10 personen echter 5 cenf per persoon. Wanneer tijdig van te voren aan gevraagd kunnen deze collectieve bedoe ken deskundig worden rondgeleid, behal ve des Zondags. Een dergelijke rondleiding duurt 2 uren en wel of des morgens van 1012 uur of des middags van 24 uur. Vraag: Tot wie moet ik mij wenden voor kraamverzorgster. Antwoord: U kunt zich wenden tot het Wit-Gele Kruis, Koningsplein 36, Den Haag of tot de R.K. Kraamverzorging Schiekade 113a, Rotterdam of tot de R.K. Vroedvrouwenschool te Heerlen. EET EENS SCHORSENEEREN. Het Voorlichtingsbureau van den Voe dingsraad schrijft: Tot de weinige versche groenten, die men op het oogenblik kan krijgen, behoo- ren de schorseneeren. Al zijn de schorse- neeren een ware „delicatesse", de huls vrouw bedenkt zich nog wel eens even eer zy ze koopt. De tijd en moeite, die zy brief (DinsdagWoensdag). Over het eerste optreden van Paulus in Filippi spreken de handelingen 16:1240. Hij is er nog een paar maal terug geweest: verhouding tusschen den Apostel en deze kerk was zeer hartelijk, zooals we ook in de inleiding (pag. 46,8) kunnen lezen. In tegenstelling met den Efesenbrief is dit schrijven zeer persoonlijk en heeft niet het karakter van een verhandeling: vandaar ook geen groote indeeling in een leerstel lig en vermanend gedeelte. Paulus richt zich tot christenen, voor wie het vanzelf sprekend is, dat Christus „alles" is voor zijn geloovigen, dat Zijn MensChword'ing een wezenlijk geheim is van hun geloor, dat Zijn voorbeeld een levende norm is voor hun gedrag. Voor de Filippenzen, die hun aanhanke lijkheid aan Paulus reeds zoo dikwijls heb ben bewezen, behoeft hij geen beroep te doen op zyn apostelambt; de groet is daar om zeer eenvoudig. Evenals in de meeste andere brieven volgt dank aan God: in Filippi heeft de prediking van het evan gelie rijke vruchten gedragen en de Apos tel spreekt zijn vast vertrouwen uit, dat de genadewerking zal voortduren. Dat vertrouwen is gegrond op de houding der Filippenzen, die door hun sympathie en ga ven zich met het lijden en werken van den Apostel hebben vereenigd. Een zuive re liefde, niet steunend op natuurlijk en menschelijk gevoel, maar de liefde van een hart in vereeniging met Christus draagt hij hun toe: daarom bidt hij voor hen om geestelijke gaven. (Donderdag). Paulus weet, dat de Filippenzen graag persoonlijk nieuws van hem vernemen: hy geeft het op zijn manier. Wat 'hem als Apostel overkomt, zullen ze weten, dooh niets over gezondheid of den aard van zijn gevangenschap. Blijde deelt hij mede, dat zijn lotgevallen aan de prediking ten goe de zijn gekomen zoowel onder de ongeloo- vigen als de geloovigen (1:1314). Dooh er is ook een keerzijde aan deze medaille: niet alle Christenen zijn volmaakt; sommi gen prediken slechts uit jalouzie op Pau lus' succes en hopen hem te overtroeven. Hoe vergissen zich deze kleine menschen: •het gaat Paulus niet om persoonlijke be langen: „wanneer Christus maar wordt ■gepreekt!" God leidt alles ten goede voor hen, die Hem liefhebben (Rom. 8:28): daarop vertrouwt Paulus en daarom bezit hij een heilige onverschilligheid: wat God 'beschikt, is goedi Toch 'beziet hij meer de belangen van de christengemeenschap dan zijn persoonlijk voordeel: dit komt in 1:24 26 sterk uit. Omdat hij evenwel niet weet, wat gebeuren zal, geeft hij den Fi lippenzen nog een vermaning tot eensge zindheid, ook in moeilijkheden; zij hebben zijm voorbeeld. (VrijdagZaterdag). We besluiten thans ons eerste jaar „Bij bellezing". Hebt ge trouw uw bijbel gele zen, dan is een aansporing overbodig, om dat gij zelf de vruchten hebt ondervonden. Hebt ge het nog niet gedaan, probeert het dan en ge zult hoogstens spijt krijgen niet eerder begonnen te zijn: want door Gods genade" zult ge u een denkbeeld kunnen vormen van de 'breedte en lengte, de hoogte en diepte; en de liefde van Christus leeren beseffen, die alle begrip te boven gaat" (Efes. 3:18—19). Bijbellezing voor de volgende week Zondag Efes. 5:21—33 Maandag Efes. 6: 1— 9 Dinsdag Efes. 6:10—17 Woensdag Efes. 6:18einde Donderdag Filip. 1: 1—11 Vrijdag Filip. 1:12—20 Zaterdag Filip. 1:21—30 aan de bereiding meent te moeten beste den, schrikt haar af. Vroeger waren de schorseneeren in het algemeen duurder dan de andere winter groenten, tegenwoordig is dat niet het ge val. In hoofdzaak weerhoudt echter de be werkelijke bereiding de huisvrouw schor seneeren vaak op het menu te zetten. Om te voorkomen immers, dat de schor seneeren bruin kleuren, wanneer de schil eraf is, worden ze bij gedeelten geschrapt, de geschrapte stukken afgesneden en di rect in water met een scheutje azijn ge legd. Deze bewerking kost nog al wat tijd. Daarom raden wij u aan, de schorseneeren niet te schillen, maar goed schoon te boe nen en tien minuten te koken. Het schille tje is er dan gemakkelijk met duim en wijsvinger af te halen. De schorseneeren moeten, nadat zij geschild zijn, nog tien minuten koken om gaar te worden. De ge- heele bereidingswijze treft u in een van onderstaande recepten aan. Wanneer u weinig versche groenten krijgen kunt en u hebt reeds een paar maal achtereen zuurkool gegeten, maak dan eens schorseneeren klaar, dat is be ter dan dat uw toevlucht neemt tot de vrij wel waardelooze groenten uit het zout. RECEPTEN VOOR 4 PERSONEN. Schorseneeren koken. 11/2 kg. schorseneeren, wat taptemelk of water, bloem, zout, (nootmuskaat). De schorseneeren in water schoon boe nen, opzetten met wat kokend water en tien minuten voorkoken. De schorsenee ren met wat koud water overgieten en de schil er tusschen duim en wijsvinger af- stroopen. De schorseneeren in gelijke ctuk- jes snijden en in wat kokende taptemelk (ol water) en zout koken tot ze gaar zijn. Kooktijd tien minuten. De melk met wat aangemengde bloem binden en de schor seneeren erdoor mengen. Naar verkiezing wat noodmuskaat over de schorseneeren strooien. Wanneer de schorseneeren in water gekookt worden, wat tomatenpuree aan het vocht toevoegen en dit met de bloem binden. Schorsenee rensoep. 1 1/2 L. water, waarin schorseneeren ge kookt zijn en water of taptemelk, 250 gr. schorseneeren of resten schorseneeren, 1 kg. gekookte aardappelen, peterselie, zout (aroma). De schorseneeren tien min. voorkoken. (Zie vorig recept), in stukjes snijden en met de fijngemaakte aardappelen en het water (en de taptemelk) en het zout gaar en gebonden koken. Kooktijd pl.m. tien minuten. De soep naar verkiezing met wat aroma op smaak afmaken en voor het opdienen de fijngehakte peterselie toevoegen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1942 | | pagina 5