HAVERMOUT.
Slaötoxate (baeuen
ffityfreCi&zitig,
ZATERDAG 21 FEBRUARI 1942
DE I.RH>«rHE COURANT
TWEEDE BLAD - PAG. 5
VASTENBRIEF
der
Nederlandsche Bisschoppen
DE AARTSBISSCHOP EN DE
BISSCHOPPEN VAN NEDERLAND
Aan de hun toevertrouwde geestelijkheid
en geloovigen
(Vervolg)
Dierbare geloovigen, bezinnen wij ons
in dezen heiligen Vastentijd, op ons zelf
Stellen wij ons ernstig de vraag: Hebben
wij tot dusver wel uit het geloof geleefd?
Hebben wij de geboden onderhouden? Heb
ben wij vurig gebeden en Gods genade af
gesmeekt? Hebben wij niet alleen uiter
lijk, maar ook innerlijk als ware Christe
nen geleefd? En als dit niet zoo mocht ge
weest zijn hebben wij dan wel zooveel re
den om ons te beklagen over de beproe
vingen, die over ons komen? Het is zoo
■gemakkelijk de schuld op anderen te wer
pen en God te danken, dat wij niet zijn
zooals zij. Neen, als de tollenaar moeten
wij op de borst slaan en terugkeeren tot
God en Hem bidden: O, God, wees mij,
zondaar, genadig.
Wij weten het, beminde geloovigen, dat
dit alles zware offers van u kan vragen.
„Ten allen tijde", zegt St. Paulus. „dra
gen wij Jezus' doodslijden in het lichaam
rond, opdat ook Jezus leven door ons li
dhaam wordt geopenbaard" 26).
Doch Christus weet het ook: „Het rijk
der hemelen wordt met geweld bestormd
en slechts de sterken nemen 'het in". 27).
En omdat Hij het weet en van den anderen
kant onze zwakheid kent, biedt Hij ons
hiulp. Hij noodiigt ons zelf uit; „Komt al
len tot Mij, die vermoeid en belast zijt,
en Ik zal u verkwikkenDan vindt gij
rust, voor uw zielen". 28). En „God is ge
trouw, Hij zal niet toelaten, dat gij boven
uw krachten bekoord wordt, maar met de
bekoring zal Hij ook het middel geven,
om ze te kunnen doorstaan". 29). Dat mid
del is de genade, die Hij niemand weigert.
En „tot alles ben ik in staat door Hem,
die mij sterkt". 30). Dan is het vervullen
van onze Christenplichten niet overmatig
zwaar. „Want", zegt Christus, „Mijn juk is
zacht, Mijn last is licht". 31).
Ziedaar, beminde geloovigen, ons chris
telijk leven ideaal: verzakend aan de we-
reldsche begeerlijkheid, ingetogen, recht
schapen, godvruchtig te leven in deze we
reld. Dan is ons leven niet waardeloos.
Zonder ideaal is het leven leeg en ijdel.
Doch is er een hooger ideaal dan God te
dienen, onzen naaste wel te doen, ons zielf
in ieder opzicht te vervolmaken?
Dan vervullen wij ook als burgers on
zen plicht. Immers, zooals de latere Pau
sen zoo dikwijls verklaard hebben en nog
onlangs de H. Vader in zyn Kerstbood
schap: alleen het Christendom met zijn ge
loof aan een persoonlijken God en een
vaste, door Go- gesanctionneerde zeden
wet, met zijn dringende geboden van recht
vaardigheid en naastenliefde, bezit de
waarborgen voor een gezonde maatschap
pelijke orde. „Wie gelooft in Christus, in
Zijn wet, in Zijn werk van liefde en broe
derschap tusschen de menschen, zal kost
bare bouwsteenen bijdragen voor den so
cialen opbouw".
De Christenen leiden ook niet een som
ber en treurig leven, als zij verzaken aan
de wereldsche begeerlijkheid. Gelijk .reeds
in de eerste eeuwen, wordt dit ook nu nog
dikwijls beweerd. Maar het is niet zoo.
Het christelijk leven zou somber zijn, als
Ihet ware geluk bestond in zich uitleven,
in het toegeven aan hetgeen de lagere zin
nen vragen. Wie zal dit in ernst durven
beweren? Wereldsche vermaken kunnen
een tijdlang verstrooiing bieden, zij vullen
het leven niet: zij geven geen innerlijke
bevrediging. En hoe spoedig komt de ont
nuchtering en na eenige jaren de ouder
dom en daarna de onverbiddelijke dood.
„Wat baat het den mensch, zoo hij de heele
wereld wint, doch schade lijdt aan zijn
ziel?" 32).
Een christelijk leven ontneemt ons niet
het natuurlijk geluk van het aardsche be
staan. Ons geloof overstraalt alles met een
hoogeren, een bovennatuurlijken glans.
De Christen weet daardoor, dat dit aard
sche leven een opgang is tot God. Beproe
vingen kunnen ons treffen, doch „God leidt
alles ten goede voor hen, die Hem lief
hebben". 33). Zoo weten wij ons veilig in
de handen van God, onzen hemelschen Va
der en dat geeft ons een gevoel van rust
en vrede. Van dien vrede, „die alle begrip
te boven gaat", 34) die de wereld niet ge
ven kan en dien de Goddelijke Zaligmaker
zoo dikwijls zijn leerlingen heeft toege-
wenscht. En een gevolg van dien vrede,
eveneens een der vruchten van den H.
Geest, is de blijdschap der kinderen Góds,
„Verblijdt u altijd in den Heer; ik herhaal
het: verblijdt u". 35). Veel zullen wij moe
ten ontberen „gaudium vestrum nemo a
vobis tollet", deze vreugde zal niemand
u ontnemen". 36).
Dit christelijk gelof ten slotte, beminde
geloovigen, het plechtanker van onze hoop,
de bron van onze bovennatuurlijke liefde,
vrede en blijdschap, de grondslag van de
maatschappelijke orde, moeten wij ook
naar buiten uitdragen. Dit kunnen wij doen
op verschillende manieren: maar allen
kunnen en moeten wij het doen alleen
reeds door ons christelijk leven zelf, door
ons voorbeeld.
Op de eerste plaats nemen wij dan de
vooroordeelen weg, die zoo veelvuldig om
trent het Christendom heerschen. Reeds St.
Petrus vermaande de geloovigen van zijn
tijd: ..Leidt onder de heidenen een voor
beeldig leven, opdat zij uw wandel, waar
over zij u thans als boosdoeners lasteren,
uit uw goede werken zullen leeren kennen
op den dag der bezoeking en dan glorie
zullen brengen aan God". 37).
Door ons voorbeeld toonen wij vervol
gens, welke macht ten goede van het Chris
tendom uitgaat, toonen wij, dat ook heden
nog „ons geloof de overwinning is, die ze
gepraalt over de wereld". 38). Daarom
zegt de Goddelijke Zaligmaker: „Zoo schij-
ne uw licht voor de menschen, opdat zij
uw goede werken zien en uw Vader ver
heerlijken, die in den hemel is" 39). Door
het zien dus van onze goede werken moe
ten onze medemenschen er toe gebracht
worden, om ook zelf God te kennen en te
verheerlijken. Ons voorbeeld is een mach
tige apologie. Onze dogma's en cerenoniën
kunnen de andersdenkenden niet zoo ge
makkelijk begrijpen. Doch onze deugden
en goede werken zien zij; daarover kunnen
zij niet van meening verschillen, die moe
ten tot hen spreken.
Het goede voorbeeld was de kracht der
oude Christenen. Aan een wereld, die
zich onbeheerscht aan het genot der zin
nen overgaf, legden zij een strenge zeden
wet op. Zij verkondigden de leer van een
gekruisigden God, „voor de Joden een er
gernis en voor de heidenen een dwaas
heid". 40). Drie eeuwen lang werden zij
met al de machtsmiddelen van een hei-
denscben staat als aanhangers van een ver
boden godsdienst onderdrukt, meestal uit
gesloten van het openbare leven, herhaal
delijk bloedig vervolgd. En toch overwon
nen zij ondanks al die tegenwerking uit
innerlijke kracht de heidensche wereld.
Keizer Constantijn erkende dit en verleen
de hun in 313 vrijheid van godsdienst en
gelijkberechtiging met de heidenen. En
toen keizer Julianus de Afvallige een hal
ve eeuw later het vervallen heidendom
tot een nieuw leven wilde opwekken,
moest hij stervend erkennen: „Galileër, gij
hebt overwonnen". En de Christenen wa
ren tot dit alles in staat, omdat zij leefden
volgens hun geloof, wat op de heidenen
een onweerstaanbaren indruk maakte en
omdat zij den moed hadden offers te bren
gen voor hiun geloof en desnoods er voor
te sterven. Zij hebben God liefgehad boven
alles, trouw tot in den dood.
De Handelingen der Apostelen verhalen
ons, waarin de Christenen de kracht von
den te leven uit hun geloof. „Zij bleven
volharden in de leer der Apostelen en de
onderlinge gemeenschap, in het breken
des broods en in het gebed". 41).
Dit zijn ook voor ons nog altijd de mid
delen „Volharden in de leer der Aposte
len": de leiding volgen van de opvolgens
der Apostelen, den Paus en de Bisschop
pen, „die de H. Geest als bewakers gesteld
heeft, om Gods Kerk te besturen". 42).
Volharden in het „breken des broods":
Ihet bijwonen der H. Mis en het waardig
ontvingen van het H. Sacrament des Al
taars. Volharden in het gebed: doen wij
den hemel geweld aan. Meermalen hebben
Wij u er reeds op gewezen: steeds krach
tiger wordt de propaganda van stroom in-
gen en strevingen, die een ernstige bedrei
ging vormen voor het christelijk geloof en
de christelijke zeden; steeds sterker wordt
de druk, die op ons wordt uitgeoefend, ter
wijl ons vele middelen ontnomen worden
om het geloof te verspreiden, te verdiepen
en te verdedigen. En wederom roepen Wij
u toe de woorden van St. Paulus: „Broe
ders, zoekt uw sterkte in den Heer en in
Zijn alvermogende krachtGrijpt
daarom naar de wapenrusting Gods, om
weerstand te kunnen bieden op den kwa
den dag en in volle uitrusting pal te staan.
Houdt u dus gereed, de lendenen omgord
met de waarheid, gestoken in het pantser
der gerechtigheid en de voeten geschoeid
met bereidwilligheid voor het evangelie
des vredes. Blijft bidden in den Geest te
allen tyde met gebed en smeeking. Bidt
op de eerste plaats voor onzen H. Vader,
den Paus, en de nooden der Kerk. Bidt
voor Ons, Uwe Bisschoppen. Met den
Apostel vraagt ieder van Óns: Bidt ook
voor mij", dat mij het rechte woord gege
ven wordt, wanneer ik mijn mond ga ope
nen, om vrijmoedig het geheim van het
Evangelie te verkondigenBidt, dat ik
vrijmoedig daarover blijf spreken, zooals
het mijn plicht is". 43).
Bidden wij ook voor ons dierbaar va
derland; bidden wij voor elkander en voor
geheel de arme lijdende menschheid.
Roepen wij vooral ook de voorspraak in
van de Moeder van Barmhartigheid, de
Koningin van den vrede.
Dierbare geloovigen. De H. Petrus noemt
de Christenen „een uitverkoren geslacht,
een koninklijk priesterdom". 44) „Wan
delt dan overeenkomstig uw roeping". 45).
De tijden zijn somber. „Als ons oog niet
hooger blikte dan de stof en het vleesch,
zou het nauwelyks een reden van bemoe
diging vinden", zegt de H. Vader. Maar
wij blikken hooger. Wij weten, dat de god
delijke Voorzienigheid alles leidt en be
stuurt. Al begrijpen wij thans niet, hoe Zij
uitkomst zal geven, omdat wij nog slechts
zien „als in een spiegel en in een raad
sel", 46) wij weten, dat wij zijn in Gods
hand. Hij' weet beter, wat goed voor ons
is dan wij zelf en Hij weet altijd, hoe het
moet. „Weest dan niet bekommerd over
den dag van morgen. Want de dag van
morgen zal bezorgd zijn voor zich zelf:
iedere dag heeft genoeg aan zijn eigen
leed". 47) „Werpt op Hem al uw bekom
mernis; want Hij draagt 'zorg voor u". 48)
St. Paulus, die het christelijk levenspro
gram ons teekende, toont ons ook het chris
telijk perspectief: „Wij worden dus niet
kleinmoedig; maar al gaat onze uitwendi
ge mensch ook ten onder, onze inwendige
herstelt zich iederen dag. Want de tijde
lijke lichte verdrukking verwerft ons een
onovertroffen eeuwig gewicht van heer
lijkheid. En zoo geven wij geen acht op
het zichtbare, maar op het onzichtbare: het
zichtbare toch is tijdelijk, maar het onzioht-
bare eeuwig'. 49).
En zal dit Ons gezamelijk herdelijk
schrijven op Zondag Quinquagesima in alle
tot Onze kerkprovincie behoorende kerken
en in alle kapelen, waarover een Rector is
aangesteld, onder alle vastgestelde H.H.
Missen op de gebruikelijke wijze worden
voorgelezen.
Gegeven te Utrecht op St. Paulus5 Be
keering, den 25sten Januari van het jaar
1942.
t Dr. J. DE JONG,
Aartsbisschop van Utrecht,
t P. A. W. HOPMANS,
Bisschop van Breda,
t A. F. DIEPEN,
Bisschop van 's-Hertogenbosch
Dr. J. H. G. LEMMENS,
Bisschop van Roermond,
t J. P. HUIBERS,
Bisschop van Haarlem.
26) II Kor. IV, 7. 27) Matth. XI, 12. 28)
Matth. XI, 28, 29. 29) I Kor. X, 13. 30) Fil.
IV, 13. 31) Matth. XI, 30. 32) Matth. XVI,
26. 33) Rom. VIII, 28. 34) Fillip. IV, 7.
35) Fillip. IV, 4. 36) Joh. XVI, 22. 37) I
Petr. II, 12. 38) I Joh. IV, 4. 39) Matth. V,
16. 40) I. Kor. I, 23. 41) Hand. II, 42. 42)
Hand. XX, 28. 43) Ef. VI, 10—20. 44) I Petr.
II, 9. 45) Ef. IV, 1. 46) I. Kor. III, 12. 47)
Matth. VI, 34. 48) I Petr. V, 7. 49) II Kor.
IV, 16—18.
Met gebruik Tan KRISP wordt Uw haver
mout verdubbeld. 4539
KRISP bevat Vitamine A., B. en E. KRISP
kan ook puur gebruikt worden, p. bus 68 ct.
en zonder bon.
Drogisterij J. VRIJENHOEK
HAARLEMMERSTRAAT 119
EEN CHRISTEN STERFT
De vale asch, die jongstleden Woensdag op
uw keurig gescheiden brillantine-glanzen-
de haar is uitgestrooid of onder het scheve
hoedje op het voorhoofd is geduimd (de
tegenwoordige dracht werkt daartoe beter
mede dan de omgekeerde bloempotten-
mode van een tiental jaren geleden) is een
ieder jaar weerkeerende vermaning en
herinnering van de H. Kerk, dat ge eens,
over korten of langeren tijd sterven moet.
Iedereen moest sterven; -y vinden het
zelf even normaal als eten en drinken, en
toch ligt er iets ontzettend-benauwends in,
dat wij, hoe gezond en krachtig wij ons
ook voelen en hoe warmpjes we er ook bij
zitten, wij eens machteloos en met verlies
van al ons aardsche bezit zullen uitgele
verd worden aan de klamme dood. Thomas
More vergelijkt de wereld met een gevan
genis van ter dood-veroordeelden. Het is
een prachtige, ruime gevangenis met weel
de en vertier, met lekker eten en zacht
slapen, maar er is geen schijn van kans,
dat iemand eruit ontsnapt. De gevangenen
mogen zich nog zoo leuk amuseeren, hun
lei is beslist; op een goeden dag worden
zij weggehaald en om hals gebracht.
Wanneer je de wereld lang zoo bekijkt,
is dat smorend voor alle vreugde en
toch valt er tegen deze voorstelling van
's werelds beloop niets in te brengen. Wij
zijn ten-doode-opgeschevenen. En wij zou
den zoo graag blijven leven, en vagen
het iedere dag dichterbijkomende dood
vonnis liefst weg in de wazige schemering
van een onbestemde toekomst. Daarom is
het goed., dat de Kerk ons ieder jaar weer
op de schouders tikt, ons hoofd vol ijdele
plannen bestrooid met asch en ons aan
spreekt: „Gedenk o mensch, dat gij stof
zijt en dat gij tot stof zult wederkeeren".
Dat wederkeeren tot stof gaat bij de
meeste menschen met groote rampen ge
paard, ziekte, pijn, benauwheid. De mensch
is een wereld in 't klein, en zijn dood is
de ondergang van deze mini at uur wereld
en tegelijkertijd de komst van Christus
met groote macht en majesteit.
Vorigen keer hebben wij al gezien, hoe
de Kerk haar kinderen in die schokkende
uren krachtig ter zijde staat door al het
gewicht van haar voorspraak als de Bruid
van Christus in de weegschaal te werpen.
De Kerk gaat voort en doet een gevoelvol
beroep op het goddelijk mededoogen: „Om
deze ziel toch zijt Gij barmhartig tot de
aarde afgedaald", en voegt er een smeekbe
de aan toe: „de vroegere misslagen en ver
keerdheden niet te gedenken":
Hij (zij) moge dan al gezondigd heb
ben, den Vader, den Zoon en den Hei
ligen Geest heeft hij niet verloochend,
maar geloofd; ijver voor God bezat hij
en trouw heeft hij den God aanbeden,
die alles heeft gemaakt.
Wij bidden U, wil de misslagen en
onwetendheid van zijn jeugd niet ge
denken, maar wees hem volgens Uw
.groote barmhartigheid indachtig in
den luister van Uw heerlijkheid.
Dat de hemelen voor hem geopend
worden en de engelen zich met hem
verheugen. Ontvang hem, Heer, in Uw
rijk.
De Aartsengel Michael, en de de engelen,
de apostelen Petrus, Paulus en Johannes
en de overige apostelen „aan wien door den
Heer de macht van te binden en te ont
binden is gegeven", alle heiligen en uitver
korenen van God worden opgeroepen den
stervende tegemoet te treden en daarna
wordt de tusschenkomst van Maria inge
roepen:
De allergoedertierenste Maagd en
Moeder van God, Maria, de teedere
troosteres der bedrukten, bevele de
ziel van dezen dienaar N. haar Zoon
aan: opdat hij dank zij die moederlijke
tusschenkomst de verschrikking niet
vreezen van den dood, maar zich on
der haar geleide vol VT:ugde naar het
'begeerde verblijf in het hemelsch va
derland begeve.
Tot besluit van de gebeden der sterven
den wordt aan St. Joseph „de ziel van de
zen dienaar, nu deze den laatsten dood
strijd uitstrijdt", allerdringendst aanbe
volen.
Zoo ligt ge dan, christenziel, te hijgen
en te steunen in de wateren des doods, ter
wijl u den heiligen naam van Jezus her
haalde malen wordt toegeroepen, als even
zoovele noodschreeuwen van de omstan
ders op den oever, om u aan die laatste
redplank vast te grijpen.
Jezus' naam hoort gij van verre tot u
komen boven uw eigen doodsgerochel uit.
Jezus' naam verneemt ge fluisterend als
ge wegzinkt in de dood en de wateren u
overstroomen.
Het is gebeurd.
Maar nóg laat de Kerk van Jezus u niet
los. Zij' bidt en smeekt om hulp voor de
ziel, die het lichaam gaat verlaten, en
dringt op spoed aan:
Heiligen van God, snelt hem te hulp;
engelen des Heeren, snelt hem tege
moet, neemt zijn ziel en brengt haar
voor het aanschijn van den Aller
hoogste.
Dat Christus u ontvange, Hij, die u
geroepen heeft, en dat de engelen u
leiden in den schoot van Abraham.
Het „Onze Vader" en eenige aanroepin
gen worden gebeden en tot slot:
Heer, wij bevelen U aan de ziel van
Uw dienaar (dienares) N., opdat hij,
voor de wereld gestorven, voor U leve;
wat hij door de zwakheid van het
menschelijk leven aan zonden heeft
bedreven, wisCh dat uit door de kwijt
schelding van Uw barmhartigste liefde.
Door Christus, onzen Heer. Amen.
Terwijl de omstanders zwijgend bidden,
aangegrepen door 'het drama van een
mensch, die sterven moest, ligt het lichaam
dood en geel tegen de kussens, een loos
hulsel, waaruit de ziel is weggevloden,
zooals een vlinder zich aan het winter-
spinsel ontworstelt om zomer en zonne
schijn binnen te wieken.
De dood is bitter, soms vreeselijk bitter,
en wie zou niet verlangen, dat een moe
derlijk zachte hand hem den overgang van
schijn naar wezen verlichtte? Die zachte
hand wordt den christen toegereikt door
die Kerk van Christué, Zijn Bruid en onze
Moeder. Onder haar .geleide kunnen wij
veilig den grooten sprong wagen.
PASTOOR.
door prof. P. Stammeyer
52e week 2228 Februari.
Brief aan de Efesiërs 5:21einde.
Brief aan de Filippenzen 1:130.
De epistelles uit de huwelijksmis krijgt
een nog dieper inhoud, wanneer wij haar
'besohouwen in den samenhang van den
Efcsenbrief. Krachtens de goddelijke in
stelling heeft het huwelijk een grootsche
beteeken is als instrument in Gods hand ter
voortzetting van Zijn scheppingswerk.
Reeds in het Oud Verbond heeft God aan
de verhouding tussohen de gehuwden een
diepere beteekenis gegeven, wanneer Hij
onder het beeld van een huwelijk Zijn ver
houding teekent tot het uitverkoren volk:
„Zooals een jongeman zijn meisje trouwt,
zal Hij, die u opbouwt, u huwen; en zoo-
als een bruidegom zich verheugt in zijn
'bruid, zal uw God zich verheugen in u"
(Isaias 62:5). Maar Paulus is de prediker
van het geheim, dat van eeuwigheid was
verborgen en nu geopenbaard wordt: een
onschatbare waarde krijgt het huwelijk
als beeld en navolging van de band tussohen
Christus en Zijn Kerk; waarlijk: dit ge
heim is groot! Doch door de openbaring
ervan, wordt duidelijk aangegeven de taak
zoowel van den bruidegom als van de
'briud. Naar het voorbeeld van Christus
moet de bruidegom als hoofd van de vrouw
in oprechte liefde heersohen, in een liefde,
die zichzelf geeft. Christus heeft-Zijn bruid
gesierd met den ontzaggelijken rijkdom,
dien Hij door Zijn verlossingswerk heeft
verdiend en welke in het doopsel wordt
toepast.
De Apostel spreekt hier van het „Wa
terbad" om de groote waarde, welke de
Oosterlingen toekenden aan het „bruids-
bad". Ook hierop vinden we reeds een toe
speling in het Óude Testament: „Ik zwoer
u trouw en sloot een verbond met u, zegt
Jahwe, de Heer; zoo wordt gij de mijne!
Ik wiesch u met water, spoelde het bloed
van u af en zalfde u met olie. Ik deed u
bonte kleeren aan, enz." (Ezekiël 16:814).
De liefde van Christus is het gevolg van
onze uitverkiezing om in een eenheid van
leven met Hem vereenigd te zij.n als lede
maten met het hoofd. Zoo moet het chris
telijk huwelijk vormen een heilige en hei
ligende eenheid, hetgeen slechts moge
lijk is door de genade, in het Sacrament
geschonken. Een mooie verhandeling over
dit gedeelte vindt ge in de Encycliek van
Paus Pius XI over het Christelijk Huwe
lijk. (Zondag).
In zijn andere vermaningen .geeft Pau
lus vrijwel hetzelfde als in Kol. 3:2025.
Heeft God in het Oud Verbond Zijn volk
tot Zich getrokken door de belofte van
aardsche belooningen, in de vervolmaking
van het Nieuw Verbond moet dit worden
verstaan van „geestelijke zegeningen"
(6:23); alleen op deze wijze krijgt de
christelijke deugd een volledige belooning.
Sprekend tot de slaven laat Paulus weder
om sterk uitkomen, dat alle gezag van God
komt en iedere onderwerping aan het ge
zag dus gelijk staat met een zich onder
werpen aan God. (Maandag).
In een laatste vermaning wijst Paulus
op het karakter van den strijd. De krach
tige vijand is ons nabij (I Petr. 5:8; zie de
Joodsche opvatting Efes. 2:2) en we kun
nen alleen met Gods hulp slagen. Daarom i
is vooral noodig een krachtig gebed voor
allen. Ook Paulus heeft die genade noo
dig en beveelt zich in hun gebeden aan.
Met een mededeeling over Tuohicus en een I
laatste wensch besluit de Apostel zyn i
WILT U IETS WETEN?
Vraag: omtrent den inhoud van art. 22
van Verordening 138/1941.
Antwoord: Dit is een lang artikel, dat
wij bezwaarlijk in zijn geheel kunnen af
drukken. Hierin wordt bepaald:
le. Van het voornemen van oprichting
van een niet commercieele vereeniging
moet mededeeling gedaan worden aan den
procureur-generaal;
2e. Wat een niet-commercieele vereeni
ging is;
3e. Wat de or.der le bedoelde mededee
ling moet bevatten, zooals naam, doel, sta
tuten der vereeneiging, bestuursleden en
oprichters;
4e. Wanneer de p.g. niet binnen 10 weken
verklaart, dat de oprichting in strijd is met
de openbare orde of de veiligheid kan de
vereeniging haar werkzaamheeid beginnen;
5e. Na die termijn kan de vereeniging
een verzoek om rechtspersoonlijkheid in
dienen;
6e. Bij iedere statuten wijziging moet op
nieuw mededeeling worden gedaan;
7e. De procureur-generaal kan bestaande
vereenigingen ontbinden of schorsen en
hun vermogen verbeurd verklaren.
a 3 a ^aar *s veiligheidsmuseum
in Amsterdam? Wanneer is het geopend
en hoeveel is de toegangsprijs? Moet het
van te voren aangevraagd worden om
een geleide mede te krijgen? Kosten?
Antwoord: Het Veiligheidsmuseum
is voor het publiek geopend lederen werk
dag van 104 uur en des Zondags van 1
4 uur. De toegangsprijs bedraagt 10 cent
per persoon; voor collectieve bezoeken van
meer dan 10 personen echter 5 cenf per
persoon. Wanneer tijdig van te voren aan
gevraagd kunnen deze collectieve bedoe
ken deskundig worden rondgeleid, behal
ve des Zondags. Een dergelijke rondleiding
duurt 2 uren en wel of des morgens van
1012 uur of des middags van 24 uur.
Vraag: Tot wie moet ik mij wenden
voor kraamverzorgster.
Antwoord: U kunt zich wenden tot
het Wit-Gele Kruis, Koningsplein 36, Den
Haag of tot de R.K. Kraamverzorging
Schiekade 113a, Rotterdam of tot de R.K.
Vroedvrouwenschool te Heerlen.
EET EENS SCHORSENEEREN.
Het Voorlichtingsbureau van den Voe
dingsraad schrijft:
Tot de weinige versche groenten, die
men op het oogenblik kan krijgen, behoo-
ren de schorseneeren. Al zijn de schorse-
neeren een ware „delicatesse", de huls
vrouw bedenkt zich nog wel eens even
eer zy ze koopt. De tijd en moeite, die zy
brief (DinsdagWoensdag).
Over het eerste optreden van Paulus in
Filippi spreken de handelingen 16:1240.
Hij is er nog een paar maal terug geweest:
verhouding tusschen den Apostel en deze
kerk was zeer hartelijk, zooals we ook in
de inleiding (pag. 46,8) kunnen lezen. In
tegenstelling met den Efesenbrief is dit
schrijven zeer persoonlijk en heeft niet het
karakter van een verhandeling: vandaar
ook geen groote indeeling in een leerstel
lig en vermanend gedeelte. Paulus richt
zich tot christenen, voor wie het vanzelf
sprekend is, dat Christus „alles" is voor
zijn geloovigen, dat Zijn MensChword'ing
een wezenlijk geheim is van hun geloor,
dat Zijn voorbeeld een levende norm is
voor hun gedrag.
Voor de Filippenzen, die hun aanhanke
lijkheid aan Paulus reeds zoo dikwijls heb
ben bewezen, behoeft hij geen beroep te
doen op zyn apostelambt; de groet is daar
om zeer eenvoudig. Evenals in de meeste
andere brieven volgt dank aan God: in
Filippi heeft de prediking van het evan
gelie rijke vruchten gedragen en de Apos
tel spreekt zijn vast vertrouwen uit, dat
de genadewerking zal voortduren. Dat
vertrouwen is gegrond op de houding der
Filippenzen, die door hun sympathie en ga
ven zich met het lijden en werken van
den Apostel hebben vereenigd. Een zuive
re liefde, niet steunend op natuurlijk en
menschelijk gevoel, maar de liefde van een
hart in vereeniging met Christus draagt hij
hun toe: daarom bidt hij voor hen om
geestelijke gaven. (Donderdag).
Paulus weet, dat de Filippenzen graag
persoonlijk nieuws van hem vernemen: hy
geeft het op zijn manier. Wat 'hem als
Apostel overkomt, zullen ze weten, dooh
niets over gezondheid of den aard van zijn
gevangenschap. Blijde deelt hij mede, dat
zijn lotgevallen aan de prediking ten goe
de zijn gekomen zoowel onder de ongeloo-
vigen als de geloovigen (1:1314). Dooh
er is ook een keerzijde aan deze medaille:
niet alle Christenen zijn volmaakt; sommi
gen prediken slechts uit jalouzie op Pau
lus' succes en hopen hem te overtroeven.
Hoe vergissen zich deze kleine menschen:
•het gaat Paulus niet om persoonlijke be
langen: „wanneer Christus maar wordt
■gepreekt!" God leidt alles ten goede voor
hen, die Hem liefhebben (Rom. 8:28):
daarop vertrouwt Paulus en daarom bezit
hij een heilige onverschilligheid: wat God
'beschikt, is goedi Toch 'beziet hij meer de
belangen van de christengemeenschap dan
zijn persoonlijk voordeel: dit komt in 1:24
26 sterk uit. Omdat hij evenwel niet
weet, wat gebeuren zal, geeft hij den Fi
lippenzen nog een vermaning tot eensge
zindheid, ook in moeilijkheden; zij hebben
zijm voorbeeld. (VrijdagZaterdag).
We besluiten thans ons eerste jaar „Bij
bellezing". Hebt ge trouw uw bijbel gele
zen, dan is een aansporing overbodig, om
dat gij zelf de vruchten hebt ondervonden.
Hebt ge het nog niet gedaan, probeert het
dan en ge zult hoogstens spijt krijgen niet
eerder begonnen te zijn: want door Gods
genade" zult ge u een denkbeeld kunnen
vormen van de 'breedte en lengte, de hoogte
en diepte; en de liefde van Christus leeren
beseffen, die alle begrip te boven gaat"
(Efes. 3:18—19).
Bijbellezing voor de volgende week
Zondag
Efes. 5:21—33
Maandag
Efes. 6: 1— 9
Dinsdag
Efes. 6:10—17
Woensdag
Efes. 6:18einde
Donderdag
Filip. 1: 1—11
Vrijdag
Filip. 1:12—20
Zaterdag
Filip. 1:21—30
aan de bereiding meent te moeten beste
den, schrikt haar af.
Vroeger waren de schorseneeren in het
algemeen duurder dan de andere winter
groenten, tegenwoordig is dat niet het ge
val. In hoofdzaak weerhoudt echter de be
werkelijke bereiding de huisvrouw schor
seneeren vaak op het menu te zetten.
Om te voorkomen immers, dat de schor
seneeren bruin kleuren, wanneer de schil
eraf is, worden ze bij gedeelten geschrapt,
de geschrapte stukken afgesneden en di
rect in water met een scheutje azijn ge
legd. Deze bewerking kost nog al wat tijd.
Daarom raden wij u aan, de schorseneeren
niet te schillen, maar goed schoon te boe
nen en tien minuten te koken. Het schille
tje is er dan gemakkelijk met duim en
wijsvinger af te halen. De schorseneeren
moeten, nadat zij geschild zijn, nog tien
minuten koken om gaar te worden. De ge-
heele bereidingswijze treft u in een van
onderstaande recepten aan.
Wanneer u weinig versche groenten
krijgen kunt en u hebt reeds een paar
maal achtereen zuurkool gegeten, maak
dan eens schorseneeren klaar, dat is be
ter dan dat uw toevlucht neemt tot de vrij
wel waardelooze groenten uit het zout.
RECEPTEN VOOR 4 PERSONEN.
Schorseneeren koken.
11/2 kg. schorseneeren, wat taptemelk
of water, bloem, zout, (nootmuskaat).
De schorseneeren in water schoon boe
nen, opzetten met wat kokend water en
tien minuten voorkoken. De schorsenee
ren met wat koud water overgieten en de
schil er tusschen duim en wijsvinger af-
stroopen. De schorseneeren in gelijke ctuk-
jes snijden en in wat kokende taptemelk
(ol water) en zout koken tot ze gaar zijn.
Kooktijd tien minuten. De melk met wat
aangemengde bloem binden en de schor
seneeren erdoor mengen. Naar verkiezing
wat noodmuskaat over de schorseneeren
strooien. Wanneer de schorseneeren in
water gekookt worden, wat tomatenpuree
aan het vocht toevoegen en dit met de
bloem binden.
Schorsenee rensoep.
1 1/2 L. water, waarin schorseneeren ge
kookt zijn en water of taptemelk, 250 gr.
schorseneeren of resten schorseneeren, 1
kg. gekookte aardappelen, peterselie, zout
(aroma).
De schorseneeren tien min. voorkoken.
(Zie vorig recept), in stukjes snijden en
met de fijngemaakte aardappelen en het
water (en de taptemelk) en het zout gaar
en gebonden koken. Kooktijd pl.m. tien
minuten.
De soep naar verkiezing met wat aroma
op smaak afmaken en voor het opdienen
de fijngehakte peterselie toevoegen.